Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Henry en Louize (1794)

Informatie terzijde

Titelpagina van Henry en Louize
Afbeelding van Henry en LouizeToon afbeelding van titelpagina van Henry en Louize

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.43 MB)

ebook (3.39 MB)

XML (0.66 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

briefroman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Henry en Louize

(1794)–Cornelia L. van der Weyde–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Eerste deel


Vorige Volgende
[pagina 84]
[p. 84]

Zes-entwintigste brief.
Louize aan den Heer Adelaart.

Weledele Heer, Waerdig Vriend!

 

Onbeschrijflijk aangenaam waren mij uwe liefderijke letteren - waarlijk, mijn Heer ! gij verpligt mij tot in het oneindige - zoo veel goedheid heb ik niet verdiend; doch ik zal mij uwe vaderlijke liefde en goedheid poogen waerdig te maaken. - Ik ondervinde ten duidelijksten, welk een voorrecht het is, een edelmoedig man tot Voogd te mogen hebben; maar ik gevoele ook integendeel de onaangenaamheden van het huislijk leven bij eene fijne Tante, welke alle moeite in het werk stelt, om u, mijn waerde Voogd! tegen mij optezetten, door u eene opeenstapeling van leugens aan het oor te brengen; dan, gij handelt zeer edelmoedig, met mij niet te veroordeelen zonder mij gehoord te hebben; daarom zal ik u, alles, tot het geringste toe, schrijven, en wel zonder eenige achterhoudendheid, zoo openhartig of ik aan een Vader schreef. -

Het speldegeld, dat gij mij van tijd tot tijd gezonden hebt, heb ik zuinig bespaard, tot ik een

[pagina 85]
[p. 85]

mooi beursjen bij een gezameld had. - Het begon mij eindelijk te verveelen langer ten spot van anderen te verstrekken, door mijne gekke kleeding, waaromtrent ik allerlei aanmerkingen moest hooren; 't geen mij deed besluiten, mij, voor mijne gespaarde penningen, in een ander gewaad te steeken; evenwel niet zwierig, maar zoo als alle hedendaagsche fatsoenlijke burger meisjens: - heb ik nu daaraan zoo veel misdreeven, mijn lieve Voogd? - en echter wanneer gij mij gebiedt, de door mij afgelegde kleederen weder aantetrekken, zal ik, hoe gaerne ik deeze kleeding wilde behouden, zulks, op uw bevel, doen; schoon ik u betuigen kan, dat er de minste zwier niet aan is - nu, gij zult er over kunnen oordeelen, wanneer ik de eer zal hebben u te zien. -

Wat nu de mij tot oneer verstrekkende verkeering met Officieren van ons Guarnizoen betreft, kan het volgende tot mijne verantwoording strekken:

Op zekeren dag ging ik met Tante naar de Oeffening, bij Broeder heethoofd, bij welke gelegenheid ik een Officier, met nog een ander Heer, ontmoette, welke eerstgemelde mij vriendlijk groette en wiens groet ik beantwoordde. (Ik zal niet melden hoe Tante mij daarover gehekeld heeft.) Op die Oeffening maakte Tante zich zeer kwaadaartig, zoo dat zij onpaslijk wierd: ik werd gezonden om haar flesjen met Hofmansdroppels te haalen; wanneer die zelfde Officier mij stond optewachten; - ik heb mij toen zoo gedraagen, dat ik mij verbeeld, andere meisjens ten voorbeelde te

[pagina 86]
[p. 86]

kunnen strekken; maar ik kon niet tegenhouden, dat hij mij weêr ter plaatse terug bragt, daar hij mij gevonden had; 't welk geschiedde onder menigvuldige betuigingen van liefde en hoogachting voor mij. - Ik heb hem na dien tijd niet weêr gesproken; maar heb drie brieven van hem ontvangen, opgevuld met betuigingen van eene vuurige liefde: eerst op den laatsten heb ik hem geantwoord, en hem in den zelven naar u geweezen, als bewust zijnde, dat, indien gij in hem den eerlijken man ontdekt, ik in u dan een vaderlijken vriend en raadsman zal aantreffen - mogelijk is hij wel bij u bekend - hij noemt zich henry, en geeft voor een fatsoenlijk man te zijn: - indien zulks waar zij, zal, zoo niet hij zelf, ten minsten zijne Familie bij u bekend wezen.

Zie daar, mijn Heer en Vaderlijke Voogd! mijn gansche gedrag, zonder de minste achterhouding, voor u open gelegd. - Ben ik nu wel zoo schuldig in uwe oogen, als mijne Tante getracht heeft mij bij u te doen voorkomen? - Dan, daar ik nu van mijne Tante spreek, moet ik u betuigen, dat het mij onmogelijk is langer bij haar intewoonen; want zij is ondraaglijk. - Mijn leven is niet anders dan eene aaneenschakeling van bitterheden - van den morgen tot den avond hoor ik niets dan gegrom - nimmer is 't effen, hoe zeer ik mij toeleg om alle gelegenheden tot ongenoegen voortekomen. - Gelooft gij niet, mijn lieve Voogd! dat een meisjen van mijne jaaren, zuchtende onder zoo veel geweld, eindelijk van den weg der deugd zou kunnen afdwaalen, en

[pagina 87]
[p. 87]

soms misstappen doen, die haar naderhand berouwen zouden? Dan, ik heb tot hiertoe altijd geredend, wanneer de mistroostigheid mij overviel; maar ben ik verzekerd dat ik altijd over mijne driften zal kunnen heerschen? - Een mensch is en blijft immers altijd mensch? -

Vergun mij derhalven, dat ik u een voorstel doe, namelijk: indien gij uwe Pupil behouden, en voor haare gezondheid zorgen wilt, moet ik gered worden uit dit huis, voor mij zoo vol gevaar. - Ik heb door uwen laatsten brief een denkbeeld van den boedel mijner overleedene Ouders gekreegen, en gezien dat ik van braave burger lieden afstam, die door eerlijkheid en vlijt poogden door de waereld te komen - De ontijdige dood van mijnen Vader is intusschen oorzaak dat hunne nalaatenschap maar in zeer weinig bestaat. - Mijne Tante heeft dus, mogelijk met een goed oogmerk - of misschien om voor het oog der menschen goede werken te doen, mij naar zich genomen. - Mijne kindsche jaaren heb ik, door uwe zorgen, in een goed school doorgebragt; welken tijd ik mij ten nutte gemaakt heb. - Ik verbeeld mij, dat geene te weeten, wat een meisjen van mijne jaaren noodzaaklijk weeten moet: - zou 't u dan niet mishaagen, indien ik na eene gelegenheid omzag, om voor Mademoiselle, of Jufvrouw van gezelschap, geplaatst te worden; en dus beproeve, of ik langs dien weg mijn fortuin zou kunnen bevorderen? - misschien lacht ze mij dan wel eens vriendelijk aan; men mag en moet haar immers daartoe gelegenheid geeven van ons te kunnen opmer-

[pagina 88]
[p. 88]

ken? - indien zij henry reeds heeft uitgezonden, ô dan vervalt het voorstel van zelve - wanneer mijn Voogd daaraan dan zijne toestemming geeft. - Maar is 't niet wonderlijk, dat mijn geloof, in dit geval, zoo zwak is? - 't Kan in mij niet opkomen, dat een Officier - en daarbij een groot man, in een burger meisjen zin zou hebben - wel verstaande, om haar voor zijne vrouw te neemen. - Nu - de tijd, die doch alles ontwikkelt, zal dit ook wel uitwijzen. -

Ik ben zeer begeerig te weeten, of henry ook bij u geweest is. -

Morgen komen hier eenige smulwammessen; - om dus niet met een stukjen lekkers van honk gezonden te worden, zal ik de eer aan mij neemen; en vraagen om uittegaan, en wel maar u. Ik hoope evenwel, dat mijne komst u geene ongelegenheid zal aandoen; waarom ik, dien aangaande, eenig antwoord van u wacht.

Na mij in uwe hooggeschatte vriendschap aanbevolen te hebben, teekene ik mij met kinderlijke genegenheid,

 

Weledele Heer!

 

Uwe gehoorzaame Pupil

 

louize.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken