Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Henry en Louize (1794)

Informatie terzijde

Titelpagina van Henry en Louize
Afbeelding van Henry en LouizeToon afbeelding van titelpagina van Henry en Louize

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.43 MB)

ebook (3.39 MB)

XML (0.66 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

briefroman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Henry en Louize

(1794)–Cornelia L. van der Weyde–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Eerste deel


Vorige Volgende

Zes-enveertigste brief.
Zuster Bedilziek aan Broeder Bemoeial.

Achtingwaerdige nathanaël!

 

Wanneer men zulke stichtelijke briefjens ontvangt, waarin verscheiden aanhaalingen uit den Bijbel te vinden zijn, dan is het even zoo goed of men oefening gehouden had, en de geest is kalm. -

Wel, gij hebt u van deeg gekweeten bij dien ongeloovigen adelaart. - Ik heb gisteren ook aan hem geschreeven; maar mijne pen in gal en alsem gedoopt; - ik heb hem ook de onredelijkheid van zijn gedrag aangetoond - de onvriendelijke wijze, op welke hij u ontvangen heeft, van deeg aan zijn verstand gebragt, en gezegd, dat gij, mijn lieve Broedertjen! een ordentelijk man zijt. - Geloof toch, dat ik den hoon, u aangedaan, nog hooger dan voor mij zelven zou opneemen - ja dat zou

[pagina 181]
[p. 181]

ik. - Voor zijn waare vrienden moet men met den geest des onderscheids raadpleegen, en voor hun in de bresse springen.

Ik heb ook voorgenomen mij niet verder meer te vermoeijen met die zondaaren den weg van bekeering voortehouden - het is toch maar paerlen voor de zwijnen geworpen; daarom, mijn lieve bemoeial! ontrust er uw geest. niet meer over - wij hebben aan onzen pligt, als mensch en als kristen, voldaan; voords zullen wij het zondig vleesch aan zijne zwakheid overlaaten, en zij zullen in het einde zien wat hun deel zijn zal. -

Is het wel mogelijk, Broedertjen! dat gij ontdekt hebt, dat louize, door een Officier, arm aan arm, is naar huis gebragt! - Nu behoef ik niet meer te twijfelen of het zal die zelfde wezen van wien ik die godlooze brieven gevonden heb - wis en waar is zij de zaak met hem eens. - Waar berg ik mij van schaamte? - Waar vlied ik voor den laster? want de vroome menschjens hebben toch eerder misdaan dan de waereldlingen. - Och! lieve Broedertjen! ik hoop dat gij mij bekwaamen, en mij helpen verdedigen zult. - Ik ben somtijds zoo mistroostig, dat ik mijne bede tot den Hemel opzend, om ontbonden te worden; want hier zal ons padjen toch altijd met doorntjens bezet zijn - te vergeefsch zoeken wij er roosjens op. -

Wel! wel! wat kan een mensch niet al overkomen? - Ik denk evenwel dat adelaart, na de leezing van mijnen brief, wel andere gedachten zal krijgen, en zoo niet, dan is hij een kind des Satans - en daarmede afgedaan; - hoe zou hij

[pagina 182]
[p. 182]

dan ook louize goede lessen geeven, daar hij zelf de deugd haat? - Och! dat zij naar uw en mijn voorbeeld gewandeld had, dan zou zij de deugd zelve geweest zijn! maar zij ontaart geheel en al van mij - 't is of ik haar wild vreemd ben. Zij heeft ook niets van die familie-trek, die, sedert meer dan honderd jaaren herwaard, in ons aangezicht is te kennen geweest. - Ik weet niet naar wie zij aart. - Haar Vader en Moeder, zaliger! ô! dat waren hupsche, deugdzaame lieden, die waarlijk den Heere vreesden. - Hoe is het mogelijk dat zulk een goede boom kwaade vrugten kon voordbrengen, en daar zij nog zoo eene vroome Tante heeft; maar zij is geheel in de magt van den Satan. -

Vergeef mij toch, lieve Broedertjen in den geloove! dat ik u aan de versmaading heb blootgesteld, welke gij aan het huis van dien trotschen adelaart hebt moeten ondergaan; had ik die bejegeningen kunnen voorzien, ik zou u gespaard, en liever mij zelven in gevaar gesteld hebben. -

Dat de Hombaars u lekker gesmaakt heeft, verschaft mij een bijzonder genoegen. - Eerstdaags verwacht ik beste Paling, van Halfwege, die is toch de dikste en vetste.) en zoo dra ik dezelve heb zult gij het weeten - 't is toch al wat men heeft, dat wij de milde gaven van onzen Schepper gebruiken. - Ik hoop u dan spoedig te zien; maar gij moet toch wat meerder aankomen. -

ô! Die louize kan ik met geen stok in huis houden - ik zit zoo godgansche avonden alleen, en 't leezen - och! dat verveelt ook al. -

[pagina 183]
[p. 183]

Nu - Broedertjen! vertrouw altijd op de vriendschap van

 

Uwe, in den geest vereenigde, Zuster

 

bedilziek.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken