Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z (1811)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z
Afbeelding van Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-ZToon afbeelding van titelpagina van Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.43 MB)

Scans (256.03 MB)

ebook (4.65 MB)

XML (1.59 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederduitsch taalkundig woordenboek. W-Z

(1811)–P. Weiland–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Zwijgen]

ZWIJGEN, bedr. en onz. w,, ongelijkvl. Ik zweeg, heb gezwegen. Eigenlijk, zijne stem niet laten hooren, en in eene bepaaldere beteekenis, niet spreken: als hij dit gezegd had, zweeg hij. Dat uwe vrouwen swijghen in de gemeijnte. Bijbelv. Zwijg! zeg ik u. Ik heb lang genoeg gezwegen. Zich te bersten zwijgen, zoo lang zwijgen, dat men bijkans bersten zou. Stil zwijgen is eigenlijk eene overtolligheid, voor enkel zwijgen. Van iets zwijgen, daarvan niet spreken. Op iets zwijgen, daarop niets zeggen. Voor iemand zwijgen,

[pagina 456]
[p. 456]

in zijne tegenwoordigheid, uit vrees, uit eerbied, voor hem, niet spreken. Wijders, een geheim bewawaren, eene toevertrouwde zaak niet door woorden bekend maken: kunt gij zwijgen? Hij kan volstrekt niet zwijgen. - Figuurlijk, ophouden werkzaam te zijn: in den krijg moeten de wetten zwijgen. Eindelijk zweeg de wind, het werd stil. - Fraai bezigt Vond. dit woord omtrent eene weegschaal: De tong der weegschaal zweeg zoo langze in tegenwigt bleef twijfelen. - Als een bedrijvend werkw., wordt het voor verzwijgen, verbergen, verholen houden, gebezigd: hij kan zijne eigene schande niet zwijgen. Dat kan ik niet zwijgen. Van hier zwijger, zwijging, zwijgster, enz. Zamenstell.: verzwijgen, enz. - Stilzwijgend, stilzwijgendheid.

Zwijgen, Kil. swijghen, hoogd. schweigen, Kero suigeen, Ottfrid. suigan, neders. swigen, angels. swighan. Adelung houdt zwijgen voor eene figuur van wijken, zwijken, zwichten. In het zweed. is sviga wijken; en Ottfrid. bezigt suichan, voor verlaten. Bij Hornegk komt dagen voor zwijgen, voor, het welk, even als het zweedsche tiga, zwijgen, zijne verwantschap met het lat. tacere niet kan verloochenen; gelijk ook het gr. σιγαν daartoe behoort.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken