Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Afscheiding van 1834 in Groningerland. Deel 2. De classes Appingedam en Pekela van de Afgescheiden kerken (1976)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Afscheiding van 1834 in Groningerland. Deel 2. De classes Appingedam en Pekela van de Afgescheiden kerken
Afbeelding van De Afscheiding van 1834 in Groningerland. Deel 2. De classes Appingedam en Pekela van de Afgescheiden kerkenToon afbeelding van titelpagina van De Afscheiding van 1834 in Groningerland. Deel 2. De classes Appingedam en Pekela van de Afgescheiden kerken

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.03 MB)

Scans (932.77 MB)

ebook (6.41 MB)

XML (0.91 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/geschiedenis/tijdsbeeld(en)
non-fictie/theologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Afscheiding van 1834 in Groningerland. Deel 2. De classes Appingedam en Pekela van de Afgescheiden kerken

(1976)–Jan Wesseling–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 11]
[p. 11]

Inleiding

In de vaderlandse kerkgeschiedenis is de naam van het dorp Ulrum een begrip geworden. Daar begon in 1834 de doorbraak van een kerkelijke reformatie, die als ‘de Afscheiding’ in de historie bekend staat. In het reeds verschenen eerste deel van onze studie hebben we daarover uitvoerig geschreven.

Hoe die Afscheiding het gemoed van het volk raakte, kunnen we ons nog maar moeilijk voorstellen. Laten we ons daarom in gedachten nog één maal naar Ulrum verplaatsen.

Het is zondag 5 oktober 1834, acht dagen vóór de Afscheiding een feit zal worden. In Ulrum houdt die dag de door het Provinciaal kerkbestuur afgezette ds de Cock een godsdienstige bijeenkomst, zoals gewoonlijk in het huis van de wed. Koster, naar het beroep van haar man vaak Geertje Kuiper genoemd. De kerkelijke spanning in het Noordgroningse dorp is haast tastbaar geworden. Voor een explosie is nog maar weinig nodig.

Van bovengenoemde bijeenkomst is een ‘zakelijk relaas’ bewaard gebleven, opgesteld door iemand, die duidelijk niet met de Cock c.s. sympathiseerde. We ontdekten het bij de Ingekomen stukken van het Provinciaal kerkbestuur. Daar het nog onbekend was en we erin voelen, dat een beslissing dichtbij moet zijn, geven we het hier - enigszins samengevat - weer. We zitten dan meteen midden in de golfslag van de Afscheiding.

Om 9 uur verscheen H. de Cock en zijn vrouw (in het huis van Geertje Kuiper), hoewel ze een stervend kind thuis hadden, dat de volgende dag overleden is. Een grote menigte van mannen en vrouwen, meestal uit de geringe stand, was al aanwezig. De Cock liet de vergadering zingen Ps. 59:1-5; daarop deed hij een ‘zeer uitgerekt gebed’, waarin hij vele vreemde en hatelijke uitdrukkingen gebruikte en onder meer de hoop uitsprak, dat toch de koning en alle hoge en lage besturen, inzonderheid het Provinciaal kerkbestuur van Groningen, tot andere inzichten mochten komen en dat de sluier der duisternis, die over hen gespreid lag, mocht worden weggenomen en zij licht mochten ontvangen.

Daarop werd weer gezongen, Ps. 43:1 en 2. Vervolgens deed de Cock een zeer uitvoerig verhaal, vol met hatelijke uitweidingen over wat hem op de vergadering van het Provinciaal kerkbestuur was wedervaren.

Verder las hij de vergadering een brief voor van ds Scholte, waarin deze hem opwekte om te volharden in het geloof en de verdrukkingen gelaten te ondergaan; de tijd naderde, dat nog grotere vervolgingen zouden plaatsvinden en dat hij wel geheel van de dienst ontzet zou worden. Maar hij

[pagina 12]
[p. 12]

moest zich niet laten verschrikken, noch door prinsen noch door overheden noch door enige machten, daar de tijd aanstaande was, dat de gelovigen zich zouden wapenen en zich ten bloede toe verzetten tegen alle ondernemingen van hun vijanden.

Iemand riep toen: ‘Ja, ja, dominee, zo moet het maar gaan!’ Verder stond in de brief de vraag, hoe het zat met de ongesteldheid van ds Reddingius en van prof. Pareau en dat de straf van de ‘wreker Israëls’ daarin reeds zichtbaar was. Ook had ds Scholte in zijn brief bericht, dat hij binnen enkele dagen in Ulrum hoopte te komen; de Cock sprak de hoop uit, dat Scholte op zondag 12 oktober 's middags te Ulrum in de kerk zou preken.

Hierop vertelde de Cock, hoe in Friesland in de gemeente van ds Los, die hij als een ‘zeer rechtzinnig en gelovig leraar’ prees, onder het zingen van één der Evangelische gezangen, drie mensen met veel rumoer in de kerk waren gekomen.Ga naar eindnoot1 Daar hadden ze gezangboeken verscheurd ‘en met voeten getrapt’. Deze daad werd door de Cock zeer geprezen. Zo zou het overal moeten gaan.

De Evangelische gezangen werden door hem als ten uiterste verderflijk veroordeeld, ook de nieuwe psalmberijming, die weer door de oude moest worden vervangen.

Tenslotte deed hij een zeer omslachtig verhaal over een vroom man ‘op de Smilde’, die in een gezicht in de droom had gezien, hoe de muren van Jeruzalem weer werden opgetrokken. Op de noordzijde had de Cock op de hoge, nieuwgebouwde muur gestaan, aan de zuidzijde had hij geen bouwmeester gezien en aan de oost- en westzijde werden de fundamenten gelegd.

De Cock had gezegd, dat hij hartelijk wenste, dat hij bestemd mocht wezen om de bouwmeester van het vervallen gedeelte van Jeruzalem te worden.

Aan het einde van de vergadering was nog gezongen Ps. 48:4.

Onder aan het hierboven gereleveerde relaas staat dan nog te lezen: ‘N.B. de aangeduide zangverzen moeten vooral worden nagezien’.

We voelen in het verhaal de kerkelijke spanning als het ware trillen.

Dat de opkomende Afscheiding hevige emoties en verbittering losmaakte, willen we nog illustreren met een onbekend schrijven van de aartsvijand van de Cock, ds G. Benthem Reddingius van Assen.Ga naar eindnoot2 De brief is gedateerd 6 juni 1835 en gericht aan J.D. Janssen.

‘De Cock heeft nu weer een ondeugend boekje uitgegeven getyteld: De zoogenaamde Evangelische Gezangen, de oogappel der vervoerde en verleide menigte in de Synodaal Hervormde kerk, ja zelfs nog van sommige Godskinderen, uit blindheid, en omdat zij dronken geworden zijn door de wijn harer hoererijen, nader nog getoetst, gewogen en te ligt bevonden, ja strijdig met onze formulieren van eenigheid en Gods Woord, uitgegeven door H. de Cock, Geref. Leeraar onder het Kruis om J.C. wil, van Ulrum. Het ding lastert God en menschen. Hij heeft te Koekange op Hemelvaartsdag en op voorleden zondag gepredikt voor honderden menschen, uit omliggende Gemeenten en ook uit Overijssel, maar er waren slechts 19 in huis, de overigen stonden buiten.

[pagina 13]
[p. 13]

Zoo heeft hij het ook voor eenige weken, te Dwingeloo gehad, en dan kan er, zoo als de Officier zegt, niets aan gedaan worden, zoo dat de processenverbaal der Burgemeesteren daar over ingezonden, worden ter zijde gelegd. Zoo laat men die menschen ongestraft de wet ontduiken, en hunne plannen doorzetten, en welhaast zal de beroering algemeen en de verbittering op eene treurige wijze zichtbaar worden.

Volgens een brief, dien ik deze morgen uit Groningen ontving, moet ds Damstee van Uithuistermeeden thans ook groot verdriet van die menschen hebben.

Het is zonderling, dat overal die predikanten, die vroeger om hunnen ernst en regtzinnigheid het meest geëerd werden door de piëtisten, thans het meest door de Cockianen worden gekweld en verdoemd. Dit schijnt overal zoo te zijn, en dat laat zich zeer wel oplossen’.

Dat de Afscheiding ook in Groningerland op wonderbaarlijke wijze snel om zich heen greep, is bekend. Laten we nu onze aandacht richten op de kerken in de hervormde classes Appingedam en Winschoten.

Een tabellarisch overzicht van het zielental en het aantal belijdende leden van de Hervormde gemeenten van beide classes in 1837 geeft ons de volgende namen en cijfersGa naar eindnoot3:

CLASSIS APPINGEDAM
ring Appingedam
Zielen - ‘Ledematen’
Appingedam 1425 514
Farmsum 940 179
Heveskes c.a. 505 70
Meedhuizen 240 22
Opwierde 240 45
Oterdum 200 20
Tjamsweer 530 53
Weiwerd c.a. 270 33

CLASSIS APPINGEDAM
ring Delfzijl
Zielen - ‘Ledematen’
Bierum 440 58
Delfzijl 969 163
Godlinze 480 60
Holwierde 588 68
Jukwerd 105 16
Krewerd 180 19
Losdorp 150 25
Marsum c.a. 56 4
Solwerd c.a. 95 19
Spijk 650 81
Uitwierde 300 26

CLASSIS APPINGEDAM ring Loppersum Zielen - ‘Ledematen’

Enum c.a. 186 32
Garrelsweer 180 31
Garsthuizen 310 48
Leermens 410 69
Lellens 220 32
Loppersum 1036 163

CLASSIS APPINGEDAM ring Slochteren Zielen - ‘Ledematen’

Ten Boer 560 39
Garmerwolde 425 75
Harkstede c.a. 375 30
Scharmer 425 36
Hellum 470 72
Kolham 500 113

[pagina 14]
[p. 14]

Oosterwijtwerd 240 30
Stedum 630 104
Westeremden 400 81
Wirdum 375 41
't Zandt 710 118
Zeerijp 430 67

Schildwolde 825 78
Siddeburen 1006 105
Slochteren 920 225
Thesinge 350 30
Wittewierum 330 45
Woltersum 440 67

CLASSIS WINSCHOTEN ring Bellingwolde Zielen - ‘Ledematen’

Gemeenten-
Ter Apel 329 89
Bellingwolde 1925 397
Blijham 904 162
Bourtange 232 73
Onstwedde 1366 229
Oude Schans (of Bellingwolderschans) 228 49
Sellingen 421 109
Nw. Stadskan. 655 295
Vlagtwedde 949 246
Vriescheloo 591 122
Wedde 679 82

CLASSIS WINSCHOTEN ring Midwolde Zielen-‘Ledematen’

Gemeenten-
Beerta 1636 313
Finsterwolde 1530 198
Midwolde 1280 212
Nieuwe Schans (of Langakkerschans) 493 162
Nieuwolde 1400 235
Oostwold 745 162
Nw. Scheemda 686 153
Termunten en Borgsweer 739 94
Wagenborgen 500 53
Woldendorp 347 53

CLASSIS WINSCHOTEN ring Winschoten Zielen - ‘Ledematen’

Eexta 480 71
Meeden 1151 205
Noordbroek 1809 357
Nieuwe Pekela 3086 447
Oude Pekela 2907 761
Scheemda 975 210
Veendam 5531 1400
Westerlee 1100 106
Wildervank 3010 670
Winschoten 2996 560
Zuidbroek c.a. 2763 373
(met Muntendam samen)

Dat het ook in genoemde classes in 1833 en eerder al rommelde, blijkt uit een verslag van de ring Midwolda.Ga naar eindnoot4

Op één der vergaderingen had een lid van die ring getracht een antwoord te geven op de moeilijke vraag: Wat is nu ‘de eigenlijke aard der godsdienstige dweperij?’ ‘De thans in onze vaderlandsche kerk hernieuwde ver-

[pagina 15]
[p. 15]

deeldheden en Separatische bewegingen’ gaven maar al te veel aanleiding die vraag te stellen. Het antwoord hebben we nergens gelezen, maar de vraagstelling wijst al op het probleem, waarmee men zat.

Uit het verslag over het jaar 1834 noteerden we, dat het ook in de ring Midwolda zeer werd betreurd, dat de gemeente des Heren ‘zo jammerlijk verdeeld en beroerd werd door afwijkingen ter rechter en ter linker zijde van de eenvoudige, troostvolle en heiligende waarheid, die in Christus Jezus is. En niet alleen dat men algemeen de veege toestand van de Vaderlandsche kerk met leedgevoel beschouwde en naar verbetering van dien vurig verlangde....

Door onderlinge opwekking en samenspreking werd bij meer dan één broeder een heilige geestdrift ontvonkt, om niet alleen met woorden, wensen en gebeden, maar ook door geschriften de belangen van het Godsrijk, naar de mate der gaven hem verleend, te helpen ondersteunen en bevorderen. Weldra zullen uit de Ring meer openlijke bewijzen gegeven worden, dat men niet instemt met den leugengeest onzer dagen en wenst volstandig te blijven bij en kloekmoedig te strijden voor dat Evangelisch geloof, dat onze vrome voorvaders als de kostelijkste erve aan ons, hun nakomelingen, hebben nagelaten en waarin duizenden steeds getroost leefden en zalig ontslapen zijn’.

De ring Midwolda was - apostolisch gezien - een sterke ring. Daarin stonden predikanten, die geschriften publiceerden, zoals R. Engels te Nieuwolda en G.J.F. Cramer von Baumgarten te Midwolda.

Een verslag van de ring Bellingwolde, uitgebracht op 31 oktober 1834, vermeldt onder meer, dat de predikanten Oomkens van Onstwedde en Swaagman van het Nieuwe Stadskanaal spraken over de woelingen in hun gemeenten, waarin verscheidene personen ‘hen als leeraar der godsdienst voor onrechtzinnig hielden’ en dus niet meer in de kerk kwamen. Genoemde predikanten vroegen aan hun ringbroeders advies hoe in dezen te handelen.

Het antwoord luidde, dat ze ‘met de meeste voorzichtigheid standvastig moesten voortwerken in hun bediening, getrouw blijven aan het Woord van God en het beginsel der Gereformeerde kerk vasthouden’.

In die ringvergadering hield ds Wibrandus J. Koppius, die van 1812 tot zijn emeritaat in 1856 in Blijham stond, een verhandeling ‘over eenige zedelijke voordelen, die uit .de hedendaagse woelingen in ons Hervormd kerkgenootschap kunnen en waarschijnlijk zullen ontstaan’. De vergadering werd ‘door de voorlezing zeer gestigt’.

De verslagen der ringen Loppersum en Slochteren (beide van de classis Appingedam) vertonen hetzelfde patroon. Uit het Classikaal Totaal Overzicht van 22 december '34 putten we:

ring Loppersum:

‘een stukje werd voorgelezen betrekkelijk de thans bestaande onenigheden in ons Kerkgenootschap, hetwelk stof opleverde tot verdere nuttige en leerzame gesprekken. In de vergadering heerste de beste eendragt en vriendschap’.

[pagina 16]
[p. 16]

ring Slochteren:

bij de bespreking ‘konden de tegenwoordige kerkelijke onlusten niet vergeten worden. Zelfs had één der broeders te dier zake een onaangename omstandigheid en vroeg om raad’.

 

Maar wanneer in 1835 de Afscheiding in vele gemeenten zich heeft baangebroken, wordt aan de weerzin tegen het separatisme in steeds hatelijker bewoordingen lucht gegeven.

Over het jaar 1835 staat in het verslag van de ring Midwolda te lezen: ‘Met innig leedgevoel hoorde men ook hier hoe door de treurige godsdienstige verschijnselen onzer dagen ons Hervormd Kerkgenootschap al meer en meer geschokt werd, daar niet alleen ter ener zijde het dolijverige Separatisme van dag tot dag zich meer verbreidde, maar ook van de andere kant het bandelooste Liberalisme, dat zelfs de grondwaarheden des Christendoms tracht weg te schuiven’.

‘De vege toestand, waarin de kerk zich thans bevindt.... versterkte het gevoel hunner heilige roeping en verplichting om openlijk en vrijmoedig bewijs te geven, dat men niet instemt met de leugengeest van onzen tijd noch delen wil in de schuld dergenen, die ons kerkgenootschap te gronde richten’.

De ringbroeders wilden ‘de eenvoudige, troostvolle en heiligende waarheid’ handhaven ‘tegen alle afwijkingen ter regter- en ter linkerzijde’. Van ‘roervinken’ en scheurmakers moesten ze niets hebben.

Met die ‘linkerzijde’ bedoelden ze het ‘bandelooste Liberalisme’ hierboven genoemd. Het doel daarvan was - volgens het ringverslag van 1836 - ‘al de positieve waarheden des Christendoms te ondermijnen en omver te stoten’ en daarvoor in de plaats te stellen ‘een koud en dor rationalisme of een aesthetisch van alle grond en wezenlijke inhoud beroofd Christendom’.

En over de ‘regterzijde’, het ‘dolijverige Separatisme’ wordt het oordeel der ringbroeders in hetzelfde verslag als volgt door ds Ayolt Tonkens van Oostwold (Old.) geformuleerd:

‘Aan de andere kant ontwaarde men met geen mindere afkeer de voortgang van het heilloze en zich opnieuw aan het mensengezag blindelings verslavende Separatisme, dat in zijn hoogmoedige zelfverheffing en redeloze ijver doemt en verwerpt al wat met deszelfs bekrompenheid en eenzijdigheid niet tot de kleinste tittel toe instemt, en in zijn onkunde en bevooroordeeldheid, letter en geest, vorm en wezen jammerlijk verwart. Men bedroefde zich over deze beklagenswaardige uitersten’. Maar ook ergerden de ringbroeders zich over de handelwijze der Synode, ‘die geroepen en verplicht om het heerschende kwaad zoveel mogelijk krachtdadig tegen te gaan, dit door een achterdochtig makend stilzwijgen omtrent de voortdurende geldigheid en verbindende kracht onzer Symbolische schriften, steeds bevorderde, en de aan onze Hervormde en op Gods Woord gegronde kerkleer getrouwelijk vasthoudende Leraren den mond snoerde, zodat zij niet weten wat te zullen antwoorden, wanneer hun door zich afscheidende ge-

[pagina 17]
[p. 17]

meenteleden wordt afgevraagd of de Synode en het Genootschap, dat zij vertegenwoordigt, zich dan schaamt om wezenlijk Hervormd of Gereformeerd te zijn en het volgende acht om het alleen te heten?....

Doch de Heer regeert en Hij, de Koning zijner kerk, zal haar ook in dezen tijd, hoe treurig ook, niet gansch verlaten’.

 

Tot nu toe hebben we steeds de hervormde visie op Hendrik de Cock en de Afscheiding gegeven.

Maar we laten nu ook de Cock zelf aan het woord. Vooraf nog een vraag: ‘Was de Hervormde kerk na 1816 nog dezelfde als die vóór 1816?’ Het antwoord kan slechts luiden: zowel wat het ‘bestuur’ als wat de leer betreft, was ze niet dezelfde gebleven. Wat het bestuur aangaat, werden de leden der ‘kerkbesturen’ sedert 1816 benoemd door de koning, zodat de Gereformeerde kerk was omgebouwd tot een koninklijke inrichting, het Hervormd kerkgenootschap genoemd.

En wat de leer betreft, vóór 1816 had geen enkele predikant het recht te leren en te preken tegen de formulieren van Enigheid in; maar na 1816 mocht dit wel, omdat die formulieren slechts voorwaardelijk waren ondertekend. Een nog gereformeerde gemeente stond machteloos tegenover haar moderne predikant en had alleen het recht, dat ze niet gedwongen kon worden bij hem naar de kerk te gaan.

Er waren nog wel enkele dominees, die protesteerden tegen de gang van zaken in de Hervormde kerk, maar die stemmen verstomden langzamerhand. We noemen hier ds D. Molenaar uit Den Haag, die in 1827 een Adres aan al mijne geloofsgenooten publiceerde, waarvan duizenden exemplaren werden verspreid en waarin hij op de gevaren wees. Maar hij liet zich door de koning het zwijgen opleggen (en mocht nu predikant blijven). Weliswaar ontstond er in sommige streken van het land hernieuwde belangstelling voor de gereformeerde leer, maar de feitelijke toestanden in de Hervormde kerk veranderden niet.Ga naar eindnoot5

Velen kwamen nu niet meer in de kerk, reisden dikwijls uren ver om een rechtzinnige predikant te horen of zochten stichting in gezelschappen.

Toen sedert 1832 H. de Cock in Ulrum de gereformeerde leer weer zuiver begon te prediken, verwekte dit veel vijandschap bij zijn collega's in ring en classis. Verder gaf hij een aantal geschriften uit, die veel stof deden opwaaien. Laten we nu naar hem luisteren. We citeren enkele passages uit zijn eerste geschrift. In 1834 gaf hij uit Ernstige en hartelijke toespraak aan mijne landgenooten (reeds in '32 geschreven). Hij keert zich hierin tegen de vrije wil en citeert herhaaldelijk met instemming uit de Dordtse Leerregels.

Wanneer het woord verdraagzaamheid valt, schrijft de Cock: ‘de verdraagzaamheid.... zo heerlijk geschetst door onze voorname dichter SpandawGa naar eindnoot6, kwam voort niet uit de natuur, maar uit de genade, niet uit de neologie of dwaalgeesterij, maar uit de Gereformeerde of zuivere dienst van God’. Wanneer hij op een dag in juni 1832 zo juist de periodiek de Boekzaal der geleerde wereld heeft ontvangen, reageert hij na lezing van een artikel ont-

[pagina 18]
[p. 18]

steld als volgt: ‘hierin (heeft) ds Postumus van Waaksens en Brantgum (bij Dokkum gelegen) Gods vrijmachtige verkiezing en verwerping verworpen, die onze vaderen beschouwden als één van de grondstukken van de waarachtige dienst van God, waardoor de menschelijke werkheiligheid op het krachtigst beteugeld wordt’.

Wat verder schrijft de Cock: ‘Och neen, mijn geliefde landgenoten, de gelovigen van onze dagen denken er nog niet anders over dan de Apostelen en oudvaders, nog niet anders dan de gelovigen van de 15e, 16e, 17e en 18e eeuw.

Het waarachtig en zaligmakend geloof is één, en de weg der bekering tot God verandert niet, schoon nu de kerk bloeiender, dan kwijnender....’ Over de Dordtse Leerregels hoort men bijna niemand meer spreken, merkt de Cock op in zijn eerste geschrift en ‘....dat men sedert de Fransche revolutie vooral, nadat de kerktucht en het toezicht op de leer der waarheid van lieverlede verslapten en ophielden a.h.w. dat men eerst onder bedektere vormen (om der goeden wil in den lande), maar nu meer en meer openlijk, der Vaderen wijsheid als dwaasheid rekende en predikte, en daarvoor in de plaats stelde (gelijk de edele en waarlijk moedige baron van Zuylen van Nijevelt aantoont) een menigte grove afdwalingen van de gereformeerde leer’.

We aarzelen niet te zeggen: de herontdekking en herbeleving van de Dordtse Leerregels door de Cock en de zijnen is - dogmatisch gezien - één van de voornaamste oorzaken van het ontstaan der Afscheiding geweest.

eindnoot1
Dit incident speelde zich af in Wanswerd (Fr.) tijdens een kerkdienst in de hervormde kerk aldaar op zondag 28 september 1834.
De 3 broers Gerrit Pieters Faber (30), Jan P. Faber (34) en Oebele P. Faber (21 jaar) werden door de rechtbank ‘van eersten aanleg’ te Leeuwarden wegens het verwekken van beroering en wanorde tot de maximumstraf veroordeeld. We hebben van het voorval een artikel gewijd in Petahja (Orgaan v.d. Bond v. Mannenverenigingen op Geref. Grondslag) mei 1973.
eindnoot2
Geheim archief van het Departement van Hervormde Eeredienst; ingekomen en minuten van uitgegeven brieven, 1835-1836 (no. 1594) Alg. R.A., Den Haag.
eindnoot3
Archief Departement Hervormde Eredienst no. 1787-1788. (Alg. R.A. Den Haag).
eindnoot4
De ringverslagen zijn te vinden bij de ingekomen stukken van het Provinciaal Kerkbestuur van Groningen (R.A. Groningen).
eindnoot5
Hel. de Cock. Iets over de geschiedenis onzer kerk in vragen en antwoorden, 13-18. (Groningen, 1884).
eindnoot6
In de Cocks tijd was Hajo Spandaw (1778-1856) de Groningse dichter bij uitstek. Hij dichtte in de trant van Tollens over vorstenhuis en vaderland. Lange tijd werd zijn groot gedicht De Lof der Vrouwen een passend geschenk voor het schone geslacht geacht.
In 1821 gaf deze advocaat (later griffier der Staten en raadsheer in 't Hof van Groningen) een 135 pagina's tellende Lofrede op prins Willem de Eerste uit, waarin hij o.m. verdraagzaamheid - in liberale zin opgevat - één van diens hoofddeugden noemt. Daarom betwijfelen we of de Cock hier terecht Spandaw als verdediger van de gereformeerde verdraagzaamheid voorstelt.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken