Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Boy (1930)

Informatie terzijde

Titelpagina van Boy
Afbeelding van BoyToon afbeelding van titelpagina van Boy

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.75 MB)

Scans (10.97 MB)

XML (0.24 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Boy

(1930)–Henri van Wermeskerken–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 153]
[p. 153]

XXVII

DAT was Boy haar komen zeggen.

Overstelpt zat zij haar jongen aan te zien in niet volkomen begrijpen van wat er nu plotseling veranderd was in haar leven.

Zij zag van hem naar den brief en van den brief weer naar hem, en dacht stil aan de spreuk, die haar moeder haar vroeger meegegeven had in het leven, maar die zij vergeten was door het leven.

 
Een mensch lijdt dikwijls het meest
 
Door het lijden dat hij vreest,
 
Doch dat nooit op zal dagen,
 
Zoo heeft hij meer te dragen,
 
Dan God te dragen geeft.

Zij zag, hoe Boy den brief opnam, even door las en hem in de papiermand liet glijden.

En buiten zag zij de herfst..., die nu was als haar leven.

En zij voelde, dat die herfst schoon en goed was.

Diep voelde zij met Paulus, dat zij ‘moest vergeten, wat achter was’.

 

Maar de emoties der laatste maanden hadden haar te zeer aangegrepen.

Zij werd ziek.

Gedurende weken sloopten zenuwkoortsen haar krachten.

Indien zij alleen geweest was, zou zij er misschien in

[pagina 154]
[p. 154]

zijn ondergegaan, maar telkens, als zij even ontwaakte uit een verdooving, zag zij hem bij haar bed en wist tegelijk, dat die jongen bij haar de werkelijkheid was, en ook de toekomst.

 

Kerstmis ging stil voorbij, terwijl zij weer zat voor het raam, en uitzag hoe de sneeuwvlokken de aarde met een witte wade dekten.

Een blank kleed, dat zich ook in haar legde over alles wat geleden en verleden was.

 

In Februari staken de lenteklokjes hun witte kopjes uit het gras, dat weer ging opfleuren.

Alles werd mooier en blijder.

En toch bleef er een sluier van weemoed over haar, als stond zij voor een naderend einde.

Zij had behoefte er over te spreken.

‘Ik geloof niet, dat ik lang meer leven zal, Boy! Niet meer lang, en dat ik gauw zal sterven. Maar ik vrees niet te sterven... ik geloof, dat het beter is vroeg heen te gaan... Na dat alles heeft het ook zoo weinig doel meer. Jullie worden groot...’

‘Moeder, je mag zoo niet spreken. Je moet bij mij blijven.’

Een gelukkige glimlach gleed over haar gelaat, hij had haar daarmee een doel geschilderd.

‘Ja, voor jou te leven, nu ik dááraan denk, Boy, schijnt het mij soms nog te mooi, te mogen leven. Ik wou je zoo graag eenmaal heel gelukkig zien. Zoo graag wil ik bij je blijven... tot ik je een groot man

[pagina 155]
[p. 155]

zie en weet, wie de vrouw was, die zon zal brengen in je verdere leven. Maar het zal niet mogen.’

‘En zal je dan niet jaloersch zijn, moedertje?’

‘Neen, jongen!’

‘Niet zoo'n heel klein beetje jaloersch?’

‘Als ik je gelukkig weten zal, hoe zal ik dan jaloersch kunnen zijn?’

Ze glimlachten elkaar toe.

‘Moedertje... ik geloof, dat het je goed zal doen, eens eenigen tijd in een andere omgeving te zijn.’

‘Alleen?’ vroeg ze angstig.

‘Nee, niet alleen, ik ga met je mee, als wij eens naar het buitenland gingen... naar Zwitserland of Italië of Madeira. Ik geloof, dat het je goed zal doen en dat je terugkeeren zal... als de oude vroolijke levenslustige Truus, dat er weer blos zal komen op je wangen en dat we heel gelukkig samen zullen zijn daar buiten.’

‘Misschien, jongen.’

‘Heel zeker, moedertje.’

‘Ik zou graag in Italië zijn. Ik zou Napels nog eens willen zien... en...’

Snel zweeg ze.

‘Dus we gaan, moeder...’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken