Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den echo des weerelds. Deel 2 (1727)

Informatie terzijde

Titelpagina van Den echo des weerelds. Deel 2
Afbeelding van Den echo des weerelds. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Den echo des weerelds. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.12 MB)

ebook (3.29 MB)

XML (0.88 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den echo des weerelds. Deel 2

(1727)–Jacob Campo Weyerman–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 201]
[p. 201]

No. 26



illustratie

Maandag, den 14. April 1727.

Multa loquor: quidvis Nummis praesentibus opta,
Et veniet, clausum possidet arca Jovem.

Mevrouw Schoonoog en haar vlugge Dochter Ida Vroegryp harrewarden onderdaags als een paar Abderietsche Advokaaten (dat is, een luydschreeuwent Getier, en een stilzwygende Zin) en dat Pleydooi wakkerde zo hand over hand, dat Mama haar Kind dreygde te geesselen, doch het lieve Dier wist haar Voorrecht zo wel te beplyten, dat zy de Moeder eerst door natuurlyke Argumenten pal zette, en in 't vervolg nootzaakte om haar het Misdryf te vergeeven. Dat Wicht allegeerde 't haaren voordeelen, Dat zy liever gerekt en gepynigt wilde zyn, als een Landverraaders, alhoewel ik (sprak zy) onschuldig ben aan eenig Verraat, dan gegeesselt te worden, als een Slaavin, of schoon ik niet gebooren ben

[pagina 202]
[p. 202]

in Dienstbaarheyt. Daarenboven (vervolgde zy, haar verheffende op de Punten van haar goudlakensche Muyltjes) ben ik 't zedert den Zevende September getrêden in myn Dertiende jaar, een Ouderdom al te ryp om gegeesselt, en niet te jong om getrouwt te worden.

In het afloopen van dat Verschil kwam haar Papa verzelt met Jonker Geldeloos instappen, die Mama op een Leuningstoel zaagen zitten zuchten, en de jonge Juffer op het Rustbed leggen schreyen. Papa die zo goed Dochters was, als sommige Moeders kwaad Jongens zyn, vertrooste het Lente-Lam, met te zeggen, Dat hy gekomen was om haar te bevryden, waar op zy andwoorde, Dat zy onderhevig zou weezen aan die Kinderstraf, zo lang als zy zou moeten verblyven onder de straffe Gehoorzaamheyt van haar Mama. Jonker Geldeloos vroeg haar, Of zy by hem wilde komen woonen, dewyl zy haar zo misnoegt betoonde over de al te gestrenge Tucht van haar Moeder? en zy repliceerde hem blymoediglyk, Ja, Jonker, zo je me gelieft de Helft te geeven in uw Bed en aan uw Tafel. De Vader was een schatryk Solliciteur, en Jonker een doodarm Edelman, den laatste mankeerde Goed, en den eerste scheen benoodigt om Bloed, des stemde Papa zyn Dochters Keus, mids dat hy dat vroegryp Suykerpeertje aanvaarde tot een Huysvrouw. Jonker Geldeloos die een graager Maag had na een gebraade Kalfsharst, als na een raauw Lamsquartier, viel in de Zeedekunde, en beandwoorde dat Voorstel wyslyk met deeze Woorden.

Myn Heer, (sprak Jonker) uw Dochter is reeds te oud voor een Kind, en te jong voor een Vrouw; het is wel waar, dat twee a drie Lentezonneschynen haar zouden rypen tot 's Mans Wederhelft, maar het lust me niet om den Rol te speelen van een Voedster, of van een Opziener. Een jonge Juffer is voor kaar Veertiende a Vyftiende Jaar onbekwaam om behoorlyk te konnen onderrecht worden, en dan dient zy ten minsten een half Dozyn Meymaanden te studeeren, hoe dat zy haar zal en behoort te gedraagen op het openbaare Schouwburg des Weerelds, zynde het een verstandige Juffer die haar Fatsoen weet, wil, en kan bewaaren.

Maar als ik gezint ben om het Huuwelyk te begaan, (vervolgde hy) dan wil ik een Juffer uytkippen die het Goede uyt

[pagina 203]
[p. 203]

het Kwaade weet te schiften, dat is om my wel te doen verstaan, die het Kwaade by hooren Zeggen, en het Goede kend by Oefening. Ik moet een Vrouw hebben tot een Medemaat, en niet tot een Minnekind; ik ben na een Vrouw belust die verstandiglyk praat met voorbedachte Raade, alseen Wysgeerin, en niet die te hooi en te gras iets Aardigs snapt, als een voorbaarig Wicht. Ik moet een Vrouw hebben, myn Heer, die my jaarlyks gezonde en sterke Zoonen of Dochters kan toetellen, en niet die my Kinders geeft die altoos Kinders, ziekelyk, week, en onsterk verblyven, of lynrecht uyt de Geboorte nederdaalen in het Graf?

Om nu zo een Vrouw te bezitten moet men ten minsten een Jufferslot trekken van Twee a Vier en Twintig, in stee van een Kermispops Nul van Dertien Jaaren; de Laatste geeft ons Windeyers, en de Eerste komt te Markt met frische Kuykens. Wat my belangt ik zou liever met een Dame van Viermaal Twintig, als met een Kleuter van Tweemaal Zeven in de Huuwelyksfuyk kruypen, want ik zou vry zo vergenoegt zyn in my te vergaapen aan die inlandsche Antiquityt, in te leggen luysteren na die gevoorde Sibille, of met een Nachtkapittel te leezen in die overoude Kronyk, als te speelen met een Pop, te luysteren na een Papegaay, of te studeeren in een A B Bordtje; zynde 'er al zo veel Onderscheyt tusschen den Ouderdom en de Jeugd, als tusschen een Konststuk van den groote Titiaan, en een graauw Konterfytsel van Jan Baptista Biset.

Doch daarom ben ik niet geresolveert om een oude Medaille te overschroeven, of schoon zy 'er nog zo jeugdig uytziet, want een jeugdig Gelaat opeen ouden Romp, is als groene Mosop een gryz Eykenboom, of als een besneeuwde Haagh van groenende Taxis, Laurier, of Hulst, het groent lieflyk voor hot Oog, maar het is vreeslyk koud op den Tast. Neen, ik wileen Dame trouwen by of ontrent van myn Jaaren, want slaa ik 'er een aan die veel jonger is als ik, dan zal ik van haar Gedrag, en een ouder zal van myn Gedrag jaloers worden, en dat is aan weerskanten de Duy **l. Daarenboven konnen wy dan malkanderen niet uytschelden, ik haar voor een oude Waarzegster, en zy my voor een afgeboende Luywagen; gelyke Jaaren gelyke Liefdekrachten,

[pagina 204]
[p. 204]

zegt het Zeeuws Spreekwoort; en sterf ik voor haar of zy voor my, ons Sterflot zal geen halve Eeuw op die Koop verscheelen, en dat is geen ongemeene Troost voor de Duyf en voor de Tortel. Maar zo je 'er op staat, wil ik de jonge Juffer wel voor een Japansche Pop op myn Kabinet, of als een Speelpop voor myn Slaapkamer accepteeren, doch niet als met uw willis Verlof. Op myn Woord van Eer als Solliciteur, andwoorde Papa, zy zal met myn Verlof geen Pop zyn van den Adel. Maar om uw dat onryp en onedel Brokje inneemelyk te maaken, zal ik het vergulden met Vyftig Duyzent Guldens, en zo ik geen meer Kinders overwin, zal ik het verdubbelen, en 'er stervende een Drietandige Vork van maaken, ook kan men met een Vork van Hondert en Vyftig Duyzent Guldens wel een schoone Ham uyt Hymens langwerpig Vleeschketeltje haalen. Zo dra hoorde Jonker Geldeloos die Vyftig Duyzent Guldens Klok niet Brand Brand kleppen, of hy schoot toe met zyn adelyken Brandemmer om dat Kalkoventje te lesschen, zeggende; Fiat, myn Heer, ik neem de Pop tot myn Huysvrouw, want alhoewel zy niet oud genoeg is om myn Huyshouding te regeeren, ik ben wys genoeg om uw en om haar Goederen te administreeren. Ik zal my over dat Schaap met het Guide Vlies erbarmen als een andere Jason, want de Ervaarendheyt heeft my geleert, Dat de Rykdommen geeert, en de geldelooze Tytels misacht worden. Het Zilver beveelt de Boeren, en het Goud is den Tegenboekhouder der Vorsten. Ik ken geen beter Medgezel, geen beter Gouverneur, of geen beter Vriend als het Geld, het is by een Iegelyk gelieft, doch het lieft Niemant, gevolglyk zal het Geld my niet Koekoeken, veel eer zal het voor my Koppelen, en uyt Liefde tot het Geld is uw Dochter Myn.

Ha, Leezer, wat een merkelyk Onderscheyt is 'er tusschen Jonker Geldeloos voor of na het Bot van die Vyftig Duyzent Zilverlingen!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken