Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Celly. Lessen in charleston (1937)

Informatie terzijde

Titelpagina van Celly. Lessen in charleston
Afbeelding van Celly. Lessen in charlestonToon afbeelding van titelpagina van Celly. Lessen in charleston

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.65 MB)

ebook (2.86 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Celly. Lessen in charleston

(1937)–Constant van Wessem–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 126]
[p. 126]

VIII
Een geschonden engelenkop

Het zou waarlijk een evenement zijn, als Tante Baby dood ging....

Het was geen hartelijke gedachte.

Maar de neven en nichten dachten het al vaker naarmate de ouderdom van de rijke erftante drukkender voelbaar werd in hun jonge levens.

Zijn zusters hadden tegen Harry gezegd:

‘Je gaat vanmiddag nog naar Tante Baby’.

‘Ik zal gaan als ik uit de Club kom’, sprak Harry met zichzelf af.

Het was een op gezette tijden weerkeerende straf. Terwille van het schrikbeeld, dat Tante Baby zich op een kwaden morgen naar haar notaris zou laten rijden om ze te onter-

[pagina 127]
[p. 127]

ven, kwamen de neven en nichten ook buiten de verjaardagen zoo nu en dan bij haar. Hoe lang leefde deze morose, oude vrouw al, die haar juffrouw van gezelschap met allerlei futiliteiten plaagde, haar een plattegrond van de linnenkast liet teekenen met precies alle stapeltjes aangegeven en hoeveel van alles, en de manie had van heel kleine vogeltjes te willen eten. Stonden deze eindelijk, na alle soorten van last in winkels opgekocht, gebraden op tafel, dan waren zij haar niet klein genoeg.

Tante Baby nam ieder bezoek als een haar toekomende hulde aan. De bezoeker moest stijf op zijn hoogen, ongemakkelijken stoel zitten luisteren naar het geteem van het oude dametje, dat zich nog verbazend rechtop hield, de eene hand om den ivoren knop van haar stok, de andere hand op tafel, met een soort welbehagen haar spitse, glimmend gepolijste nageltjes ten pronk stellend. Het bezoek werd echter steeds pijnlijker: Tante Baby begon kindsch te worden.

Terwijl Harry er was, liet zij ineens om een

[pagina 128]
[p. 128]

bord soep bellen en toen het gebracht werd, probeerde zij het bord met beide handen aan haar mond te zetten. Net bij tijds wist de verschrikte juffrouw van gezelschap de onwillige oude mevrouw, die haar boos aankeek uit verweekte, waterige oogen, het bord af te nemen. Snel ging zij een lepel halen. Harry glimlachte verstrooid.

Hij merkte niet eens hoe Tante Baby nu leeg, als uitgestorven en tot zeer klein ineengeschrompeld in haar stoel zakte, verkleurd tot perkament.

Hij zat wijdbeensch - een uiterst oneerbiedige houding tegenover Tante Baby - en liet zijn handen tusschen zijn knieën bengelen, sloeg zoo nu en dan de handpalmen met een zachten klap tegen elkaar.

Wat heb ik ook weer voor doms gezegd vanmiddag op de club, waar Jeroen zoo vreeselijk om lachen moest? dacht hij. Hij peinsde zich moe: juist toen hij het opgaf schoot het hem te binnen: ‘Ik zie veel liever een meisje, dat op een aardige manier leelijk is dan op een onuitstaanbare manier mooi’.

[pagina 129]
[p. 129]

Hij voelde hoe hij een kleur kreeg. Dat moest immers wel uit een boek lijken, zulke dingen klonken niet in zijn mond.

Harry schoof zijn smalle manchetten om de polsen terug en stond op om afscheid te nemen. Op de gang trok hij haastig zijn slappen grijzen hoed tot aan de wenkbrauwen over het hoofd en bevrijd sprong hij ondanks zijn zwaarte de trappen af, de straat op.

 

Nog vóór het nacht werd kreeg Jeroen van Harry een telefoontje, dat Caridad een ongeluk had gehad met haar paard.

Harry's stem was zoo heesch van schrik geweest, dat Jeroen door het toestel had geroepen:

‘Harder!’

Harry herhaalde het gebeurde nog eens.

Na den hoorn te hebben opgehangen stond Jeroen een poos in gedachten.

‘Kleine Caridad....’ zei hij.

Hij wist zelf niet of hij dat uit medelijden of uit gewoonte zei.

[pagina 130]
[p. 130]

Ach, de kleine Caridad....

Met een verbonden hoofd lag zij in het hospitaal. Het booze paard had haar een trap tegen het gezicht gegeven, nadat hij haar uit het zadel had gegooid.

Het was een slecht paard. Hoe was het mogelijk, dat de pikeur die kwaadaardige merrie van stal had kunnen halen. Ja, zij heeft al meer kuren gehad, zei hij. Maar het was onverantwoordelijk geweest. Ieder die aan haar bed stond, deed even verontwaardigd. Victoria en Cora waren met bloemen en bonbons gekomen, en ook Jeroen en Harry.

Arme Caridad. Haar aardige gezicht zou voorgoed geschonden zijn. Nog wist zij het zelf niet, het verband bedekte haar voorhoofd en haar linkeroog. Gelukkig werd de pijn wat minder.

Toen kwam het lang vertraagde oogenblik. Het verband ging er af en Caridad wilde zien. Zoo kalm mogelijk hield de verpleegster haar den spiegel voor. Caridad zag haar gehavend voorhoofd, met lappen aan elkaar genaaid en haar geschonden linker-wenk-

[pagina 131]
[p. 131]

brauw. En met een gil sloeg zij krijschend het hoofd tegen het glas, dat de pas genezen wonden hevige pijn deden. Maar die andere pijn was nog veel heviger. En snikkend gooide zij zich heen en weer in de bevende armen van de verpleegster: ‘O, ik wil dood! Ik wil dood!’...

 

Niet mooi meer zijn. Is er iets vreeselijkers voor een heel jong en overmoedig meisje, niet onwetend ervan welk een waarde de wereld hecht aan ‘mooi’? En dan die ongevoeligheid der anderen, hun plichtmatig mededoogen. Afschuwelijk waren ze allemaal. Zij was zoo ongelukkig en Victoria kwam met een zachte frissche lucht van buiten in haar kleeren aan haar bed zitten praten over een pas gekochten nieuwen wagen, die zoo licht over den weg liep als een veer. En Cora, zij legde wel een trouwhartige vaste hand in de hare, maar waar dacht zij aan als zij sprak? Harry was goed en dom, hij zat naast haar bed een mug te vangen, die om haar hoofd zoemde, maar hoewel zij duide-

[pagina 132]
[p. 132]

lijk zag, dat hij hem miste, wreef hij toch zijn beide handpalmen tegen elkaar af, alsof hij hem gevangen had.

Zij kon het vertellen der anderen niet meer verdragen.

‘Hou toch op met die ijselijke verhalen,’ kreunde het gepijnigde kind en joeg ze ten slotte allemaal weg van haar bed.

En Jeroen was al in een heele week niet geweest....

Caridad schreide. Zóóveel te overwinnen was haar kleine hart nog niet gegeven.

Inderdaad, Jeroen hield niet van een trieste Caridad.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken