Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De ernstige roker of Over de mannelijke en waarachtige omgang met het kruid tabak (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van De ernstige roker of Over de mannelijke en waarachtige omgang met het kruid tabak
Afbeelding van De ernstige roker of Over de mannelijke en waarachtige omgang met het kruid tabakToon afbeelding van titelpagina van De ernstige roker of Over de mannelijke en waarachtige omgang met het kruid tabak

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.38 MB)

Scans (22.77 MB)

XML (0.06 MB)

tekstbestand






Illustrator

J.F. Doeve



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/lifestyle


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De ernstige roker of Over de mannelijke en waarachtige omgang met het kruid tabak

(1968)–J.W.F. Werumeus Buning–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 51]
[p. 51]

Over het nut van de as

Et lentement montait la divine fumée...
Charles Baudelaire: ‘Le Calumet de Paix.’

HET deel van de sigaar dat zijn taak als tabak vervuld heeft, heet as; deze as is een belangrijk deel van de sigaar; tenminste zolang zij niet in het asbakje Egt. Het is namelijk zijn taak als as het vuur te temperen en de sigaar aangenaam koel te houden; een vergeten zaak.

Nu wil ik niet te wijsgerig worden, en de vraag stellen of de overblijvende geschriften van vele tot as vergane wijze en grote mannen in het wereldbestek niet eenzelfde taak hebben, namelijk om de vurigheid der wereld te temperen en genietbaarder te maken. Het zou een onaangename vraag zijn, gezien

[pagina 52]
[p. 52]

de wereld; want het lijkt wel of er daarin evenveel slechte omgang met de wijze lessen van het voorgeslacht is, als slechte omgang met de as der sigaren. Men smijt het maar weg.... en houdt een vurig stompje over. De vergelijking moge de lezer die nog bespiegelend en bekwaam weet te roken toch een ogenblik langer bezig houden. De slechte roker, de haastige tabaksverdelger, de vuurvreter, de sigarenknauwer, de kettingroker, mogen wij wel beschouwen als zijnde van de vele mensen die roofbouw plegen op het goede der aarde, en het niet naar waarde genieten.

Zij zijn ontelbaar, als alle ongedierte. Af en toe betrap ik er mij op dat ik zelf tot hun soort dreig te gaan behoren, namelijk als ik mijn as verwaarloos. Dan spreek ik mijzelf toe en zeg: Johan, waarmede zijt ge bezig. Maakt gij de kachel aan, of tracht ge een sigaar te roken? (Ge moet mij, betreffende de sigaret, eens over mijzelf te keer horen gaan, lezer.... Ik wil maar zeggen dat ik uw en mijn fouten terdege ken).

[pagina 53]
[p. 53]


illustratie

[pagina 54]
[p. 54]

Wat nu de vergelijking betreft, wanneer de as van een sigaar zo lang wordt dat aanwezige vrouwspersonen zenuwachtig worden en in hun geest aan stoffer en blik denken, dan is de as te lang en te zwaarwegend.

Er is, om de Prediker verkeerd te citeren, een tijd om as te hebben, en er is een ogenblik om geen as te hebben; om de as van uw sigaar te tikken.

Maar, en dit is een der grote lessen van de wijs gerookte sigaar: het is duizendmaal beter om op mannelijke wijze as te morsen, dan de taak en betekenis van de as te vergeten, en ze veel te vroeg in het kerkhofje van de asbak te deponeren. Veel te vroeg, en veel te zenuwachtig. Wie zo rookt is min of meer een doodgraver van de ware tabaksbeschaving, en vermoedelijk van meer. Hij behoort tot het vervloekt geslacht dat wijn drinkt zonder hem te proeven, om zich te bedwelmen. Tien tegen een dat hij een botte borrelaar is bovendien. (Niet dat er iets tegen een eerlijk glas genever is....) Honderd tegen een dat hij bovendien een sigaret-

[pagina 55]
[p. 55]

tenroker is, of een radio-maniak die zien verdoofd met geluid. Enfin, een beschaafd roker beseft dus het gewicht van de tabak die haar aardse taak van tabak gedaan heeft, en nog enige tijd blijft voortbestaan als as, om ons de resterende tabak zoeter, koeler en beter te doen genieten.

Daarmee zou er eigenlijk genoeg over gezegd zijn, ware het niet, dat wij uit beschaafder tijden een even leerzame als beschamende anecdote kennen, die iedere sigarenroker behoort te kennen en voort te vertellen:

 

De dichter Baudelaire, die gelijk men zich uit zijn lessen in de Franse literatuur zal herinneren, al het goede en slechte der wereldse gaven proefondervindelijk onderzocht en desalniettemin of daardoor - dat hangt van uw voormalige leraar af - onsterfelijke verzen schreef, (men kan ook aan een tekst herinneren, die zegt ‘Onderzoekt alle dingen en behoudt het goede!....) rookte behalve haschisch ook sigaren. En zelfs liever sigaren. Op een goede dag wandelde hij met zijn

[pagina 56]
[p. 56]

vriend Nadar, de vermaarde fotograaf, op een der Parijse boulevards. Het is Nadar, die het volgend verhaal vertelt:

‘Wij wandelden beiden met een sigaar in de hand, en hadden geen vuur. Er komt ons een elegante heer tegen, die een sigaar rookt. Wij zijn gered! Toen deze heer vlak voor ons staat, neemt Baudelaire, als steeds met volmaakte hoffelijkheid, zijn hoed af en vraagt verlof zijn sigaar te mogen aansteken aan de sigaar van de heer.

De heer kijkt hem aan, en zegt kortaf:

‘Neen, mijnheer, het spijt mij, maar dat is onmogelijk, mijnheer.’

‘Hoezo, mijnheer?’

‘Omdat ik er prijs op stel mijn as te conserveren, mijnheer! ’ En deze heer vervolgt zijn weg. Wij keken elkander een ogenblik sprakeloos aan, waarna Baudelaire plotseling tot daden kwam, en deze heer naliep. Ik haastte mij achter hem aan, ongerust over de gevolgen, en bereikte de heren juist toen Baudelaire de ander op de schouder tikte. De ander bleef staan, en keek om.

[pagina 57]
[p. 57]

‘Pardon, mijnheer,’ zei Baudelaire, en nam zijn hoed nóg beleefder af. ‘Maar zoudt u de buitengemene goedheid willen hebben mij uw naam te noemen?’

‘Waarom, mijnheer?’

‘Omdat ik gaarne de naam zou kennen van een heer, die er prijs op stelt zijn as te conserveren.’

Helaas eindigt de geschiedenis met deze woorden....

 

(Of eerlijk gezegd, niet. Nadar vertelt in zijn ‘Curiosités sur Baudelaire’ dat hij des dichters antwoord niet afwachtte en de heer sprakeloos liet staan).

Dus reeds toen werd de betekenis van de as niet begrepen.... Deze naamloze heer, deze volmaakte sigarenroker, is door Baudelaire miskend. Niemand weet meer wie hij was... Wellicht de laatste ware sigarenrokende Homo Pithocantribus, of hoe het dier mag heten....


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken