Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Greep naar de macht (1994)

Informatie terzijde

Titelpagina van Greep naar de macht
Afbeelding van Greep naar de machtToon afbeelding van titelpagina van Greep naar de macht

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.22 MB)

XML (3.21 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/geschiedenis/Tweede Wereldoorlog
non-fictie/politiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Greep naar de macht

(1994)–Bruno De Wever–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945


Vorige Volgende

6.7 Besluit

Het vnv ontpopte zich tijdens de bezetting geruisloos tot een nationaal-socialistische beweging. Staf De Clercq wilde van meet af aan een nationaal-socialistische geloofsbelijdenis uitspreken. Hij kon pas eind 1940 officieel de ideologie van het vnv nationaal-socialistisch noemen. De bezetter had hem dat tot dan toe verhinderd om te beletten dat het vnv zich naar het voorbeeld van de nsdap zou opwerpen als de nationaal-socialistische eenheidspartij in Vlaanderen. Niettemin hadden de vnv'ers via de vnv-pers toen al kunnen vernemen dat het vnv zich voortaan tot het nationaal-socialisme bekende. Het waren vooral Reimond Tollenaere en de vnv-neofiet Edgard Delvo die de ideologische vorming voor hun rekening namen. Uit hoofde van de hoge functies die beiden bekleedden, moeten hun standpunten als partijstandpunten worden beschouwd. Staf De Clercq nam ze trouwens over in zijn redevoeringen. Delvo beperkte zich grotendeels tot het verkondigen van de heilsboodschap die inherent is aan de meeste ideologieën. Tollenaere sneed de praktische zaken aan. De staat moest worden geleid door de besten, een politiek leidende stand die zijn emanatie vond in het vnv. Eenmaal dat het vnv de macht in het staatsleven had veroverd, verkreeg de partij het recht het hele volk te vertegenwoordigen. Van enige democratische controle in welke vorm ook kon geen sprake zijn. Van individuele politieke vrijheid al evenmin. De tijd dat ‘Jan en Alleman’ kon meebeslissen over staatszaken was definitief voorbij. Het volk was een organisch lichaam van rasgenoten waar voor niet-volksgenoten en natieverdelende elementen geen plaats was. Een knelpunt op dit gebied was de houding van het

[pagina 512]
[p. 512]

vnv tegenover de katholieke Kerk, die tenslotte de natie verdeelde in gelovigen en niet-gelovigen. De vnv-leiding zat gewrongen tussen de katholieke overtuiging van het merendeel van de vnv'ers en de noodzaak om afstand te nemen van de Kerk, te meer omdat het vnv door zijn vijanden binnen de collaboratie werd afgeschilderd als een klerikaal bolwerk. Het nationaal-socialisme bekende zich tot het ‘positieve christendom’ zonder daarom voor een bepaalde kerkgemeenschap te opteren. Er werd vooral afstand genomen van het ‘politiek katholicisme’. Het vnv zou echter de strijd aanbinden tegen al wat leidde tot ‘stelselmatige goddeloosheid’, met name tegen vrijmetselarij en jodendom. Na het uitbreken van de oorlog in de Sovjet-Unie kon het vnv weer aanknopen bij zijn vooroorlogse antibolsjewistische campagne. In het bekende register werd de nadruk gelegd op de band tussen jodendom en bolsjewisme. Het antisemitisme werd niet alleen met politieke en godsdienstige argumenten beleden. Joden waren altijd en overal ondermijners van het volkslichaam en moesten dus worden uitgedreven. De maatregelen die gepaard gingen met de samen- en uitdrijvingsfase van de nationaal-socialistische anti-joodse politiek, werden door het vnv toegejuicht. Vanuit eenzelfde biologisch geïnspireerd racisme werden de Walen afgewezen als volksgenoten. Wallonië en Frans-Vlaanderen werden opgeëist als levensruimte voor het Dietse volk.

Naast het imperialisme was het nationaal-socialisme, zoals dat al in het najaar 1940 werd gepropageerd, niet nieuw voor de vnv-militant. Het was een nieuwe vlag voor een zelfde lading. Al voor de oorlog was de partij al doordrenkt van het fascistische ideeëngoed. De fascistische vleugel in de partijleiding kon zich nu zonder scrupules uitleven. De gematigde vleugel bood geen weerstand meer. Ook vanuit de basis kwamen geen protesten tegen de racistische, imperialistische, totalitaire en oorlogszuchtige denkbeelden die nu onverholen de toon aangaven in de vnv-propaganda.

De kritiek die in de schoot van de vnv-leiding vooral door Frans Daels werd geformuleerd, broeide aan de basis van het vnv. Zij kwam voor het eerst tot uiting in de nsjv en was een zuiver nationalistisch geïnspireerd verzet tegen de Grootduitse tendens binnen het nationaal-socialisme. Zij sproot voort uit de toegevingen van de vnv-leiding op nationalistisch vlak. De vnv-leiding legde enerzijds steeds meer de nadruk op de integratie van Vlaanderen binnen het Germaanse Rijk, terwijl ze anderzijds zweeg over de nationalistische doelstelling van het vnv, nl. de stichting van een Grootnederlandse staat. Het Grootnederlandse ideaal kwam nog wel verhuld en sluiks aan bod. Een gevoel van frustratie ontstond doordat niet openlijk gesproken en geschreven kon worden over het nationalistische programma van het vnv. De ingrepen van de Duitse censuur deden de frustratie nog toenemen. Voor vele vnv'ers was het een ergernis te moeten vaststellen dat het vnv voor de buitenwereld over één kam werd geschoren met de politieke vijand binnen de collaboratie. Dat werd geweten aan een gebrek aan nationalistisch profiel. De roep om duidelijkheid werd sterker.

Tijdens het eerste bezettingsjaar heeft Staf De Clercq politiek en organisatorisch een dominerende rol gespeeld. De Clercq gebruikte de macht die hem van bij de stichting van het vnv was toegewezen om zijn partij de richting uit te duwen die hij had bepaald. Hij nam cruciale beslissingen zonder de vnv-leiding vooraf in te lichten, laat staan ze te consulteren. Er was geen sprake meer van een collectieve leiding. Voor de oorlog had hij er herhaaldelijk blijk van gegeven de wil en de durf te bezitten om op te treden als een autoritair leider. Nu kon hij zijn wil doordrukken zonder nog veel rekening te houden met de zwaargewichten in zijn partij. De omstandigheden van de bezetting beknotten de macht van de leden van de vnv-leiding. Bovendien verloor de Raad van Leiding, zoals het hoogste leidingsorgaan sinds oktober 1940 werd genoemd, zijn homogeniteit. Nieuwe leden traden toe en sommige vooroorlogse leden vielen weg. Van de vooroorlogse leden woonde Gerard Romsee, na zijn benoeming tot gouverneur van Limburg, de vergadering niet meer bij. Hij bleef wel lid. De

[pagina 513]
[p. 513]

andere vooroorlogse leden Staf De Clercq, Hendrik Elias, Reimond Tollenaere en Hendrik Elias kregen het gezelschap van de vnv-gouwleiders Jeroom Leuridan en Jan Timmermans. Na het ontstaan van de Volksbeweging werden in oktober 1940 de voorzitter van het IJzerbedevaartcomité Frans Daels, de oud-activist Reimond Speleers en de bwp'er Edgar Delvo opgenomen. Na de stichting van de Eenheidbeweging-vnv in mei 1941 volgden nog Pol Le Roy voor het Verdinaso en Odiel Daem voor Rex-Vlaanderen. Beiden werden het spoedig oneens met de politiek van het vnv en verlieten de Raad van Leiding. Van de nieuwe leden speelden vooral Frans Daels en Edgard Delvo een belangrijke rol. Daels trad op als de vermaner die de partijleiding verantwoordelijk stelde voor honderd en één zaken die volgens hem verkeerd gingen. Hij vond dat geen compromissen gesloten mochten worden met de Vlaamse ss. Vanaf september 1941 weigerde hij om die reden nog vergaderingen bij te wonen. Delvo daarentegen was een voorstander van samenwerking met de ss. Hij maakte een steile carrière in het vnv. Hij kreeg als vrijgestelde van de partij al onmiddellijk de verantwoordelijkheid voor de opleiding en de vorming in het vnv. Samen met Tollenaere drukte hij in het eerste bezettingsjaar zijn stempel op het beleid van de partij. Ze vormden een span dat Staf De Clercq adviseerde onvoorwaardelijk samen te werken met Duitsland om zo de macht in handen te krijgen. Zij meenden dat moest worden aangestuurd op een overeenkomst met de ss. Toen Tollenaere naar het Oostfront vertrok en er sneuvelde, stond Delvo alleen als voorstander van een vergelijk met de ss. Toen ook hij in april 1942 verdween wegens zijn aanstelling als leider van de Unie van Hand- en Geestesarbeiders, doofde deze strekking uit in de Raad van Leiding. Jeroom Leuridan die ideologisch zeker bij de radicale vleugel kon worden gerekend, toonde zich vanuit zijn Grootnederlandse overtuiging een hevig tegenstander van samenwerking met de DeVlag/ss. Hendrik Elias en Ernest Van den Berghe waren het evenzeer. Hun opinie won nog aan invloed toen in februari Karel Lambrechts, de nieuwe propagandaleider, toetrad tot de Raad van Leiding. Onder hun invloed en na het vertrek van Tollenaere brak Staf De Clercq de onderhandelingen met de ss-leiding af. Maar hij wenste niet definitief te breken. Tot het einde van zijn leven heeft hij gehoopt het pleit te kunnen winnen door een politiek van opbod en machtsvertoon. De grote manifestaties die in het verlengde van deze strategie werden georganiseerd, consacreerden De Clercq als autoritair leider. De toon en de maat van de leiderscultus oversteeg de vooroorlogse leidersverheerlijking. Het maakte Staf De Clercq onaantastbaar in de ogen van vele van zijn volgelingen. Ook dat was een belangrijk element dat het eigenmachtig optreden van Staf De Clercq mogelijk maakte.

Het vnv maakte tijdens het eerste jaar van de oorlog een expansie door. Begin 1942 telde de partij ca. 40.000 leden, bijna tweemaal de vooroorlogse sterkte. De partij won veel leden tengevolge van de tijdsomstandigheden. Zeker in de zomer van 1940 hebben velen gemeend dat het het vnv voor de wind zou gaan. Het vnv-lidmaatschap kon de weg vrijmaken voor een maatschappelijke carrière. Het vnv leverde veelvuldig dienstbetoon. Lang kon het vnv van deze gunstige tijdsomstandigheden niet profiteren. In 1942 begon de afkalving al. De wens om het vnv als een vitale, steeds groeiende organisatie voor te stellen, leidde tot propagandistische aberraties over het aantal aangesloten leden. Er moet ook rekening worden gehouden met een ‘expansie naar binnen’ die het gebrek aan werkelijke groei moest compenseren. vnv'ers werden verzocht hun vrouw en kinderen aan te zetten lid te worden van de nevenorganisaties. Naarmate het vnv leden verloor steeg de organisatiewoede. De partij bouwde zich horizontaal en verticaal uit. Centraal werden horizontale diensten gecreëerd die alle een verticale organisatie uitbouwden. Het gevolg was een vloed van benoemingen. De nadruk werd vooral gelegd op de propaganda, die hoe langer hoe meer een middel werd om de eigen achterban permanent te mobiliseren. Naar binnen en naar buiten moest dit een imago van bruisende vitaliteit in stand houden. Een en ander had een

[pagina 514]
[p. 514]

overorganisatie tot gevolg. De praktijk was moeilijker te manipuleren dan de papieren plannen, zodat de realiteit soms ver van de theorie kwam te staan. Op papier beschikte het vnv over een organisatie die zowat alle maatschappelijke sectoren bestreek. De partij bouwde een eigen inlichtingendienst uit en een net van rechtbanken voor de handhaving van het tuchtrecht binnen de partij. Het partijsecretariaat verhuisde van een bovenkamer in het Vlaams Huis in Brussel naar een gebouw aan de Wetstraat. De verhuizing was symbolisch voor de ambities van de partij.

De ambities waren groter dan de mogelijkheden. Plannen werden gesmeed voor het opzetten van een volledig gesalarieerd kader. Daarvoor was maandelijks ca. één miljoen frank nodig. Het vnv hoopte tevergeefs dat de bezetter deze kosten wilde dragen. Toen de verhoopte financiële steun uitbleef, werd de financiële druk op de eigen basis opgevoerd. Vanaf oktober 1941 werd het systeem van de verplichte belasting ingevoerd. Ieder vnv-lid moest naar gelang zijn inkomen afdragen aan de partij. Het systeem van de verplichte belasting functioneerde slecht omdat de inning gebrekkig gebeurde en vele leden weigerden te betalen.

Van de nevenorganisatie toonde vooral het vns zich actief tijdens het eerste bezettingsjaar. vns was het kanaal waarlangs vnv'ers massaal werden ingeschakeld in de economische en infrastructurele werken waaraan de bezetter prioriteit verleende. De bezetter kon zo een beroep doen op betrouwbare elementen. De vnv-leiding heeft de inzet van Arbeidsorde uitgebuit in haar strijd om politieke erkenning. In de strijd om het vakbondsmonopolie wees de vns-leiding op haar verdiensten. Zoals het vnv de politieke alleenheerschappij opeiste, ambieerde Arbeidsorde het monopolie inzake de organisatie van de werknemers. De verwachtingen waren hooggespannen toen de leider van Arbeidsorde, Victor Leemans, in augustus 1940 secretaris-generaal van Economische Zaken werd. Aan het hoofd van Arbeidsorde werd hij opgevolgd door vns-leider Karel Lambrechts. Het toch al theoretische onderscheid tussen beide organisaties verdween nu helemaal. In een nota voor de bezetter, 15 augustus 1940, vroeg Lambrechts de alleenheerschappij. Hij beweerde dat Arbeidsorde toen 250.000 leden telde, een cijfer dat vooral op bluf en wishful thinking steunde. Arbeidsorde slorpte enkele kleinere Vlaams-nationale vakbonden op en onderhandelde met enkele bonden van de christelijke en de socialistische vakbond. De onderhandelingen liepen op niets uit. In werkelijkheid had Arbeidsorde begin 1941 6.000 betalende leden. Arbeidsorde was in de ogen van de bezetter dan ook niet geschikt om een aktionsfähige vakbondsstructuur tot stand te brengen. De organisatie werd gedwongen aan te sluiten bij de uhga, terwijl de andere vakbonden verplicht werden Arbeidsorde als partner te aanvaarden. Kon Arbeidsorde er niet in slagen het monopolie te verwerven, dan werd nu gepoogd de leiding van de uhga te verwerven. Met steun van de bezetter kon Arbeidsorde in de uhga een onevenredig grote macht veroveren. Toen eind 1941 de vakbondscentrales effectief werden gecentraliseerd en Arbeidsorde samen met de traditionele bonden verdween, hadden leden van Arbeidsorde postgevat op een aantal sleutelposities. Toen de bezetter in maart 1942 Edgard Delvo als opvolger van Victor Grauls aanwees, was de hoogste functie in handen van een vnv'er. Delvo won omdat hij als een van de weinige vnv-leiders het vertrouwen genoot van de ss-leiding. Delvo moest nu ontslag nemen uit de Raad van Leiding. De vnv-leiding kon niettemin hopen dat de aanstelling van Delvo het vakbondsmonopolie alsnog aan het vnv zou bezorgen. Alles zou afhangen van de houding van Delvo. Voorlopig stelde hij niet teleur. Delvo manifesteerde zich na zijn aanstelling nog steeds openlijk als een vnv'er.

Het avnj ambieerde net zoals het vnv en het vns op zijn terrein het monopolie. De andere, ‘gepolitiseerde’ jeugdbewegingen moesten verdwijnen. Dat het avnj zelf aan een politieke partij was gelieerd, werd niet ervaren als een probleem. Zoals het vnv de emanatie wou zijn van het Vlaamse volk, zo was het avnj de emanatie van de Vlaamse jeugd. Met de werkelijke krachtsverhoudingen bij de georganiseerde jeugd werd geen rekening gehouden.

[pagina 515]
[p. 515]

Net zoals het vnv zou het avnj al snel moeten optornen tegen een door Duitse diensten opgezette en gesteunde concurrent. De Vlaamse Jeugd werd begin 1941 opgericht door de Vlaamse ss'er Alfons Wachtelaer. De nieuwe organisatie wierp zich op als de een heidsorganisatie voor de jeugd. avnj- en vnv-leiding gingen meteen in de aanval. Achter de schermen was avnj-leider Edgar Lehembre evenwel verplicht besprekingen aan te knopen met Wachtelaer die bescherming genoot van de Reichsjugendführung. De Reichsjugendführung wenste het avnj af te haken van het vnv. Het avnj verstevigde zijn positie toen door de oprichting van de Eenheidsbeweging-vnv, Jong-Dinaso en Rex-Jeugd bij het avnj aansloten. Het djv had zich al vroeger aangesloten. Van de grote jeugdbewegingen was alleen het vvks o.l.v. Maurits Van Haegendoren bereid te onderhandelen met het avnj. Midden juni reisden Lehembre, Wachtelaer en Van Haegendoren naar Berlijn om er een fusie van hun bewegingen te bespreken. Het leidde tot de oprichting van de nsjv waar het avnj en de Vlaamse Jeugd in opgingen. Het vvks bleef afzijdig, net zoals de andere grote jeugdbewegingen die het werken onmogelijk werd gemaakt. Dat de nsjv de jeugd van Vlaanderen zou overspannen, bleef een karikatuur van de werkelijkheid.

De stichting van de nsjv berustte op een aantal bewust in stand gehouden dubbelzinnigheden. Dat Edgar Lehembre aan het hoofd stond van de nsjv werd door het vnv beschouwd als een garantie dat de jeugdbeweging vastgeklonken bleef aan het vnv. De bepaling in de overeenkomst dat de nsjv deel zou uitmaken van ‘de nationaal-socialistische beweging welke Vlaanderen voor het nationaal-socialisme zou veroveren’ werd door het vnv gezien als een bevestiging van de band tussen vnv en nsjv. De Vlaamse Jeugd en de Vlaamse ss zagen het helemaal anders aangezien ze het vnv niet als die toekomstige beweging beschouwden. Vrijwel onmiddellijk ontstonden hierover moeilijkheden in de schoot van de nsjv. Sommige leiders van het avnj waren evenmin gelukkig met het feit dat hun jeugdbeweging een stuk van haar eigenheid verloor. Zij wensten o.m. het Grootnederlandse streefdoel weerspiegeld te zien in de benamingen van de jeugdbeweging. Zij verweten én het vnv én de nsjv laksheid in de verdediging van het Grootnederlandse ideaal en het christelijk karakter van de jeugdbeweging tegen de Grootduitse drijverijen van ss-gezinden. nsvj-leider Edgar Lehembre reageerde in de proclamatie van Kortrijk, 28 september 1941. Hij verklaarde dat de nsjv Grootnederlands was, maar dat deze opstelling geen splijtzwam mocht worden tussen Vlaanderen en Duitsland. Intern groeide de onrust, vooral naar aanleiding van bezoeken aan de hj waar jongeren konden vaststellen dat ze met hun engagement op weinig begrip konden rekenen. In juni 1942 kwam het tot een openlijke rebellie tegen Lehembre, een paleisrevolutie waarbij werd ingespeeld op de nationalistisch en religieus geïnspireerde onvrede. De zg. ‘Putsch van Vilvoorde’ was niet tegen het vnv, het nationaal-socialisme of het principe van de collaboratie gericht. De vnv-leiding stootte de leiders van de contestatie uit het vnv. Het zou de contestatie maar tijdelijk doen luwen.

Voor de oprichting van de nsjv telde het avnj ca. 5.000 leden. Het aantal leden van de nsjv groeide nog aan, mede door de enorme organisatorische expansie die werd mogelijk gemaakt door Duitse financiële steun waarop de nsjv als erkende eenheidsbeweging kon rekenen. De bezetter betaalde maandelijks o.m. 40.000 frank aan salarissen en financierde uitrustingsgoederen en werkingskosten. Ook het vnv leverde inspanningen. De vnv getroostte zich zware financiële inspanningen voor de jeugdbeweging. vnv-leden werden aangemaand, soms onder druk gezet hun kinderen bij de jeugdbeweging aan te sluiten.

In de zomer van 1940 werd de vnv-militie omgedoopt tot Zwarte Brigade. Het was een naamswijziging die meer dan een verandering van het uniform tot gevolg had. Reimond Tollenaere kon nu de plannen uitvoeren die voor de oorlog grotendeels theorie waren gebleven. De Zwarte Brigade moest de militaire arm worden van het vnv, een partijleger dat tegelijk het embryo werd van de organisatie die in de toekomst de openbare macht namens

[pagina 516]
[p. 516]

het vnv zou uitoefenen. De Zwarte Brigade moest tegelijk de militaire collaboratie voorbereiden. De organisatie zou het werfreservoir worden voor de militaire en paramilitaire formaties waaraan het vnv zijn medewerking verleende. Tollenaere werd hierbij volledig gesteund door Staf De Clercq die aan de politieke militie een grote rol toekende in de machtsverwerving.

Door de stichting van de Eenheidsbeweging-vnv smolt de Zwarte Brigade, met de dmo en de Strijdformatie van Rex-Vlaanderen, samen tot de dm/zb. De dinaso-leiding had inzake de militie vooral geprobeerd zoveel mogelijk concessies af te dwingen. Ze moest niettemin aanvaarden dat Reimond Tollenaere als commandant-generaal aan het hoofd kwam te staan. Onder hem zien we commandant Jef François, bovendien plaatsvervanger van Tollenaere. Merkwaardig was dat vnv'er Joris Vansteenland werd aangesteld als adjunct van Tollenaere, waardoor onduidelijk bleef wie de eventuele opvolger van Tollenaere was. Samen met rexist Paul Suys en nog een vnv'er vormden ze de Staf. Het vnv had dus voor een solied vnv-overwicht gezorgd. Tollenaere en François vertrokken samen met de eerste lichting van het Vlaams Legioen. Dat maakte de effectieve fusie er niet eenvoudiger op. Vooral bij de dmo'ers was veel wantrouwen aanwezig. Velen haakten spoedig af. Het wantrouwen werd er niet minder op toen Jef François, na de dood van Reimond Tollenaere, door de vnv-leiding werd afgewezen als hoogste leider van de militie. Joris Vansteenland werd de nieuwe leider.

De dm/zb kreeg een strikt militaire structuur. Het was een nogal pompeuze organisatie voor wat in de praktijk maar een ordedienst en colportageploeg bleek te zijn, ook al omdat de bezetter het bestaan van een heus partijleger wilde verhinderen. De dm/zb mocht zich ook niet in de plaats stellen van de Belgische ordediensten. Toch mag het belang van de militaire structuur niet worden onderschat. De dm/zb'ers werden doordrongen van hun militaire opdracht. Officieren volgden leergangen. De dm/zb was een werfreservoir voor paramilitaire en militaire formaties waardoor de organisatie permanent aan bloedverlies leed.

De dm/zb bleef voor de vnv-leiding een belangrijk instrument ten gerieve van de propagandaslag. De geüniformeerde ‘politieke soldaten’ konden beter dan wie ook de macht van het vnv demonstreren. Alles werd in het werk gesteld om zoveel mogelijk vnv'ers in de dm/zb te integreren. In maart 1942 stelde Staf De Clercq het lidmaatschap verplicht voor alle vnv'ers tussen 18 en 25 en voor reserveonderofficieren tot 40 jaar. De dienstverplichting was natuurlijk relatief omdat de leiding niemand kon dwingen in de partij te blijven. Individuele en sociale druk werd uitgeoefend. De vnv'ers werd niet alleen het grote propagandistische belang van de dm/zb ingeprent, er werd ook op gewezen dat een getrainde partijmacht nodig was voor een eventuele confrontatie met het communistische verzet. Tegelijk waren de leden van een geüniformeerde formatie sterker gebonden aan de partij. Het was moeilijker om uit de partij te stappen wanneer men openlijk bekend stond als vnv'er. In dit verband moet de oprichting van de Hulpbrigade worden gezien. De Hulpbrigade organiseerde alle vnv'ers die geen lid waren van de dm/zb. Het aantal geüniformeerde vnv'ers werd er sterk door vergroot. De directe aanleiding tot de oprichting van de Hulpbrigade was de ‘Tollenaeremars’, gehouden op 12 juli 1942. Het werd een hoogtepunt van de vnv-machtsontplooiing. De totale mobilisering van dm/zb en Hulpbrigade bracht respectievelijk 2.870 en ca. 3.800 militianen op de been. De totale sterkte van de dm/zb moet op zo'n 4.000 man worden geschat.

Het vnvv werd het eerste bezettingsjaar getekend door een wisseling aan de top. Magda Gravez-Haegens zette tijdens de eerste bezettingsmaanden haar pogingen voort om het vnvv te onttrekken aan de invloed van het vnv. Om die reden werd ze in september uit haar functie ontheven. Staf De Clercq stelde Odile Maréchal-Van den Berghe aan als haar opvolgster. Haar eerste daad was het uitvaardigen van standregelen die het vnvv definitief vastklonken aan het vnv. De organisatie werd op een identieke wijze als het vnv gestructureerd.

[pagina 517]
[p. 517]

De meisjes werden georganiseerd in de dms die o.l.v. Jetje Claessens bij de oprichting van de nsjv midden 1941 uit het vnvv stapten om toe te treden tot de jeugdbeweging.

Vanaf 1942 kreeg het vnvv concurrentie door de Vrouwenwerken van de DeVlag, geleid door de gewezen vnvv-leidster Magda Gravez-Haegens. Van DeVlag-zijde werd het vnvv afgeschilderd als een onbetekenende organisatie. Staf De Clercq reageerde hierop door het vnvv te betrekken bij de machtsontplooiing van de partij. De werking van het vnvv lag volledig in het verlengde van die van het vnv en was er volledig aan ondergeschikt.

Voor de afsplitsing van de dms telde het vnvv ca. 5.000 leden waarvan ongeveer een derde meisjes. Vermoedelijk won het vnvv door de ‘expansie naar binnen’ daarna nog wat leden bij, hoeveel is niet bekend.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken