Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den echo des weerelds. Deel 2 (1727)

Informatie terzijde

Titelpagina van Den echo des weerelds. Deel 2
Afbeelding van Den echo des weerelds. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Den echo des weerelds. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.12 MB)

ebook (3.29 MB)

XML (0.88 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den echo des weerelds. Deel 2

(1727)–Jacob Campo Weyerman–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 249]
[p. 249]

No. 32



illustratie

Maandag, den 26. May 1727.

 
- Licuit, semperque licebit
 
Parcere personis, dicere de vitiis.
 
 
 
Anon. cujusd.

DEn Echo des Weerelds heeft in de voorleede week het VERMAAK in de Kasteleny laaten zitten, geen overmaakelyke plaats voor het Vermaak, mids onvergezelschapt met een Civiel Arrest; thans zal hy dien Kabouter gaan degageeren, die vry wel in zyn schik scheen te zyn, zo met de Dronkaards harangue des Kastelyns, als met de vrolyke Gasten, die dronken en klonken als Keulsche Kannenbakkers op een Gildefeest, als Poolsche Starosten op een Centauersche ryksdag, en om het te besluyten op het alderkrachtigste, als de door-

[pagina 250]
[p. 250]

wynde Scheepjes schellingen Ridders op den jaarlykschen Wynoogst in de Stads Doelen.

Het Vermaak vervoegde zig by drie Heeren, die Kavaliers in hun Gewaad, en Dieven in hun Hart waaren; doch niet om te leeren rooven of te steelen, want het Vermaak steelt niets als Zielen, maar om te luysteren na hun Diskoerssen, die vry Orthodox geleeken op het kapittel van sinte Laverna. Hoe lang hebje hebje het stof van de kristalle vloer des Oceaans geveegt, met de langgesteelde bêzems van Marseilles galeyen? vroeg den oudste Dief aan den jongste Guyt, en die repliceerde met een lacgh, waar in men de verworgende Hennep en de lêdenbreekende Koevoeten zag doorstraalen, Ontrent de sestien maanden, doch tot myn onschult, gelyk als ik zal bewyzen. Het is uw bewust dat ik altoos een groote zucht heb betuygt voor het Haagsch en voor het Leydsch Schouwburg? Ja dat weet ik, sprak den eerste, en daar op vervolgde den ander; Dan weetje ook dat ik een religieuse belofte had gedaan om de rust en om de stilzwygendheyt aldaar te bevorderen en te handhaven, derhalve bemachtigde ik zo stilletjes als het doenlyk was de zilvere Degens om de krakkeelen voor te komen, en de vergulde Snuyfdoozen om het niezen te beletten. Die dienst konden die verdienstige Tonneelspeelders uw nooit vergelden, viel 'er den middelste Dief op in, en den Galeyboef repliceerde, Dat is zo, maar de Ondankbaarheyt is de schaduw van het goeddoen. Op een zekere dag dat 'er voor de eerste maal een Treurspel van een Beterhuys poeet zou worden gespeelt, begaf ik my na de Komedie, doch ik had het ongeluk dat den Berymer die in een leeme Schors een uyt Kley geboetseerde Ziel voerde, myn pooging zag, benyde, en verklikte. Den Rechter nam myn yver in een linksche zin, en dewyl 'er nog een vodderytje bykwam dat mee al averechts wiert geinterpreteert, vermoede hy my van Dievery, en hy der my een patent vervaardigen na Marseille. Zo dra als ik aldaar gearriveert was, wiert ik omhangen met den Halsbant van de Orden, en ik moest myn Karavannes gaan doen op de kusten.

Ja ik weet hoe het kwaad Vermoeden smaakt, (sprak den middelste Guyt) en daar in zal ik uw met myn voorbeelt ondersteunen. Ik was te Londen in de Lombaertstraat geassocieert met een Kassier, en dewyl ik zag dat myn Kompagnon, wiens livery ik droeg, een

[pagina 251]
[p. 251]

exorbitante interest vorderde van de behoeftige Ligtemissen van Familie, vloog myn Gewisse my in myn aangezigt, waar tegens ik wel een tyd lang worstelde, doch het ten laatsten moest opgeeven. Ik kreeg een walcgh in myn gedrag, en om niet schaamroot te worden voor myn Landsluyden, bande ik myn zelven edelmoediglyk uyt myn Vaderlant. Het is waar dat ik het ingewand van de Kas mee nam, zonder daar eens op te denken..... Wie kan ook op alles denken, doch ik brogt den buyt niet ver. De Zee, die grondgierige Moeder slokte alles in; en ik heb niets overgehouden uyt die Schipbreuk, als myn Oprechtigheyt, en de Tederheden van myn Gewisse.

Ha myn zoon, de eerlyke Luyden zyn vervloekt by de Lukgodin! (schreeuwde den oudste Gaauwdief, die van een Kerkbêdelaar zig had weeten te verheffen tot den trap van een Kerkbeursesnyder) en daar van zal ik uw maar een staaltje vertellen. Ik mankeerde nooit van dagelyks myn beroep waar te neemen in de Kerk van de Paters Kapucynen, tot Ostende, alwaar ik meer dan eens de Bewindhebbers zakorlogies, en eenige permissie Quartjes, wist uyt hun binnebeursjes in myn tas te bidden. Maar op een tyd predikte een zeker Pater zo beweeglyk, dat ik in de zak van den Onderschout na een Neusdoek zogt om myn traanen af te droogen; doch dat Heerschap dat vervreemt scheen te zyn van alle medelyden en traanen, ley een zwaare hand op myn schouders, sleurde my na het Guytenbok, en.... maar wie behoeft ook zyn eygen schande op te bazuynen.

Het Vermaak was wel geplaifrert met die openhartige leevensverhaalen der drie Lavernisten, toen hy binnens monds hoorde lacghen aan een tweede tafel, waar op hy zig met zyn stoel daar na toe schoof, om aan die vreugde te participeeren, ongezien by die Lacghers. Dat Gezelschap bestont uyt een paar op het afsteeken staande Winkeliers, uyt een gebankroeteert Manufakturier, en uyt een bedurven Zeepzieder, het Orakel der op een bankroet loerende Koopluyden. Een Bankroet (sprak den Zeepdief) is een eerlyk middel om zig te bedienen van het vertrouwen der Ligtgeloovigen, en om op een vriendelyke wyze een kindsgedeelte te erven uyt eens anders Middelen. Maar op wat wyze legt men die Krygslist aan? vroegen die twee gedeklineerde Winkelglyders, en hy andwoorde, Op een onfeylbaar goed Fondament. Zo lang

[pagina 252]
[p. 252]

als het Krediet nog duurt moet men geld opzamelen a Deposito met beyde handen, en men mag vooral geen Koopmans goederen ontzeggen, van wat natuur die ook moogen weezen. Dan zal men op een duystere morgenstond een uur vroeger opstaan als zyn Gebuuren, na alvoorens de beste Effekten en de gereedste Penningen te hebben gesecureert en op het nachtslot gezet, tegens de veerassching der Vyanden, dat zyn de Schuldeysschers. Daar op krygt de Schel een overvloed van Neering, maar Sinjeur is 't zoek, Sinjeur heeft een gat gemaakt in de Maan, en Sinjeur is een Speelreys gaan doen, om is het doenlyk het Oost en het West uyt te vinden. De Schrik komt onder den Vyant, die fluks een derde van het Kapitaal wil laaten vallen; doch men is zo stom als een Visch: de Helft; daar is geen gehoor in de wacht: eyndelyk wort 'er gemompelt van den Onzichtbaaren het vaendel van Merkuur over het hooft te slingeren, en hem op nieuws te installeeren in het vreedzaam Regement van Mercatura, mids zig vrykoopende voor Dartig per Cent. Ha het Serpent begint te ontdooien door die warme Propositie; maar die som is boven zyn macht; en alhoewel hy geen weezendlyker schade weet aan te wyzen, dan dat hy jaarlyks twaalf duyzent Guldens aan Zakgelt verorberde, wort het verdrag getroffen op tien a twaalf van 't Hondert; en daar op komt den Uyl voor 't licht met het Overschot van den verrooverden buyt van Vyftig duyzent, tot Vyfmaal hondert duyzent Guldens, in baaren gelde, en alle de Effekten geborgen. Wat zegje Heeren, een Man die dat maar eenmaal waagt, is die niet behouden voor al zyn leeven? Ja, myn Heer, dat is Dingtaal, (andwoorde den Manufakturier) en ik zie nu zo klaar als die Ongelkaers daar brand in die kopere kandelaar, dat een Vader des Huysgezins in zyn Gewisse is verpligt, om ten minsten zig te absenteeren eens in zyn leeven, Maar, myn Heer, steekt 'er geen schande in een Bankroet? vroeg den jongste Winkelier, en den Zeepenist repliceerde; Ja, en Neen; Ja als 'er den Onderneemer niet by profiteert; en Neen, als hy vergult te voorschyn komt uyt die Schipbreuk: want een Bankroet slacht een Meysje dat in een zwakke buy achteroverbuytelt, of de steek van een Degen in het water, fluks is het Littêken weg, en gezalft zyn alle de wonden.

[pagina 253]
[p. 253]

Ondertusschen had den Kastelyn zig door het drinken van vyf a zeven bokaalen verfrischt van de fatigues der voorgemelde Oratie, tot Lof van de Dronkenschap, waar in hy zig loffelyk had gequeeten; en dewyl een zeker Snoeshaan zig verbeelde, dat hy niets had gereferveert om 'er af of toe te konnen doen, zey hy op een verwaande toon, Ik houje ses Drielingen, Kastelyn, datje ons de Dronkemans Oratie niet kond uytrekken, zonder te verwyderen van toon. Ik hou hetje, schreeuwde den Kastelyn, die zonder dat hy Theekoek behoefde te kaauwen om de stem te prepareeren, of zonder eenige voorafgaande Oratorische Hemmen te grommen, aldus begon te spreeken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken