Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Afscheiding van 1834 in Friesland. Deel 1. De classis Wanswerd (Dokkum) van de Afgescheiden kerken (1980)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Afscheiding van 1834 in Friesland. Deel 1. De classis Wanswerd (Dokkum) van de Afgescheiden kerken
Afbeelding van De Afscheiding van 1834 in Friesland. Deel 1. De classis Wanswerd (Dokkum) van de Afgescheiden kerkenToon afbeelding van titelpagina van De Afscheiding van 1834 in Friesland. Deel 1. De classis Wanswerd (Dokkum) van de Afgescheiden kerken

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.76 MB)

Scans (593.33 MB)

ebook (5.08 MB)

XML (0.80 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/geschiedenis/tijdsbeeld(en)
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Afscheiding van 1834 in Friesland. Deel 1. De classis Wanswerd (Dokkum) van de Afgescheiden kerken

(1980)–Jan Wesseling–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 11]
[p. 11]

1 Inleiding

Vanaf omstreeks 1830 - de roerige tijd van de Belgische Opstand met haar naweeën - werden de tegenstellingen tussen rechtzinnig en vrijzinnig in de hervormde kerk ineens veel scherper. Met ‘vrijzinnigen’ bedoelen we hier hen die weinig of niets meer gaven om de verbindende kracht van de Gereformeerde belijdenisgeschriften, vastgesteld op de synode van Dordrecht 1618/19. Het reeds lang bestaande passieve verzet tegen het geslaagd omzetten van de aloude hervormde-gereformeerde kerk in een hervormd genootschap, waarin steeds meer ‘ruimere leeropvattingen’ de ‘oude gereformeerde waarheden’ verdrongen, ging zich nu op meer actieve wijze uiten.Ga naar eindnoot1. Er trad een polarisatie op.

 

Ook in Friesland ging een ‘golf van onrust’ door het kerkelijk leven, wat zou uitlopen op een afscheiding van de volkskerk.Ga naar eindnoot2. Het aantal oefeningen en dus ook oefenaars nam snel toe. Kleine uitgevertjes beijverden zich om brochures pro en contra in het licht te geven. Om enkele voorbeelden te noemen:

In Sneek verschenen bij F. Holtkamp geschriftjes van een scheepstimmerbaas uit IJlst, Jelle Jelles Croles,Ga naar eindnoot3. als de Wonderbare reiniging eener Melaatsche, ontwikkeld uit Matth. VIII, 1-4, en Uitboezemingen ... en Opdragt aan mijne waarde en veelgeliefde landgenooten, alle drie in 1831 gepubliceerd.

De vrijzinnige predikantenwereld - en die was sterk - ageerde fel tegen al wat oefende. Men leze er het geschrift ‘De dweeper, een woord aan allen, die de Waarheid liefhebben’ (1833) van ds M.T.Laurman te Oosterlittens maar op na, liefst met de tegenhanger van de Cock, die het antwoord niet schuldig bleef, erbij.

Natuurlijk bereikten Friesland sensationele berichten over ds H. de Cock te Ulrum, die daar op opzienbare wijze naar voren kwam als een geharnast strijder voor de rechtzinnige leer en die in een brochure vrijzinnige collega's ‘wolven’ noemde en hen openlijk beschuldigde van ontrouw en meinedigheid.

Ook vernam men, dat hij de bundel Evangelische gezangen een collectie ‘hoereliederen’ vond, en dat hij kinderen doopte uit gemeenten waar een vrijzinnige dominee stond.

[pagina 12]
[p. 12]

Zijn schorsing maakte hem in veler ogen een ‘martelaar’ voor Gods zaak. Tot zelfs diep vanuit Friesland trok rechtzinnig volk in wagens en trekschuiten of te voet naar Ulrum om de Cock te horen (en te zien).

In vele plaatsen vielen emotionele reacties te constateren op de kerkelijke verwikkelingen. Sneek was wel een centrum daarvan met een breed uitstralingsveld. Dit bleek o.a. uit het feit - aldus Staverman - dat in Sneek in de herfst van 1834 allerlei mensen uit Sneek zelf en van buiten er druk ‘aan het oefenen slaan’.

Als oefenaars traden er op de catechiseermeester Joh. van der Horst, die door de vrijzinnige kerkeraad van Sneek was afgezet, omdat hij nog catechiseerde uit het als ouderwets beschouwde vragenboekje van ds A. Hellenbroek, een zeer bekend theoloog van de Nadere Reformatie, predikant in Rotterdam en daar in 1731 overleden; verder N. Borneman van de lak- en verfwinkel, J. Andriessen uit de bakkerij, Jelle Jelles Croles van IJlst, Pier Schaap van Workum (later nog dominee op Urk geworden), schipper Bovenberg en ook de aartsoefenaar J.W. Vijgeboom, die al in 1823 in Axel in Zeeuws-Vlaanderen een soort afgescheiden kerk had geleid, en die we als oefenaar in nagenoeg elke provincie tegenkomen. Uiteraard waren er veel meer oefenaars in Friesland. Ze komen in de nog te behandelen gemeenten ter sprake.

‘Als dan in Sneek bekend wordt, dat de Cock zich op 13 oktober 1834 samen met de kerkeraad heeft afgescheiden van de Hervormde kerk, drijven vooral Borneman en Andriessen het volk ook in die richting. Zij roeren zich sterk onder de vracht- en beurtschippers, die in Sneek aanleggen en deze brengen de onrust dan weer verder de provincie in.

Op 3 oktober 1835 scheidden Borneman, Andriessen en enige anderen zich af van de Hervormde kerk en 31 december volgden er weer acht. In diezelfde tijd maakte ook in Friesland een predikant zich los van de volkskerk, S. van Velzen te Drogeham.

De kwestie van de gezangen was voor hem de “casus belli” geworden en daarin was hij ook versterkt door volk uit Sneek, dat bij hem gekerkt had. Met 28 gemeenteleden tekende hij 11 december 1835 een acte van Afscheiding en vanaf dat moment beschouwde hij zich als leraar van de Afgescheiden Gereformeerde Gemeente van Drogeham. Nu breken de woelingen voorgoed los.’Ga naar eindnoot4.

We gaan dit toelichten met de jaarverslagen 1835 t/m 1839 van de Gouverneur van Friesland.Ga naar eindnoot5.

In het verslag over het jaar 1835 kan deze nog melden, dat in de provincie rust en orde ‘ongestoord’ waren geweest. Alleen moest hij hierop als uitzondering noemen de ‘woelingen’, die de laatste tijd door de zogenaamde Separatisten waren veroorzaakt.

Sedert lang bestonden in sommige streken van deze provincie, net als elders, ‘dweepachtige Christenen’, die van tijd tot tijd hun oefeningen hielden. Die bijeenkomsten waren weinig talrijk en gaven ook geen aan-

[pagina 13]
[p. 13]

leiding tot onrust. Naarmate echter in andere provincies, vooral in het naburige Groningen, zulke godsdienstige bijeenkomsten met meer ‘overdrevenheid’ plaats vonden, namen ze ook in Friesland in aantal toe.

En toen de afgezette predikant de Cock zich in Smilde vestigde en van daaruit ook Friesland ‘doorliep’ en bovendien de afgezette predikant van Drogeham, S. van Velzen, geen pogingen onbeproefd liet om zijn volgelingen tot afscheiding van het Hervormd kerkgenootschap aan te sporen, vormden zich hier en daar Afgescheiden gemeenten.

Ondanks opgemaakte processen-verbaal en opgelegde boetes namen die godsdienstige samenkomsten echter in aantal toe. Daarom ging de Gouverneur strenger optreden en zelfs dreigen met militair ingrijpen. Op de meeste plaatsen had dit het gewenste gevolg behalve in de stad Sneek, waar Borneman hardnekkig weigerde met de godsdienstige bijeenkomsten bij hem aan huis op te houden.

Dit had tot gevolg, dat de Gouverneur een detachement militairen naar Sneek zond en aan de burgemeester de instructie gaf om wel met ‘voorzigtigheid en gematigdheid’, maar ook met de nodige ‘klem en vastheid’ tegen Borneman en de zijnen op te treden.

Deze ‘militaire demonstratie’ had geholpen, al was het wel zo, dat in Sneek en vooral op het platteland nog vele bijeenkomsten elk met niet meer dan 20 personen, werden gehouden, vaak zeer laat in de avond en zelfs wel 's nachts, om zoveel mogelijk controle te ontgaan.

In Ferwerderadeel waren eens op dezelfde zondag niet minder dan 22 van zulke godsdienstige bijeenkomsten geconstateerd; niet één daarvan had meer dan 20 bezoekers geteld. Aan dit toegestane getal hield men zich zo sterk, dat er - naar de Gouverneur was meegedeeld - voor elke bijeenkomst genummerde kaartjes werden uitgedeeld!

Onvermogenden hoefden de boetes niet te betalen; daarom sprak de Gouverneur de wens uit in geval van armoede het element lijfsdwang (gijzeling) in te schakelen.

De Gouverneur besloot zijn verslag met de opmerking, dat volgens hem de ‘woelingen’ geen verband hielden ‘met staatkundige inzigten’ en dat ze ook niet aangemoedigd werden door rooms-katholieken, zoals soms werd beweerd.

 

Het bovengenoemde betrof dus het jaar 1835.

In het verslag over het jaar 1836 lezen we, dat de ongeoorloofde bijeenkomsten van de separatisten in versterkte mate bleven doorgaan. Op sommige plaatsen stoorde men zich niet meer aan het getal 20 en liet men iedereen toe, die maar wilde komen. Vermaningen noch bestraffingen hielpen en de antwoorden werden steeds brutaler. Enigen verklaarden zelfs ronduit, ermee te zullen doorgaan, al zou het hun het leven kosten! Ten opzichte van zulke niet voor rede vatbare mensen had de

[pagina 14]
[p. 14]

Gouverneur gebruik gemaakt van zijn verkregen machtiging om de opgelegde boetes in geval van onvermogen van de veroordeelde ‘bij lijfsdwang’ te ‘vervolgen’. Zodoende waren enige personen, die bleven weigeren hun godsdienstige bijeenkomsten met niet meer dan 20 personen te houden ‘in gijzeling overbragt’.

‘De ondervinding zal moeten doen zien, of dit middel deze dweepzieke menschen tot nadenken zal brengen; schoon ik er mij niet veel van voorstel’, merkte de Gouverneur pessimistisch op.

De grote boosdoener en animator van dit alles was in zijn ogen de afgezette predikant S. van Velzen, die zich predikant van Friesland noemde.

De Gouverneur vervolgde: Sedert het begin van 1835 tot 1 maart 1836 waren 161 processen-verbaal wegens ongeoorloofde bijeenkomsten van Separatisten voor de rechtbanken ‘vervolgd’. Niet minder dan ƒ 8292 was aan boete opgelegd, waarvan al ƒ 4435,50 in 's Rijks kas was gestort. De ‘obstinate en onvermogende Separatisten’, die zich niet aan de bepalingen van de wet wilden onderwerpen, werden nu met lijfsdwang vervolgd.

De Gouverneur was er maar slecht over te spreken, dat de rechtbank van Heerenveen in die bijeenkomsten geen overtreding van een wet zag en de aangeklaagden vrij sprak, en zo de separatisten in hun verkeerde handelingen stijfde. We merken hier terloops op, dat de rechtbank met een doopsgezinde (!) rechter zelfs van oordeel was, dat het hele 6e hoofdstuk van de Grondwet de publieke uitoefening van de godsdienst waarborgde.

De Gouverneur was al ter ore gekomen, dat sommige gemeentebesturen in het rayon van de rechtbank te Heerenveen zich erover beklaagden, dat ze voor de rechtbank op hatelijke wijze van misbruik van macht werden beschuldigd. En nu kwam de Gouverneur na alle strengheid met een merkwaardig advies. Hij gaf in overweging niet te veel aandacht meer aan de bijeenkomsten van de separatisten te schenken. Hij wilde dus ineens helemaal van tactiek veranderen!

Immers, Friesland telde 220.000 inwoners, onder wie 180.000 hervormden; van deze hadden maar 6 à 700 verklaard zich te willen afscheiden. Die 6 à 700 woonden over een groot deel van de provincie verspreid en behoorden ook nog op enkele uitzonderingen na, tot de ‘armoedzaaiers’ of zoals hij het deftiger uitdrukte, tot ‘de geringste Klassen der Maatschappij’. Ze konden dus noch in godsdienstig noch in politiek opzicht iets betekenen of gevaarlijk worden.

Als er dan ook nog eens een middel zou kunnen gevonden worden om de geweldige invloed van die afgezette ds S. van Velzen te breken, dan werden er vast geen afgescheiden gemeenten meer gesticht. En wat die ‘dweepzieke Christenen’ betrof, ach, die waren er altijd al geweest en die zouden zich er dan wel toe beperken ‘om onderlinge bijeenkomsten te houden, en in dezelve het Opperwezen, naar hun inzigten te ver-

[pagina 15]
[p. 15]

eeren’.

We merken hier op, dat uit de woorden van de Gouverneur juist het sterke punt van de Cock en van Velzen blijkt: ze gingen geen losse gezelschappen of vrije groepen oprichten. Ze grepen terug op Calvijn en de synode van Dordrecht 1618/19 en institueerden kerken met ambtelijk gezag en met een kerkverband. Daardoor konden deze georganiseerde kerken in Friesland blijven bestaan en later tot grote bloei komen, waarbij uiteraard meer factoren een rol hebben gespeeld.

In zijn jaarverslag over 1837 schreef de Gouverneur onder meer, dat vergeleken met het jaar daarvoor het aantal processen-verbaal sterk was verminderd. Vanaf 1 maart 1837 tot dan (maart '38) was slechts tegen 28 personen proces-verbaal opgemaakt en de boetes waren al bijna geheel aangezuiverd.

Maar van Velzen veroorzaakte nog steeds veel moeite, al ging hij wel omzichtiger te werk. Als voorbeeld noemde de Gouverneur een rapport van de grietman van Schoterland, waaruit bleek, dat ‘enige weken geleden’ in een zeer afgelegen gedeelte van de grietenij 's nachts om 12 uur een bijeenkomst van separatisten had plaats gevonden, waarin van Velzen doop en Avondmaal had bediend.

Uit het jaarverslag over 1838 blijkt, dat het alles veel stiller om de separatisten was geworden. De gewezen predikant van Velzen woonde nu in Birdaard (niet meer in de Schrans bij Huizum). De Gouverneur had de grietman van Dantumadeel opgedragen een oogje in het zeil te houden. Nu de Afgescheiden kerk te Utrecht bij de regering om erkenning had gevraagd en die ook had gekregen, verwachtte de Gouverneur, dat andere kerken dit voorbeeld wel zouden volgen.

We besluiten met het jaarverslag over 1839. Daarin meldde de Gouverneur, dat het, wat de separatisen en hun ongeoorloofde bijeenkomsten betrof, thans ‘vrij stil’ was geworden. Hierop had z.i. het vertrek van van Velzen uit Friesland (naar Amsterdam) merkbaar invloed gehad.

 

Laten we nu enkele momenten uit de voorgeschiedenis van de Afscheiding mogen illustreren met gegevens uit de ‘levensherinneringen’ van een Afgescheiden ouderling.

Het lezen van dagboeken of memoires van mannen en vrouwen, die grote liefde voor de kerk hebben gekoesterd en getoond, is altijd een boeiende bezigheid geweest. Nu hoeven we hier niet alleen te denken aan de op schrift gestelde levenservaringen van hen, die wij ‘grote’ mannen plegen te noemen. Ook uit het eenvoudige, meelevende kerkvolk kunnen ‘herinneringen’ opklinken, waarnaar we gespannen luisteren.

Dit is o.a. het geval bij een in 1883 bij Jongbloed in Leeuwarden verschenen werkje: Nagedachtenis en Levenservaringen, beschreven door wijlen H.P. Hettema, oud-ouderling te Beetgum. Dit 118 pagina's

[pagina 16]
[p. 16]

tellend boekje is, naar de oud-directeur van de Provinciale Bibliotheek van Friesland ons meedeelde, zeer zeldzaam geworden. Het in deze boekerij aanwezige exemplaar wordt dan ook als een kleinood bewaard en bewaakt. Waarschuwend prijkt het z.z. (zeer zeldzaam) op een inlegstrookje, reden te meer om het werkje eens nader te bekijken. We ontvangen dan interessante kijkjes op de voorgeschiedenis en het ontstaan van de Afscheiding op het Friese platteland.

Talrijke tekenende trekjes verlevendigen het verhaal van de auteur, Hette Piers Hettema, een Friese boer, eerst onder Hallum, later in de zuidhoek van St. Annaparochie, waar hij kerkelijk onder Beetgum behoorde. Opgegroeid ‘aan de Sneekerkant’, in Sybrandaburen - waar hij in 1797 was geborenGa naar eindnoot6. - werd hij in zijn jeugd op verschillende plaatsen boerenknecht, eerst op een kleine boerderij, gelegen tussen Oudkerk en de Dokkumer Ee en dan bij zijn grootmoeder in Rauwerd. Van haar kreeg hij het boek van de bekende piëtistische schrijver Petrus Immens - De godvruchtige Avondmaalsganger present, onder voorwaarde dat hij er veel in zou lezen. Pas later, schrijft hij, is dat boek ‘mij door Gods genade tot een gezegend middel geworden’.

Hij kreeg verkering met Grietje Doekes Hellema, dochter van een boer te Wirdum. Haar vader noemt hij een ‘zeer achtbaar man, van eerbare familie en ook de Waarheid toegedaan’. De vader, Doeke Wijgers Hellema, is bekend gebleven via een door hem zeer uitvoerig bijgehouden dagboek, waaruit in 1978 een bloemlezing verscheen onder de titel ‘Kroniek van een Friese boer’.Ga naar eindnoot7.

In 1820 deed de jonge Hettema belijdenis in de hervormde kerk en trouwde hetzelfde jaar met Grietje Hellema, die hem tot grote steun zou zijn.

In deze tijd vlamde ook het verzet tegen de Evangelische gezangen in de hervormde kerk in vele plaatsen weer op. Hettema oordeelt er als volgt over: 't vrome volk was er in 't algemeen tegen, omdat de geest der gezangen meest die was van een juichend christen, en die van de psalmen Davids meer overeenkwam met de boetvaardige toestand van het gelovige volk’. Inderdaad waren velen van mening, dat in de gezangen Gods zondaarsliefde te veel werd benadrukt en te weinig gerekend werd met Gods rechtvaardigheid, heiligheid en vrije verkiezing.

Hettema leefde intens met het kerkelijk leven mee. In 1818 was hij op de boerderij van een oom in Deersum bij Sneek komen wonen, wat niet wil zeggen, dat hij nu ook in Deersum naar de kerk ging, want de predikant ter plaatse was niet rechtzinnig.

 

Ver vóór 1834 en ook daarna was het overal in Friesland bij niet weinigen gewoonte om de eigen vrijzinnige dorpsdominee te ontlopen en naar een rechtzinnig predikant in de (verre) omtrek te gaan om uit diens mond Gods Woord te horen.

[pagina 17]
[p. 17]

Hele tochten werden daarvoor ondernomen, want het aantal orthodoxe predikanten was in Friesland zeer gering geworden. Groepjes uit Drachten gingen zondags tot ergernis van de kerkeraad aldaar ds Theunis van Berkum in Garijp of ds Arnoldus Weremeus Buning in Oostermeer beluisteren.

Een echo van zo'n tocht horen we in het dagboek van Doeke Hellema te Wirdum, in een notitie van 8 februari 1829. Nadat hij 's morgens vanaf zijn boerderij op de schaats naar Wirdum was gereden en in het dorp de kerkdienst had bezocht, hadden enige gemeenteleden het plan geopperd om 's middags bij ds van Berkum in Garijp de kerkdienst te gaan bij wonen.

Het plan ging door. In totaal 14 personen ondernamen de tocht, sommigen in een met twee paarden bespannen slee, anderen op de schaats. Hellema zelf was ook bij het gezelschap. Hij kende ds van Berkum nog wel van vroeger, toen deze in Wanswerd stond en ging nu bij hem in Garijp na afloop van de dienst op theevisite.

In zijn dagboek noteert hij: ‘De kerk was aldaar even opgepropt met hoorders als weleer ook te Wanswerd’, omdat men ds van Berkum graag hoorde preken. ‘Hij is zeer ernstig en populair, en daarbij zo eenvoudig, dat de onkundigste hem kan begrijpen’.Ga naar eindnoot8.

Van de kanten van Sneek en Lemmer trokken velen zondags naar Heeg, naar de prediking van ds Jan Willem Becking. Er waren zelfs een paar boerenarbeiders uit Tzum, die helemaal naar Heeg reisden, omdat hun eigen dominee ‘de skerpe kanten fen Gods Wird òfnaem, sadet de kréft der net langer fen field waerd’.

Toen eens de orthodoxe ds A. Detmar uit Ede in Suameer zou preken, reden wel 84 wagens door Bergum op weg daarheen.

In de dagen dat ds A. Weremeus Buning in Anjum predikant was (1841-'44), kwam het voor, dat zeker 1200 hoorders de hervormde kerk van Anjum vulden, samengestroomd vanuit de Wouden, de Dongeradelen, de Bildthoek en van de kanten van Leeuwarden en Franeker. Er waren hier en daar wel al Afgescheiden kerken ontstaan, maar in de hervormde kerk waren nog talloze verontrusten achtergebleven.

Hettema vertelt eerlijk, dat ook hij door die trekdrift was aangegrepen. Zo was hij eens op de schaats naar Oostermeer geweest, toen ds J.W. Becking daar nog stond. Deze was één van de weinige predikanten van de oude stempel in de eerste helft van de 19e eeuw en geliefd om zijn populaire prediking.Ga naar eindnoot9.

Ook ds Cornelis Witteveen van Oosthem, ds Cornelis van der Velde van Woudsend, ds Tjalko Wassenaar van Sybrandaburen en ds Lucas Fockens van Sneek trokken hem aan.Ga naar eindnoot10. Vooral de laatste.

Hettema's woonplaats Deersum ligt niet ver van Sneek. In dat stadje moest hij altijd naar de markt. Hij vertelt zelf: ‘Onze weekmarkt was toen te Sneek. Daar leefde toen een bakker, met name Andriessen, een

[pagina 18]
[p. 18]

volle neef van de vader mijner vrouw; een man met veel kennis der waarheid en des geloofs, die veel over had voor de leer. Daar kwam op de marktdag, 's namiddags meestal een groot gezelschap bijeen, om over de waarheid te spreken, waarbij men vaak godzalige, geoefende christenen aantrof.

 

Er werd in die tijd veel gesproken over de kerk en het gevaar dat de kerk bedreigde. Verscheidene mannen van naam ijverden in publieke geschriften voor de rechtzinnige leer, ter bestrijding der Remonstrantse en Pelagiaanse dwalingen, die van lieverlede meerder werden, wat veel twist verwekte, ook te Sneek, waar van de leraars er twee liberaal waren, en één, ds Fockens orthodox was, welke laatste toen de waarheid getrouw verdedigde.Ga naar eindnoot11.

Deze ds Lucas Fockens was van 1807-'50 hervormd predikant in Sneek, waar hij in 1850 op 86-jarige leeftijd overleed. ‘Pa’ Fockens was volgens dr G.A. Wumkes, aan wiens werk, It Fryske Réveil yn portretten, we boven al verschillende bijzonderheden hebben ontleend, één der weinige rechtzinnige predikanten in de eerste helft van de 19e eeuw. Hij was zeer geliefd bij de ‘gewone’ man; zijn afbeelding hing lang na zijn dood nog in menige Sneeker huiskamer.

Graag vertoefde hij in de gezelschappen van zijn eenvoudige gemeenteleden, waarin bevindelijk over de Waarheid werd gesproken. De geschriften van zijn neef ds Hendrik de Cock hadden zijn instemming, al veroordeelde hij diens daad van afscheiding.

 

Volgens Hettema waren er toen twee strijdende partijen in de kerk. ‘De anti-gereformeerden werden veelal liberalen, vrijzinnigen of nieuwlichters genoemd, die in het openbaar de leer de Dordtse vaderen bespotten, ellende en onmacht ten goede, en dus ook de leer der vrije genade ontkenden. Daarentegen predikten zij de leer der algemene verzoening, d.w.z. dat Christus voor alle mensen zonder onderscheid geleden had en gestorven was, en daarom was verdraagzaamheid hun leus.

Sommigen kwamen zo openlijk voor hun mening uit, dat zelfs de predikant van Arum, die ik bij mijn zwager ds Hellema te Achlum ontmoette, verklaarde dat de catechismus in strijd was met het Evangelie, vooral zondag 23: de leer der rechtvaardigmaking; waarom het nodig was, die te herzien.

Ds D. de Graaf te Sneek (Hettema zal hier ds D.A. de Groot bedoelen) liet een menigte zogenaamde blauwboekjes drukken, die daarna overal verspreid werden en waarin gezegd werd, dat de catechismus en de andere formulieren wel goed geweest waren voor de tijd, waarin ze ontstaan waren, maar nu waren zij als versleten schoenen, die men op straat wierp om er nieuwe voor aan te schaffen. Zo waren deze liberalen zelfs voor de allereenvoudigsten te kennen.

[pagina 19]
[p. 19]

De voorstanders der waarheid werden veelal met allerlei spotnamen genoemd en uitgejouwd, zoals dwepers, fijnen, labadisten enz.; en al wie met dat volk meeging om rechtzinnige leraars te horen, werden bespot en ‘verdrukt’.

 

In 1829 vertrok Hettema uit Deersum naar Hallum, waar hij een boerenplaats in de Hallumermieden had kunnen huren. In dit dorp was het, dat hij het ontstaan van de Afscheiding meemaakte. We zagen dat die in Friesland vooral geleid werd door de jeugdige ds S. van Velzen uit Drogeham. En natuurlijk kwam in 1834 ook de Cocks naam op ieders lip. Hettema vertelt het in zijn memoires als volgt:

‘Toen in 1834 ds van Velzen leraar was te Drogeham, in Friesland, ging van hem heinde en ver het getuigenis uit, dat hij elke zondag de zuivere gereformeerde leer der Dordtse vaderen van 1618 en '19 preekte. Ook uit onze plaats, Hallum en omstreken, gingen velen daarheen, ofschoon de afstand 6 uur bedroeg; soms grote gezelschappen op hooiwagens, waarop een twintigtal plaats namen, of in eigen rijtuig of te voet.

De leer van ds van Velzen had grote invloed op het volk. Die tussen kerktijd overbleven, vormden een gezelschap, waarin zeer levendig over de waarheid gesproken werd. Men hoorde daar godzalige beproefde mannen spreken, die bekwaam waren de waarheid te beoordelen en mij ver vooruit waren. Zij wisten de voornaamste punten aan te wijzen, waarin de zuiverheid der leer van ds van Velzen, boven die van andere zogenaamd rechtzinnige leraars, bepaald uit kwam.

Alzo werden er vele getuigen door de Here verwekt en aangegord tot de strijd, die op handen was.

Het vuur des Geestes werd meer en meer ontstoken, toen het bekend werd, dat ds de Cock, leraar te Ulrum, in Groningen, was aangegord om als een geloofsheld met vrijmoedigheid van de waarheid getuigenis te geven, en in een openbaar geschrift twee van de voornaamste ketterse leraars kwam aan te wijzen, hoe zij als wolven in de schaapskooi van Christus waren, om te verslinden en om te brengen. Men kan denken hoe de helse slang daardoor ontstoken werd om haar vergif uit te spuwen en list op list te beramen’.

In het laatst van 1835 heeft Hettema zich in Hallum van het hervormd kerkgenootschap afgescheiden en van meet af aan als ouderling resp. in Hallum en Beetgum bij de Afgescheidenen een leidende positie ingenomen. We merken hierbij nog op, dat van de hierboven genoemde tochten en ontmoetingen in de aanloopperiode van de Afscheiding misschien evenveel invloed is uitgegaan als van de conventikels zelf. Van de orthodoxe predikanten heeft de Afscheiding het overigens niet moeten hebben. Of om het met de woorden van dr L. Mulder te zeggen: ‘Van openlijke protesten tegen de houding der Synode en van pogingen tot directe mobilisering der orthodoxe minderheidsgroepen is (bij hen)

[pagina 20]
[p. 20]

nauwelijks sprake’.Ga naar eindnoot12.

Nagenoeg alle rechtzinnige dominees bleven de oud-vaderlandse kerk met haar synodaal bestuur trouw.

 

In 1834 noemt ds H. de Cock de namen van 12 predikanten in Friesland, die z.i. rechtzinnig waren (wat niet wil zeggen, dat er niet meer waren). We geven ze hier door:

Aris van Velden van Hallum (1808-'36)
Jan Mangel van Hantum c.a. (bij Dokkum) (1810-'42)
Pieter Dirks Koopman van Drogeham (1827-'33) Deze was toen net naar Rinsumageest gegaan (1833-'56)
Theunis van Berkum van Garijp (1828-'35)
Arnoldus Weremeus Buning van Oostermeer (1830-'41)
Simon Hogerzeil Mzn van Augsbuurt-Kollumerzwaag, die daar net zijn intree had gedaan (1833-'37)
Jan Lamberts van Surhuisterveen (1827-'40).

Dit zijn 7 dominees uit de noord- en oosthoek van Friesland. Van die 7 komen er 5 uit de noordelijke Wouden.

Ook noemt de Cock nog 5 namen van rechtzinnige predikanten uit de zuidwesthoek:

Lucas Fockens van Sneek (1807-'50)
Jan Willem Becking van Heeg (1825-'45)
Laurens van Loon van Welsrijp (1819-'44)
Tamme Foppens de Haan van Exmorra (1829-'35)
Jan Rudolph de Bruine van Balk c.a. (1834-'43).Ga naar eindnoot13.

Slechts één van deze 12 door de Cock aanbevolen dominees zou met de Afscheiding meegaan en hij deed het pas in 1839: Tamme Foppens de Haan, die toen in Ee stond. De Cock kon toen natuurlijk nog niet noemen de jonge Simon van Velzen, die eind 1834 als kandidaat in Drogeham was gekomen en die zich op 11 december 1835 zou afscheiden. In hem hebben de Afgescheidenen in Friesland een dynamisch organisator gevonden.

Maar de rechtzinnige dominees waren in Friesland zeer ver in de minderheid. Van de 173 dominees die in 1835 in een adres aan de hervormde synode erop aandrongen geen veranderingen te brengen in het nieuwe dubbelzinnige ondertekeningsformulier voor proponenten, kwamen er niet minder dan 124 uit Friesland. Als volgt onder verdeeld:

35 van de 49 predikanten uit de classis Leeuwarden
10 van de 46 predikanten uit de classis Harlingen
25 van de 40 predikanten uit de classis Sneek
18 van de 39 predikanten uit de classis Dokkum
36 van de 36 predikanten uit de classis Heerenveen.
[pagina 21]
[p. 21]

Toch was de gereformeerde leer blijven voortleven bij enkele predikanten, vele oefenaars en brede groepen van het volk, die zich laafden aan de lectuur van oude schrijvers als Brakel e.a. Vooral Brakel genoot bij de Afgescheidenen groot gezag.

Een student aan de Theologische Hogeschool in Kampen, J. van Goor Kzn (1849-1903), die achtereenvolgens 7 gemeenten als predikant heeft gediend, schreef in 1863 in het Jaarboekje van de Chr. Afg. Geref. Kerk een zeer waarderend artikel over het werk en de persoon van Wilhelmus à Brakel (1635-1711).

Laten we hieruit enkele passages mogen citeren: Brakel was ‘geen mystiek geestdrijver of idealistisch labadist, maar een betrachter der redelijke godsdienst, niet eener godsdienst, die den mensch vernietigt, maar den mensch in den mensch herschept’.

‘Brakel was geen piëtist of quiëtist, maar veeleer een innig godzalig man, die wil dat de waarheid gekend en beleefd wordt, Gode tot heerlijkheid’.

En student van Goor besluit zijn artikel met: ‘hoe dikwijls hoort men Brakel noemen en roemen; velen gebruiken hem als huisboek; vele vromen vermaken zich met zijne prediking nog nadat hij gestorven is!’.

Inderdaad, Brakels grote werk Redelijke godsdienst (2 dln) was ook in vele Afgescheiden gezinnen een huisboek geworden. Misschien is het bij sommige nazaten nog wel op een achteraf plaatsje in een kast of in een doos ergens op zolder te vinden.

 

De eerste Afgescheiden gemeente in Friesland is op 21 juni 1835 ontstaan in Burum in Kollumerland, een dorpje dicht bij de Groningse provinciegrens. Geografisch gezien ligt het niet ver van Ulrum af.

De tweede en derde worden ruim 5 maanden later gesticht, Sneek en Bolsward (beide 27 november 1835). Dit hield verband met een reis, die ds de Cock van 27 november-9 december '35 door het Friese land heeft gemaakt. Hij was door Borneman en Andriessen uitgenodigd ook eens naar Sneek te komen.

In die genoemde periode institueerde hij gemeenten in Harlingen, Sexbierum en Minnertsga (1 december), Ferwerd en Blija (3 dec.), Marrum (4 dec.) en Leeuwarden (8 dec.), terwijl drie dagen later ds S. van Velzen in Drogeham zich afscheidde (11 dec.). De Cock had al die plaatsen op zijn rondreis aangedaan, met Joh. Andriessen uit Sneek, die met hem was meegereisd.

 

In november 1837 werden de Afgescheiden gemeenten in de volgende classes verdeeld:

1.classis Leeuwarden (Leeuwarden, Oenkerk en Suawoude)
2.classis Drogeham (Oudega, Boornbergum, Burum en Drogeham)
3.classis Wanswerd (Hallum, Marrum, Wanswerd, Ferwerd en Blija)
[pagina 22]
[p. 22]
4.classis Sexbierum (Minnertsga, Sexbierum, Harlingen)
5.classis Sneek (Bolsward, Ferwoude, Sneek, Tirns en Deersum)
6.classis Wolvega, die officieel nog gevormd moest worden, omdat naast Wolvega de concentratie Joure, Tjalleberd, Rottum en Katlijk nog als gemeenten moesten worden geïnstitueerd.

De allereerste gemeenten vinden we dus over de hele provincie verspreidGa naar eindnoot14., al valt er toch een zekere concentratie waar te nemen in Ferwerderadeel, een kleibouwstreek, waar enkele landbouwers geziene leiders blijken te zijn (H. Hettema, L. Hogendijk, P.S. van der Woude).

Bekwame figuren bepalen nu eenmaal middellijkerwijze mee het al of niet welslagen van een beweging.

Bijna 20 jaar later telde de Afgescheiden kerk in Friesland 35 gemeenten met 24 predikanten, allen klaar gekomen bij een regionale of particuliere opleiding. De Hervormde kerk telde in diezelfde tijd ruim 200 gemeenten. Het netwerk van Gereformeerde kerken in het Friesland van nu is vooral mee door de Doleantie ontstaan.

 

Laten we tenslotte hier uit het eerste ‘Jaarboekje voor de Christelijke Afgescheidene Gereformeerde Kerk in Nederland voor het jaar 1856’ het volgende staatje mogen doorgeven.

Klasse Leeuwarden

correspondent:  
Ds J. Beijer.  
penningmeester:  
H.P. Hettema.  
Gemeente Predikant Zielental
Leeuwarden J. Beijer 247
Beetgum Vacant 84
Boxum Vacant 79
Oenkerk A. Zanting 160
Suawoude Vacant 66
Hallum J.R. Kreulen -
Marrum F. Stuckwisch 232

Klasse Dokkum

correspondent:  
Ds D.J. van der Werp  
penningmeester:  
R.T. Boersma  

[pagina 23]
[p. 23]

Gemeente Predikant Zielental
Dokkum J. ter Borg 105
Wanswerd J. Kuiper 291
Ferwerd L.J. Hulst 535
Lioessens D.J. van der Werp 75
Driesum Vacant 160
Burum F. Strik 365

Klasse Drogeham

correspondent:  
Ds S. Baron  
penningmeester:  
Ds R. Scheuning ten Have  
Gemeente Predikant Zielental
Dragten R. Scheuning ten Have 481
Oudega R. Duiker 341
Bergum S.H. Baron 147
Drogeham C. Kok -
Surhuisterveen Vacant -
Westergeest R.P. Medema 146

Klasse Franeker

correspondent en penningmeester:  
Ds K.J. Pieters  
Gemeente Predikant Zielental
Harlingen Vacant -
Franeker K.J. Pieters 503
Sexbierum B. Amsing -
Minnertsga Vacant -

Klasse Sneek

correspondent en penningmeester:  
Ds K.J. van Goor  
Gemeente Predikant Zielental
Sneek K.J. van Goor -
Scharnegoutum M.H.J. Bosch -
Bolsward W. Coelingh -
Workum Vacant -
Koudum J.T. Bijzitter -
Hindelopen met Koudum gecomb. -

[pagina 24]
[p. 24]

Klasse Heerenveen

correspondent en penningmeester:  
Ds J. Talsma  
Gemeente Predikant Zielental
Heerenveen P. van der Sluijs -
Joure T.H. Uitterdijk 115
Katlijk en Mildam Vacant -
Lippenhuizen R. van der Scheer -
Donkerbroek J. Talsma 425
Haulerwijk met Donkerbroek gecombineerd  

eindnoot1.
J. Wesseling - De Afscheiding van 1834 in Groningerland I, 13-15 (Groningen 1973).
eindnoot2.
Voor het hiervolgende maken we gebruik van R.J. Staverman - Volk in Friesland buiten de kerk, 90-95 (diss. Nijmegen 1954/55).
eindnoot3.
Jelle Jelles Crolis (Croles) is op 23 mei 1824, 31 jaar oud, in IJlst getrouwd met de 22-jarige boerendochter Liskjen Walles Veldhuis. Zijn vader was ook scheepstimmerbaas.
eindnoot4.
R.J.Staverman - Volk in Friesland buiten de kerk, 90-91 (1954).
eindnoot5.
Inventaris Archief Staatssecretarie (Alg. Rijksarchief 's-Gravenhage), no 5791, 5802, 5817, 5827 en 4587.
eindnoot6.
Hij was de zoon van Pieter Hettes Hettema en Tjitske Tetmans.
eindnoot7.
Samengesteld door H. Algra.
eindnoot8.
Kroniek van een Friese boer, 101.
eindnoot9.
Hij schreef een voorrede voor E. Erskine's ‘De verzekering des geloofs, zijnde de inhoud van verscheidene predicatiën over Hebr. 10:19-22’. (5e druk Bolsward 1853).
eindnoot10.
Cornelis Witteveen stond 1825-'34 in Oosthem, C. van der Velde 1797-1827 in Woudsend, Tjalko Wassenaar 1806-'39 in Sybrandaburen en Lucas Fockens 1807-'50 in Sneek.
eindnoot11.
We hebben de spelling enigszins aangepast.
eindnoot12.
L.H. Mulder - Revolte der fijnen, 249 (1973).
eindnoot13.
We hebben een aantal gegevens ontleend aan een getypte inleiding van ds J.J.Kalma: It forrin fan de Ofskieding yn Fryslân (1971).
eindnoot14.
R.J. Staverman - Volk in Friesland buiten de kerk, 92, 93.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken