Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Woestijnen van water (1962)

Informatie terzijde

Titelpagina van Woestijnen van water
Afbeelding van Woestijnen van waterToon afbeelding van titelpagina van Woestijnen van water

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.49 MB)

Scans (10.63 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Editeur

Maurice Roelants



Genre

proza

Subgenre

reisverhalen
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Woestijnen van water

(1962)–J.W.F. Werumeus Buning–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Ontmoetingen met zeeën, zeevolk en water


Vorige Volgende

Naar de Hoeken van de Wereld

De eerlijke hoeken van de wereld zijn veelal hard en steil; dat is goed, dan weet men wat men er aan heeft. Zijn ze laag en verborgen en zanderig, dan zijn ze meestentijds nog vals ook. Ik noem kaap de São Vicente een eerlijke hoek, en de Noordzee voor de Wadden vals en verraderlijk water (zonder verdere commentaar, wat de vergelijking betreft). Maar alle hoeken van al de zeven zeeën hebben een ding gemeen: het waait er altijd; of vriendelijker gezegd: er staat altijd een windje.

Er zijn altijd tegenstrijdige stromen en veranderlijk weer en warrelig water, en waar dat zo is komen de meeuwen langs en over het schip de kansen waarnemen, die vuile moordenaars en dieven, in de gedaante van edele en zwevende witte vogels (zonder verdere commentaar, wat de politiek betreft. Ik heb het woord adelaar en roofvogel nog niet eens genoemd...).

 

Nu, ter zake. Als men de Middellandse Zee uit is, en Gibraltar door, heeft men vaak nog tot São Vicente kalmte en een oppertje van de Spaanse wal. Dat hadden wij tenminste, na Cádiz.

Maar op zeker ogenblik, bij het eerste licht, kort voor São Vicente, begon de zee anders adem te halen, langer en dieper; ik had haast

[pagina 143]
[p. 143]

gezegd als van een groter wezen. Het was de eerste lange ademtocht van de groene Atlantische Oceaan, de oneindige. Wij waren de blauw en purperen moederwiegende zee, de wieg van Europa, de bakermat met de eeuwenoude randen en kustgebergten weer uit, met verschiet voor de boeg.

Er heeft nog eens iemand São Vicente in het eerste licht gezien, een zekere Columbus. Hij heeft, zegt men, een nieuw werelddeel ontdekt met buffels en rode heidense Indianen, goud, tabak, grote rivieren, en duizend eilanden. Men heeft de ‘Admiraal van de Wereldzee’ vrij snel in de boeien geslagen, gelijk de meeste mensen die te veel ontdekten. Het beroerde voor de boeienslagers - in Columbus zijn tijd noemde men dit wel eens staatsambtenaren en politieke intriganten - is, dat alevenwel Amerika ontdekt was, niettegenstaande de zuivering van Columbus...

Maar al deze nevelige gedachten in een menselijk brein waaien schoon, als de wind om de kaap komt; dat is blijkbaar alles al zo vaak gebeurd... en de eeuwige zee omhelst en springt en steigert met het schip, al is het maar de kleine zwarte ‘Iris’, die haar volle last kurk gaat halen in Lissabon.

Kaap de São Vicente komt vrij en zichtbaar van Sagres; in de holle rotswanden springt het water wit en stuivend omhoog, de zee bevecht het land; en het land, gehavend, grauw en verweerd, staat er al duizenden jaren. Men hoort een geruis van die strijd, als van schelpen op strand; niet eens veel; het is veel zichtbaarder wit rumoer van steil brekend water dan het in de onsterfelijke lichte morgen hoorbaar is. De woedende witte ruiterij van de golven rijdt zich te pletter op kaap de São Vicente; daarop staan een oud klooster en een vuurtoren.

Van dit oud wit klooster gaan vele praatjes. Is het wel een klooster? De Zeilaanwijzingen: ‘West Coasts of Spain and Portugal Pilot’ zeggen zo wijs als alle zeilaanwijzingen zijn: ‘an old convent’... Maar dat zegt niets. De halsstarrige legende aan boord wil dat het niet alleen een klooster, maar zelfs een mannenklooster is: daarom immers ziet men er nooit iemand; de mannen vluchten al binnen de muren zodra zij een schip met zeemannen zien. Hoe dit zij: men ziet nooit een mens in de hoogte van São Vicente, het is er even doods als prachtig.

‘Maar, mijnheer, nou moet je eens opletten: kijk nou eens naar dat rotsje voor São Vicente: wat zie je dan?’

[pagina 144]
[p. 144]


illustratie
...zilveren vijvers op zee...


[pagina 145]
[p. 145]


illustratie

[pagina 146]
[p. 146]

Ja, waarachtig: van zuidelijk gezien, een allemachtig oude man als een rotsbeeld van steen met een starre baard. Je zou kunnen zeggen, een profeet van het Oude Testament, ietwat verborgen in morgenmist en dampen.

‘Nou. En dan, vijf minuten verder gevaren, en met de nieuwe val van het licht?’

Ja! waarachtig: een grauwe stenen leeuw, met grauw glinsterende manen. Een leeuw, in het water, in zee. Een zeeleeuw.

Maar het is alweer anders. De leeuw, bij andere koers, is een sfinx geworden: zij ligt met lange stenen klauwen over de rots São Vicente te bewaken, laag op een steen in zee. Seconden en eeuwen. Jagend water op de kust, blikkerlicht, schaduw en zon, en kaap São Vicente vervagend in damp en nevel, en altijd jonge gelederen water te pletter slaande met stuivende witte grauwe en glinsterende pluimen op slecht rotsig strand en hoge kust.

Strijdwagens van Farao; Waterloo, witte kurassiers van de garde; Rotterdam met rennnende mariniers op de zwarte brug; Patton stormend met grauwe tanks; Montgomery, kastijder in de woestijn. En een rots met een klooster, een sfinx, een heilige, een leeuw in het water, al naar de val van het licht.

São Vicente is een hoek van de wereld waar een seconde een eeuwigheid kan wezen, voorbijgaande met de gelederen der golven.

‘En het was nog mooi weer ook, anders hadden wij meer onstuimigheid en minder poppetjes van de steen gezien...’

Wij kwamen dan tegen de nacht voor Lissabon. De maan scheen sterk en helder door hoog en gebroken zwerk, de rooksliert achter de ‘Iris’ verduisterde licht water en lage sterren. Wij lagen te stakelen, en de loods wou niet, en toen wou de loods weer wel. Het dek lag glimmend onder de lamp; kwam hij nou stuurboord of kwam hij nou bakboord? En de kust, dat beloofde land, was een wirwar van lichtjes. Nog poëtischer gezegd, een sterrenzwerm laag over land. Maar de ene helft van de sterren was militair vliegveld, en de andere helft verkeer, en de derde helft Amerikaanse, nou ja, Portugese wagens op de kustweg, en de rest echte sterren. Want de bovenlucht ging al betrekken.

En daar was dan de loods. Het licht scheen door flarden haastige wolken zilveren vijvers op zee; eilandenrijken, zo gezien, zo vergaan, zoals de maan speelt op zee.

 

De loods rochelde, en spuwde als een heer eerst over bak- en dan over

[pagina 147]
[p. 147]

stuurboord. Het kon geen mens verborgen blijven dat wij in Portugese wateren waren aangekomen. Daarom dan ook ging ik mijn schoenen poetsen; en waarom? Dat is weer een andere geschiedenis.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken