Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Greep naar de macht (1994)

Informatie terzijde

Titelpagina van Greep naar de macht
Afbeelding van Greep naar de machtToon afbeelding van titelpagina van Greep naar de macht

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.22 MB)

XML (3.21 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/geschiedenis/Tweede Wereldoorlog
non-fictie/politiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Greep naar de macht

(1994)–Bruno De Wever–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945


Vorige Volgende

2.9 Besluit

In 1934 en 1935 werden de organisatorische en ideologische geboorteweeën van het vnv moeizaam overwonnen.

De partijleiding bouwde zich organisatorisch uit zoals voorzien in de stichtingsproclamatie. De meeste Centrales kregen een titularis en de gouwkaders werden opgevuld. Een en ander had tot gevolg dat de Hoofdraad sterk uitbreidde, maar tegelijk zijn functionaliteit verloor door gebrek aan interne coherentie. In de Hoofdraad zaten immers de leiders van verenigingen waarvan de integratie in het vnv nog grotendeels theoretisch bleef. Staf De Clercq ontpopte zich verder als een autoritair leider die er niet voor terugdeinsde op cruciale momenten zijn Hoofdraad buiten spel te zetten. Van in den beginne heeft hij ernaar gestreefd de macht van de regionale leiders te beperken door een centralistisch partijapparaat op te bouwen. Aanvankelijk zette hij daar de Kernbeweging van zijn radicale propagandaleider Reimond Tollenaere voor in. De vnv-leider beschouwde de Kernbeweging als een middel om het radicalisme van Tollenaere en diens volgelingen te kanaliseren. Het kwam al snel tot een hevig conflict tussen de Kernbeweging en de regionale leiders. Zij fnuikten de ambitie van Tollenaere en De Clercq door de Kernbeweging financiële steun te ontzeggen. Zonder steun uit de arrondissementen was het initiatief ten dode opgeschreven. Het toont aan hoe relatief De Clercqs macht als vnv-leider was. Pas nadat midden 1934 Tollenaere door de dienstplicht tijdelijk uit het vnv verdween, waardoor meteen ook de Kernbeweging werd opgedoekt, kreeg het vnv de wind in de zeilen.

Het ledental van de partij steeg in 1935 tot ca. 13.000. Een kleine duizend leden verkozen een geheim lidmaatschap. De partij verwierf een kleine financiële reserve door de centrale inning van contributies en giften.

Het vnv had in de beginjaren zijn zwaartepunt in de provincies West- en Oost-Vlaanderen en in Brabant. Bijna 80% van de leden van het vnv kwam uit die provincies. Niet toevallig waren er in de provincies Antwerpen en Limburg Vlaams-nationale partijen actief die zich niet of slechts zeer aarzelend bij het vnv wensten aan te sluiten. Toch tekende zich ook in deze provincies stilaan verandering af.

In Antwerpen stond de Frontpartij onder toenemende druk van het vnv. Belangrijk was de houding van Herman Van Puymbrouck. Aanvankelijk probeerde hij met De Schelde een verzoenende rol te spelen tussen de Frontpartij en het vnv. Toen hij onder druk van de

[pagina 175]
[p. 175]

financieel zorgelijke toestand van de krant, in de herfst van 1934 partij koos voor het vnv, luidde hij de zwanezang in van de Frontpartij. Van Puymbrouck bracht eerst de leiders van de Frontpartij opnieuw aan de onderhandelingstafel. Ze werden geconfronteerd met een onverzettelijke vnv-leider: het programma van het vnv was te nemen of te laten. Wanneer het Front onder die voorwaarde niet wilde toetreden, dan was de vnv-leider bereid te onderzoeken of een ‘werkverbond’ kon worden gevormd, op voorwaarde echter dat de Frontpartij uit de ‘godsvredefederatie’ zou stappen. De ‘godsvredefederatie’ was een poging om een nationale democratisch Vlaams-nationalistische partij te vormen, tegen het vnv. De Federatie stond of viel met de Antwerpse Frontpartij, aangezien de andere groepen gemarginaliseerd waren. De vnv-leiding wilde daarom in een eerste fase de Frontpartij afdammen. De Frontpartij stond voor een verscheurende keuze. Een grote meerderheid van de kaders wenste niet in zee te gaan met het vnv, maar aan de top heerste verdeeldheid. Toen eind 1934 enkele belangrijke leiders overgingen naar het vnv, was dit een nieuwe stap in de desintegratie van de Frontpartij en van de ‘godsvredefederatie’.

De teloorgang van de Frontpartij had wijdere gevolgen. In het arrondissement Turnhout volgde Thomas Debacker de gebeurtenissen met argusogen. Electoraal moest hij kunnen rekenen op een stevige Vlaams-nationalistische organisatie in Antwerpen, te meer omdat in Mechelen de toestand zeer onzeker was. Het was dan ook niet toevallig dat de Turnhoutse kvv zich eind 1934 formeel inschakelde in het vnv. Debacker behield echter een groot stuk autonomie. De Nieuwe Kempen ging soms regelrecht in tegen de centrale leiding. Anders dan de Frontpartij had Debacker niet de ambitie buiten zijn politiek territorium te treden. Op die voorwaarde werd zijn onafhankelijke opstelling door de vnv-leiding gedoogd, ook al omdat de leiding weinig keuze had. Een poging om Debacker het spreken te beletten door hem eind 1935 zijn persorgaan te ontnemen, strandde: zowat de hele Turnhoutse organisatie volgde Debacker toen hij uit het vnv werd ontslagen. Net voor de verkiezingen van 1936 dreigde daardoor een electorale ramp in de provincie Antwerpen, zodat de vnv-leiding toegaf. De relaties werden hersteld. In oktober 1936 trad de Turnhoutse kvv opnieuw formeel toe tot het vnv. Ook Debacker zelf was bezorgd voor zijn electorale positie. In het arrondissement Mechelen zocht hij een vitale partner. Ward Hermans was de enige die daarvoor in aanmerking kwam. De verhouding tussen Hermans en de vnv-leiding was zeer slecht. Niet alleen zijn politieke bokkesprongen werden hem kwalijk genomen, hij was bovendien persona non grata voor de gematigde vleugel van de vnv-leiding omdat hij zich openlijk profileerde als nationaal-socialist. Tegen de vnv-leiding in forceerde Debacker de toetreding van Hermans tot het vnv. Debacker ging daarmee regelrecht in tegen de gematigde vleugel waartoe hij zelf kon worden gerekend.

De toenadering van de Limburgse kvv tot het vnv verliep zeer traag. De partijbladen verkondigden op maatschappelijk en nationalistisch gebied stellingen die afweken van de vnv-stichtingsproclamatie. De centrale leiding had in Limburg geen voet aan de grond. Toch zou uiteindelijk, met de aanstelling in januari 1935 van Hendrik Ballet tot vnv-gouwleider, de Limburgse organisatie formeel toetreden tot het vnv. Dat de werkelijke Limburgse leider, Gerard Romsee, op de achtergrond bleef, gaf aanwijzing dat er nog geen sprake was van een werkelijke integratie.

Het vnv was er dus net voor de verkiezingen van 1936 in geslaagd zich over heel Vlaanderen uit te bouwen. De organisatie was stevig in de provincies West- en Oost-Vlaanderen en Brabant, al waren de verschillen tussen de arrondissementen aanzienlijk. Heel wat minder stevig stond het vnv in Antwerpen en Limburg. De vnv-leiding had er slechts een beperkte macht. Bovendien moest ze in Antwerpen rekening houden met een politieke concurrent die nog niet helemaal was uitgeschakeld.

Het vnv beperkte zijn activiteiten niet langer tot die van een politieke partij alleen. Zoals

[pagina 176]
[p. 176]

voorzien in de stichtingsakte werd een jeugd-, een vrouwen- en een vakbondsorganisatie uitgebouwd.

Na het tijdelijk verdwijnen van Reimond Tollenaere kwam het tot een toenadering tussen het al langer bestaande avnj en het vnv. avnj-leider Hilaire Gravez koesterde met het avnj dezelfde ambities zoals Tollenaere het deed met de Kernbeweging. In feite was het avnj een militie onder het mom van een jeugdbeweging. Toen de Wet op de Private Milities soepel werd toegepast, werd het avnj gesplitst in een echte jeugdbeweging en een militantenorganisatie voor jongvolwassenen. De organisaties kwamen rechtstreeks onder het bevel van de vnv-leiding. Zowel de jeugdbeweging als de militantenorganisatie hadden een beperkt ledental.

Het vnvv, de Vlaams-nationalistische vrouwenorganisatie die al voor het vnv ontstond, telde al evenmin veel leden. vnvv-leidster Magda Gravez-Haegens sloot haar organisatie eind 1934 aan bij het vnv en werd zo de leidster van de officiële vrouwen- en meisjesorganisatie van de partij.

Het vns was voor de vnv-leiding een belangrijk instrument voor de organisatorische uitbouw van het vnv, terwijl ook de vakbond profiteerde van de organisatorische expansie van de partij. Aanvankelijk was de relatie tussen de vns-leiding en het vnv eerder problematisch. Het had te maken met het feit dat de Aalsterse organisatie, waarvan het vns grotendeels afhankelijk was, niet onmiddellijk bereid bleek het vnv volop te steunen. Eenmaal dat de vnv-leiding zich verzekerd wist van de steun van de Aalsterse partijbonzen, kon ze het vns gebruiken als een verlengstuk van de partij. De verregaande verstrengeling tussen vakbond en partij bleek bij de verkiezingen van 1936.

Op het gebied van de partijpers tekenden zich belangrijke ontwikkelingen af. Er deed zich een centralisering voor onder impuls van de Aalsterse uitgever-drukker Ernest Van den Berghe. Hij drukte al vóór 1933 een aantal regionale partijbladen van buiten het arrondissement. Vanaf januari 1935 gaf hij ook de onafhankelijk gebleven Westvlaamse bladen uit. Zo kon de pers worden geüniformiseerd. In de stichtingsmaanden van het vnv hadden de ‘Aalsterse’ en de Westvlaamse bladen elk een kant gekozen van het ideologische dispuut dat in de schoot van de partij werd uitgevochten. Dat vnv-bladen tegenstrijdige meningen verkondigden was uiteraard een aanfluiting van het autoritaire beginsel. Dat kon worden vermeden door een uniformisering die haar beslag kreeg toen vanaf 14 december 1935 nog maar één vnv-weekblad, Strijd, verscheen. Een aantal regionale bladen bleef bestaan. Het waren de spreekbuizen van organisaties die slechts aarzelend integreerden in het vnv: De Nieuwe Kempen van de Turnhoutse kvv en de bladen van het Limburgse kvv.

Toen Herman Van Puymbrouck in september 1934 toetrad tot het vnv had de partij uitzicht op een dagelijkse spreekbuis. Van Puymbrouck had namelijk in 1933 de controle verworven over het Antwerpse dagblad De Schelde. Algauw bleek dat Van Puymbrouck niet bereid was zijn macht over de krant op te geven. Om zijn macht te breken was de vnv-leider verplicht zich te mengen in een internationaal politiek-financieel kluwen waarin de Grootnederlandse eigenaars van de krant en Duitse geïnteresseerden een hoofdrol speelden. In de loop van 1935 werd De Schelde een vurige pleitbezorger van het nationaal-socialisme. Gematigde vnv'ers eisten maatregelen. Met de verkiezingen in het vooruitzicht kon Staf De Clercq zich geen avonturen veroorloven, zodat een ingreep voor de hand lag.

Tijdens de eerste maanden van het bestaan van het vnv werd vruchteloos geprobeerd een uitgewerkt partijprogramma op te stellen. Paul Beeckman, Hendrik Elias en Reimond Tollenaere leverden elk een basistekst. Hun pogingen om een coherent programma op te stellen waren gedoemd tot mislukken: de ideologische tegenstellingen bleken voorlopig onoverbrugbaar. De Westvlamingen Paul Beeckman en Tony Herbert, de voornaamste ideologische architecten van het vnv, stapten op omdat hun ideeën niet werden aanvaard. De

[pagina 177]
[p. 177]

stichtingsproclamatie bleef niettemin de enige algemeen aanvaarde programmatekst. Staf De Clercq verwees steeds opnieuw naar dit document. Ideologische discussies over de draagwijdte en de precieze inhoud van de stichtingsproclamatie moesten vermeden worden, omdat ze tot een scheuring konden leiden. De fundamentele discussies tussen de twee vleugels van de partij noemde de vnv-leider inhoudsloos. Zo versluierde hij het feit dat het vnv het democratische paradigma had verlaten. Hij gebruikte de macht die hem als autoritair leider was toegewezen om de schijn van consensus in stand te houden. Ultimatums van beide zijden wees hij op besliste wijze van de hand. Op de Landdag van 1934 slaagde hij er handig in gedeeltelijk tegemoet te komen aan de wensen van beide vleugels. Hij noemde het vnv een Grootnederlandse revolutionaire partij die de vernietiging van de Belgische staat tot doel had, maar die voorlopig bleef ageren binnen de Belgische wettelijkheid. Over de verscheurende kwestie van het beoogde maatschappijmodel viel hij terug op de tekst van de stichtingsproclamatie. Hij voegde eraan toe dat het vnv niets had te kopiëren van het Maurrassisme, het Italiaanse fascisme of het Duitse nationaal-socialisme en dat er voor dictatuur en absolutisme geen plaats was in het vnv.

In mei 1935 verscheen het eerste uitgewerkte vnv-programma in druk, De Dietsche Volksstaat, geschreven door Hendrik Elias. Het stuk kwam er na hevige discussies tussen de twee vleugels in de partij. Het oorspronkelijk ontwerp van Elias werd fundamenteel gewijzigd zodat hij er zijn naam niet aan wilde verbinden. De schrappingen betroffen enkele stukken waarin Elias het vnv een federalistisch streefdoel gaf. Groot-Nederland bleef de onaantastbare en door iedereen te verdedigen finaliteit van de nationalistische strijd van het vnv. Dit stond een voorwaardelijke steun aan voorlopige hervormingen van de Belgische staat niet in de weg. Belangrijker waren de maatschappelijke programmapunten. Hendrik Elias lanceerde het begrip ‘organische democratie’. Al in de stichtingsmaanden van het vnv had hij dit begrip ontworpen, tegen de fascistische concepten van de radicale vleugel. De term ‘organische democratie’ is misleidend omdat hij in feite allerminst een herwaardering van het democratische gedachtengoed inhield. De Dietsche Volksstaat was bijzonder scherp en duidelijk in de afwijzing van de parlementaire democratie, de politieke partijen en de vakbonden. Het was veel minder duidelijk ten aanzien van de ‘organische democratie’ en de wijze waarop ‘volkscontrole’ en ‘volksmedezeggenschap’ zouden worden georganiseerd. Het algemeen enkelvoudig stemrecht bleek in ieder geval geen conditio sine qua non te zijn. Het bestaan van vrije politieke partijen was dat al evenmin. In de plaats daarvan werd gepleit voor een ‘organisch-solidaristische ordening’, in feite een vorm van corporatisme. Het nieuwe programma van het vnv droeg duidelijk het stempel van de gematigde vleugel. Men kan er een poging in zien om de fascistische concepten terug te dringen. Zo wordt gesproken over de bescherming van het individu door de principes van de rechtsstaat. Ook het concept dat de autoritaire partij een voorafspiegeling is van de nieuwe geordende staat werd afgewezen, omdat dit tot een dictatuur zou leiden. De Dietsche Volksstaat kan daarom gematigd worden genoemd, in vergelijking met de concepten van degenen die hun stempel drukten op de stichtingsproclamatie van 1933. Democratisch was het programma zeker niet. Bovendien constateert men dat de steller van het nieuwe programma, die model stond voor de gematigde vleugel van het vnv, een ideologisch achterhoedegevecht leverde. De reële ontwikkelingsgang van de partij was veel belangrijker dan de correcties en bijsturingen die na lang argumenteren en onder luid protest van de radicalen, in het programma werden aangebracht. Het ideologische discours van de partijleiding dat via talloze lokale vergaderingen en door de partijpers de basis aanhoudend beïnvloedde, was gespierd. De doelstellingen waren radicaal. Het vnv was een strijdorganisatie die zich voorbereidde op een nationale en maatschappelijke revolutie. Het was niet te vermijden dat sommige militanten dit ernstig namen en een echt revolutionair gevoel ontwikkelden.

[pagina 178]
[p. 178]

De Landdag van 1935 vertoonde alle ingrediënten van een geregisseerde fascistische massabijeenkomst. Vlag, groet en leider stonden centraal. Het gebeuren beantwoordde perfect aan wat Reimond Tollenaere al in de beginmaanden van het vnv had geconcipieerd. De nieuwe stijl moest het decorum worden van een totaal nieuwe partij op fascistische grondslag. Staf De Clercq onderwierp zich gewillig aan de leiderscultus. Het is betekenisvol dat de gematigde vleugel weinig verzet bood tegen die ontwikkelingen of steeds bereid was te capituleren. Een typisch voorbeeld is Hendrik Borginon. Hij kwam in 1935 tot het besluit dat het vnv een totalitair en dictatoriaal regime nastreefde. Hij kon zich geen ‘erger ramp voorstellen, dan dat het politiek programma van het vnv zou worden verwezenlijkt’. Hij nam tot tweemaal toe ontslag als partijlid, maar kwam telkens terug op zijn beslissing. Bij de verkiezingen van 1936 stond hij op de eerste plaats van de lijst Vlaams Nationaal Blok.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken