Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Henry en Louize (1794)

Informatie terzijde

Titelpagina van Henry en Louize
Afbeelding van Henry en LouizeToon afbeelding van titelpagina van Henry en Louize

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.43 MB)

ebook (3.39 MB)

XML (0.66 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

briefroman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Henry en Louize

(1794)–Cornelia L. van der Weyde–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Eerste deel


Vorige Volgende
[pagina 106]
[p. 106]

Twee-endertigste brief.
Frederik aan Henry.

Beste Vriend!

 

Wel zoo! de verliefde minnaar is te vreden nu zullen alle menschen danssen en springen. - Hoor, heintjen! gij zijt een aartige snaak - eerst, toen u alles tegenliep, was ik te vrolijk, en - nu alles voor den wind schijnt te gaan, klaagt gij over mijne stilzwijgendheid. - Hoe drommel wilt gij het dan hebben? - Spreek maar, en het zal juist anders geschieden. - Dan, vriend! ik wensch u geluk dat alles zoo naar wensch gaat! - Alleen verzoek ik bruidsuiker - hypocras, daarna caneelstokjens en wat dies meer is: - vooral, indien Mevrouw geene nabestaande Bloedverwanten heeft, die mij vóór zijn, verzoek ik Peet over uw eerste kind te zijn - kortom, geloof dat ik zoo veel deel in uw huwelijk neem als iemand - en dat ik regt blijde ben, nu alles zoo wel, en zonder dooden of gekwetsten afloopt, en gij, boven dit alles, uw verstand nog behouden hebt. -

Ik vrees, vriend hendrik! dat ik het nu al-

[pagina 107]
[p. 107]

weêr zal verbruid hebben - maar kan ik het helpen? - Deeze minnehandel komt mij altijd zoo grappig voor, dat, als ik er aan denk, ik altijd lagchen moet - en dit zoude ik niet kunnen nalaaten al had ik tandpijn. -

Dan, mij bekruipt een sterke lust, om deeze Godin der liefde eens van nabij te komen beschouwen, dus verwonder u niet, als gij uwen vriend, den een of anderen tijd, eens onverwacht ziet aankomen. - Tot dus verre de inleiding.

Uwe samenspraak met louize is zielroerend - gij hebt u beide zeer wel gedraagen. - Het meisjen hield haar Peper zoo duur als gij uwe Safffaan. - Als ik weêr in ons Guarnizoen kom, zal ik mij wel wachten voor de wandelingen op den Wal; want ik mogt soms daar ook zoo eene Engelin opdoen, en ik zou, meester hendrik! zoo goed als gij de verliefde niet speelen kunnen -maar bij de eerste weigering, den moed al laaten zakken, en mijne vrijagie lag voor oud vuil in een hoek - dus ieder heeft zijne bestemming, en alles is wel geschikt. -

Maar, waar blijft de edele powhatan, de roem der Vorsten van het schoone Virginia? - Ik wenschte dat hij al terug ware; want ik verveel mij hier vreeslijk; mijn Oom wordt: hoe langer hoe knorriger - men kan het niet bij hem uithouden - het Podagra plaagt hem zeer - en mij van de weêromstuit. - Ik doe mijn best om hem optebeuren, maar te vergeefsch. - Als ik ooit oud worde, hoop ik niet dat ik zoo lastig voor mijne neeven zijn zal, want dan mogten zij mij

[pagina 108]
[p. 108]

tusschen beide ook eens vervloeken, zoo als ik hem, helaas! wel eens doe - en dat is ook al niet goed. -

Gij moet u niet verbeelden, heintjen! omdat ik u zoo wat met uwe deugdzaame liefde plaag, dat ik nooit bemind heb - ô ja, vriend! ik ben ook eens zoo gek geweest; het was in den H*** en wel in den winter, dat ik, in een gezelschap, eene Juffer opdeed; zij zag er wel uit, en was de jongste van twee zusters, vrolijk en luchtig van humeur, zoo goed als ik: - kortom, mij dacht, dit was een kolfjen naar mijne hand; - zij scheen ook nog al behaagen in mijn persoon te vinden. - De Juffers waren ouderloos, en leefden zeer hoflijk. - Men zeide dat zij veel geld bezaten; alles ging dus naar wensch, en ik was het katjen van de baan. - De winter bragt sneeuw en ijs voord, en mijne Belle beminde de sleedevaart zeer; zoo dat ik dagelijks, eens, of wel tweemaal, eene of andere oude knol van een Stalhouder een goed pak gaf, terwijl de gouden dukaaten als winterkoningjens wegvloogen. - Verder bragt ik mijne Zielvoogdes in de Comedie, op Conserten, of waar maar ergens vreugde te smaaken was. - De overige avonden bragt ik aan haar huis, in gezelschap van de zusters, door, waar dan den meesten tijd gespeeld werd: en ik, malle Duivel! was altijd van de partij mijner liefjen, en die wist zeer wel raad om mijne beurs te leegen: - kortom, toen de winter voorbij was, bevond ik mij zoo naakt en berooid, dat ik het niet langer kon uithouden; ja, was reeds honderd dukaaten schuldig aan den

[pagina 109]
[p. 109]

Solliciteur, en wist mij niet te redden. - Ik sprak toen mijne Meestresse aan, en vroeg, wanneer ons huwelijk voordgang hebben zou? - maar zij, die wel gemerkt had hoe schraal mijne beurs voorzien was, werd koeler - maakte allerlei gezogte uitvlugten, en toen ik daar wat ernstig over werd, verzogt zij mij vriendelijk om heen te gaan, en mij nooit weêr als minnaar bij haar te vertoonen. - Daar zat ik toen en keek even of ik gek was - ik moest evenwel raad schaffen. - Wat zou ik doen? - frits kroop zachtjens weêr naar zijn Guarnizoen - moest daar een geheel jaar krom liggen, en - daar meê was de kerk uit. -

Na dien tijd schuuw ik de liefde als de pest; want ik denk nog altijd om mijne H******* sleedevaarten; en daarom, als ik ooit weêr liefde in den zin kreeg, zou ik een goede dosis Conserf van Flier, in warmen Rhijnschen Wijn gemengd, gebruiken, om de min uittezweeten. Maar gij, braave Cameraad! zijt beter te regt geraakt - ik wensch ook dat het lang zoo mag voordduuren! met dat al, frederik benijdt u dat geluk niet; maar veel eer hoopt hij, dat nooit berouw, over uwe verstandize keuze, uw gemoed met zijne scherpe tanden kwetsen mag! -

Vaarwel! denk eens aan mij, en wees verzekerd dat niemand oprechter uw vriend is, dan uw

 

Cameraad

 

frederik.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken