Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Feesten, zeden, gebruiken en spreekwoorden in Limburg (1982)

Informatie terzijde

Titelpagina van Feesten, zeden, gebruiken en spreekwoorden in Limburg
Afbeelding van Feesten, zeden, gebruiken en spreekwoorden in LimburgToon afbeelding van titelpagina van Feesten, zeden, gebruiken en spreekwoorden in Limburg

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.76 MB)

Scans (5.50 MB)

ebook (2.97 MB)

XML (0.30 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Feesten, zeden, gebruiken en spreekwoorden in Limburg

(1982)–H. Welters–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

W

Waar een begin is, moet een einde zijn.
Waar de brouwer is, behoeft de bakker niet te zijn (wie veel drinkt, behoeft weinig te eten).
Waar niets is, verliest de keizer zijn recht, of baard.
Wat men spaart voor den mond, vreet kat of hond.
Weten waar de hond gebonden is (de zaak kennen).
Wat in de hand hebben (sterk of rijk zijn).
Wat in de mouw hebben (sterk stof).
Waar de hond gejongd is, daar is hij het liefst, of oost, west, thuis best.
Wat nu gezongen? zei de koster, toen stond de kerk in brand.
Well is Well, maar in alle huizen is het niet wel. (pl. Noord-Limb.)
Weit veil hebben (de muts op een oor, wind maken).
Weêr maken (als de slaapmuts nog op zit).
Witte haren zijn kerkhofbloempjes.
Wat in het garen hangen (iets vertellen, dat twist of verdriet veroorzaakt).
Water in zijnen wijn doen (bijdraaien, zijne eischen lager stellen).
Woorden wekken, voorbeelden trekken (door daden is 't het best preeken).
Wie het niet dik heeft, die heeft het dun.
[pagina 114]
[p. 114]
Wikt eer gij waagt (overlegt eer gij iets onderneemt).
Waar het volk is, daar is de nering (waar gezelschap is, daar wil men heen).
Waar men mede verkeert, daar wordt men mede geëerd.
Waar geen schapen zijn, daar is ook geen wol.
Waar hij staat, daar staat hij (luiaard).
Wat Pietje niet leert, zal Piet niet weten.
Wat onder elkander roeren (dolle praat verkoopen).
Waar het varken geheel aan den zolder hangt, deugt het niet (bij al te zuinige lui is de keuken schraal).
Waar netels groeien, kunnen ook planten groeien (men moet geen grond onbeplant laten).
Waar die gezeten heeft, behoeft zich niemand meer te zetten ('t is een goede eter).
Water of koren op zijn molen (dat komt hem van pas).
Wij gelooven allen aan één God, maar wij eten niet allen uit éénen schotel.
Wat ik niet weet, maakt mij niet heet (deert mij niet).
Wat jong is, speelt graag; wat oud is, bromt, of praat graag.
Wat te laat is, is veel te laat.
Wij zijn God maar eenen dood schuldig.
Waarheid en vet zwemmen toch op het laatst boven.
Water is water, maar wijn roert den snater (wie veel drinkt, praat veel).
Waar men zingt, daar laat u neder, zei de duivel, toen zette hij zich op een bijenzwerm.
Waar de heining het laagst is, daar stijgt men er over.
Wat de boer niet kent, dat eet hij ook niet (hij is voorzichtig).
Wat u niet brandt, behoeft ge ook niet te lesschen.
Wat het oog niet ziet, doet het hart geen pijn (wat men niet kent, verlangt men niet).
Wat iemand inbrokt, moet hij ook uiteten.
Wat recht is, moet recht blijven.
Wat goed is, moet men goed laten.
Waar nu naar toe, zei de vos, toen zat hij in de val.
Wat men al beleeft, als men oud wordt, zei de heks, toen moest ze verbrand worden.
Wat een haak wil worden, buigt zich in tijd, zei de zoon van den gauwdief, toen stal hij zijn vader de broek van het lijf (früh übt sich was ein Meister werden will).
Wat de gewoonte toch doet, zei de kleermaker, toen stal hij een stuk van zijn eigen broek.
Weldoen zal wel vinden.
Wie iets verdient, moet iets hebben (de zondaar moet gestraft worden).


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken