Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
100 avonturen met een pollepel (1939)

Informatie terzijde

Titelpagina van 100 avonturen met een pollepel
Afbeelding van 100 avonturen met een pollepelToon afbeelding van titelpagina van 100 avonturen met een pollepel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.74 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/lifestyle


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

100 avonturen met een pollepel

(1939)–J.W.F. Werumeus Buning–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 59]
[p. 59]

Verhandelingen over de visch.



illustratie

BEHALVE dat men visch koken en bakken kan, kan men ze ook stoven of niet koken, twee minder gebruikelijke handelwijzen in de Nederlandsche keuken, waarbij wij onder stoven stoven, en onder niet koken niet koken verstaan.

Het ergste wat den waren vischeter overkomen kan is het eten van te gare visch. En aangezien nu de algemeenste manier van visch toe te bereiden die is waarbij men haar in gezouten kokend water dompelt en in enkele minuten gaar maakt, waarbij het op een halve minuut aankomt om ze precies goed te hebben; aangezien de beslissing over deze halve minuut een gelukkige, waakzame en knappe kokshand vergt, en aangezien deze wijze dus vele kansen op te gare visch geeft, daarom

[pagina 60]
[p. 60]

volgt hier een pleidooi voor andere manieren met minder risico.

Waarbij, om verontruste gemoederen bij voorbaat te doen bedaren, vooropgesteld zij, dat een doodgewoon gekookte visch, als zij goed, dat wil zeggen zoo versch als mogelijk is, voortreffelijk is; eet ge uw visch dus al best op deze wijze, ga er mee voort.

Rijzen er echter wel eens bezwaren, probeer het dan toch ook eens met het zoogenaamde pocheeren. Onder pocheeren verstaat men het opzetten van den visch met lauw water, dat men zachtjes aan den kook brengt en dat daarna niet meer dan nauwelijks merkbaar koken mag. Des te grooter de visch, des te langzamer pocheert men: de warmte moet den visch tot op de graat kunnen doordringen.

Als het water tot het kookpunt gekomen is, neemt men maatregelen, dat het in dezen stillen staat blijft en niet in een heftig borrelenden. Voor groote visch onder de 4 pond pocheert men, als het kookpunt bereikt is, ongeveer 8 minuten per pond, voor visch van één à twee ons 10 à 12 minuten in het geheel, voor visch van twee à drie ons ongeveer 15 minuten.

Men legt vaak een schoonen linnen doek over den visch in de pan, om in den damp den bovenkant beter gaar te maken. Het pocheeren, waarvan een der voordeelen is, dat de visch even kan wachten, is vooral gewenscht als men den visch iets beters dan gezouten water gunt en hem met groenten en kruiden of wijn bereid: er is dan de noodige tijd, dat het aroma kan doordringen. Laat ons een voorbeeld geven.

Baars in het groen.

SNIJD peterselie, selderij, wortel, ui, prei, kervel en wat er te krijgen is fijn, de ui in lange snippers; en zoo mogelijk ook een handvol snijboonen, eveneens in de lengte in lange dunne reepjes gesneden. Doe er wat dragon bij, tijm, een flinken scheut azijn, peper, ruim

[pagina 61]
[p. 61]

zout en zooveel water als ge voor den baars noodig hebt en kook hiervan in een halfuur een soepje.

Er staat geschreven ‘kook’ en niet ‘trek’. En er staat ook inderdaad geschreven: ‘snijboon’. Acht den schrijver van het recept daarom geen rare dito; de snijboon geeft een licht en frisch peperig smaakje aan het geheel. Probeer het.

Wees vooral niet karig met uw groensel, en laat het wat bekoelen.

De baars gaat nu in het groen en ik neem aan dat ge drie-in-een-ponders hebt. Ze worden, met het op kookpunt brengen mee, in een kwartier, twintig minuten gaar gemaakt. Visch, en zeker gepocheerde visch, is goed als de vinnen gemakkelijk loslaten.

Baars moet hard vleesch houden. Met eenig beleid houdt hij het zoo, en de kruiden en groenten geven een lichte geurigheid die u wèl bevallen zal. Men doet den baars op in het groensel en kooknat: zoo houdt men hem warm tot iedereen om den tweeden vraagt. Het is niet onaangenaam een vorkje van het groensel mee te pikken.

Roer, om eens wat anders te doen, boter tot room, en roer er ruimschoots gehakte peterselie door; en vergeet toch vooral de welgeboterde baars-boterhammetjes van zwart roggebrood tusschen dun, van korst ontdaan wittebrood niet! Ik ken menschen die alleen daarom graag baars eten.

Er is vele visch op deze wijze te bereiden. Een laatste vermaning: zet zoetwatervisch een uur of wat in gezouten water weg, voor het uur van de kokerij slaat. Flauwe visch is geen visch.

Visch in den oven.

Thans een gestoofde visch, of wilt ge secuur zijn: een visch in den oven. Neem een flinke moot kabeljauw of leng, een groote tong, gefileerde tarbot, wasch ze en droog ze. Neemt ge een kabeljauwstaart - dien velen om het eens zoo te zeggen in dit geval als het neusje

[pagina 62]
[p. 62]

van den zalm beschouwen - laat uw vischboer hem dan goed kerven, want gelijk Maart zijn staart roert, zoo doet ook de kabeljauw het, en het is dus gemeenlijk nogal een flink lichaamsdeel dat van buiten te gaar en van binnen te rauw zou worden, als men de hitte van den oven niet de goede kans gaf, via de kerven.

Laat er ook de graat uithalen, of wel fileeren. De dichter Tristan Derême zegt zeer snedig:

 
Si l'on mourait pour une arête dans le corps
 
Tous les poissons, depuis de siècles, seraient morts

Maar het feit blijft bestaan dat een vischgraat aan vele tafels tot ernstige tafereeren geleid heeft. Graten zijn het eenige wat men sommige visschen verwijten kan.

Wij moeten den oven in met dezen schotel, zoodat er een flinke ovale vuurvaste noodig is. Ruim en niet diep, want er moet een gouden korstje op, en saus naast.

In den schotel gaat een niet groote ui, aan zeer dunne plakjes gesneden, een paar van schil en pitten ontdane tomaten in partjes, flink wat fijngehakte peterselie, een snuifje tijm, en als ge het waagt het fijngehakte en onder het mes platgewreven partje knoflook. Over het knoflook hierna nader.

Verder behoorlijk zout en peper. Ge hebt den schotel op den bodem eerst ingewreven met een klont boter. Leg de dunne flentertjes ui daarop, rangschik hierboven uw visch en plaats de rest van de smakelijkheden om hem heen. Vul nu den schotel met half water, half witten wijn, of water met het sap van een halven citroen en een half klontje suiker, en zet hem op een asbest kookmatje op een kleine vlam. Laat hem juist tot de kook komen, onderwijl ge den oven heet maakt.

Overgiet af en toe eens en als ge op het fornuis aan de kook zijt, maak den visch dan van boven schoon en strooi er goed paneermeel en oude geraspte kaas over. Leg er niet te zuinig een paar klontjes boter op en zet uw werk in den oven, met het vuur eerst kort er onder, dan langer er boven. Zorg dat er een fraai korstje op

[pagina 63]
[p. 63]

komt, neem daar een kwartier, desnoods iets meer voor en overdruip in de laatste helft nog eens een maal of wat met voorzichtigheid en zonder al het goede er af te spoelen.

Uw nat in den schotel is uw saus, kies den schotel dus niet te nauw of ge hebt er te weinig van.

Deze kabeljauwstaart heeft, in minder ervaren handen, de neiging te gaar te worden. Men kan hem, als men bekwaam is, voor hij den oven ingaat, versieren met een reeks dungesnedein en gekartelde plakjes citroen.

Het kapittel knoflook.

THANS nader over het knoflook. Men verwijt mij een schuldige liefde voor dezen ‘oignon violent’. Een kwestie van smaak; een kwestie vooral van hoeveelheid.

De overdaad van den ail zij verre van ons, maar wij zullen tot onzen laatsten adem het eenige geurige teentje verdedigen, waarmede men den slabak inwrijft, en dat menig gerecht lichte pittigheid geeft. Wij zeggen met den dichter:

 
Honni soit qui médit de l'ail
 
Et laisse sa gloire en souffrance...

Maar wij erkennen het knoflook gaarne als een in alle eeuwen omstreden gewas. Onze folianten vertellen ons zoowel van den ontdekkingsreiziger in Thibet, waar het verboden is knoflook te eten, ‘parce qu'il est inconvenant de se présenter devant les images de Bouddha avec une haleine puante, capable d'empester le parfum même de l'incens’, als van den welbekenden professor, die zijn vrienden na zijn scheiding mededeelde:

- Elle était d'Agen, aimait beaucoup l'ail. Moi, je le déteste. Je lui ai dit un jour: Il faut choisir ma chère: l'ail ou moi’.

Hij zweeg, en zeide daarna weemoedig:

- Elle a choisi l'ail!

[pagina 64]
[p. 64]

Waartegenover weer de verzen van Méry staan:

 
Virgile, homme de goût, a vanté son arome
 
Dans des vers applaudis par les dames de Rome...

Horatius was er fel tegen, Virgillius was er voor, Voltaire hekelde den veel verliefden maarschalk de Richelieu, die er verzot op was, in een kwatrijn, gezonden aan de schoone maréchale de Boufflers, de latere duchesse de Luxembourg:

 
Un dindon tout à l'ail, un seigneur tout à l'ambre,
 
A souper vous sont destinés.
 
On doit, quand Richelieu paraît dans une chambre,
 
Bien défendre son coeur, et bien boucher son nez.

Laat ik u, mijn tegenstander, nog zeggen, dat volgens Strabo de schorpioenen een afkeer van knoflook hebben, want, zegt hij, de Messaesylen, de bewoners der Algerijnsche hoogvlakten, bestrijken de pooten van hun legersteden met knoflook, om ze af te doen deinzen.

Ge deelt uw afkeer dus onder anderen met Voltaire, Horatius en de schorpioenen. Wij den onzen met onder anderen Virgilius, Mistral, Alphonse Daudet en vele bekwame eters. Het knoflook is een eeuwenoude twistappel en het zal het blijven, tot de laatste aardbewoner het laatste teentje heeft afgepeld, of weggeworpen.

Verwerp het echter nooit - gelijk geen enkel ding - voor ge het eens geprobeerd hebt.

Wat mij betreft, ik heb reeds onder deze geleerde dissertatie een onverbeterlijken trek gekregen in het een of ander à l'ail...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken