Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Handboek der algemeene geschiedenis (1888)

Informatie terzijde

Titelpagina van Handboek der algemeene geschiedenis
Afbeelding van Handboek der algemeene geschiedenisToon afbeelding van titelpagina van Handboek der algemeene geschiedenis

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.06 MB)

Scans (30.51 MB)

ebook (3.24 MB)

XML (1.55 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)
non-fictie/geschiedenis-archeologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Handboek der algemeene geschiedenis

(1888)–Johan Adam Wijnne–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 1]
[p. 1]

Inleiding.

De Algemeene Geschiedenis is, voor zooverre hiervan berichten zijn, een samenhangend verhaal van de merkwaardigste gebeurtenissen, waaronder het menschelijk geslacht tot op onzen tijd is gevormd en ontwikkeld. Breeder opgevat, is de wetenschap der geschiedenis diegene, welke de kennis verschaft van de hoogte, waarop de beschaving heeft gestaan in de verschillende tijdperken van de ontwikkeling der menschheid.

De Algemeene Geschiedenis, ons bekend, is zeer beperkt, en dit te meer, naarmate wij hooger in de oudheid opklimmen. Zoo bepaalt zich de bekende oude geschiedenis bijna uitsluitend tot het Westen van Middel-Azië en tot de kustlanden langs de Middellandsche Zee, tot de volkeren en de gebeurtenissen, waarvan zij de woonplaats en het tooneel waren. Ook dus omschreven, is zij nog zeer onvolledig: van de eerste duizenden jaren valt weinig of niets met zekerheid te vermelden; van de duizend of twee duizend jaren, die aan 500 v.C. het naast zijn voorafgegaan, bestaan alleen fragmenten.

Velerlei zijn de bronnen der Historie. In de oudste tijden waren het alleen mondelinge overleveringen, veelal mythen, d.i. in verdichtselen gehulde geschiedenissen. In lateren tijd, dus ook thans, zijn het o.a. opschriften op gedenkteekenen en munten, oorkonden, kronieken en jaarboeken, gedenkschriften, historische werken. Het bijeenbrengen der feiten uit de bronnen heet historisch onderzoek, het toetsen en schiften der bronnen en 't beoordeelen der geloofwaardigheid van 't geen zij behelzen is de taak der kritiek.

Gelijk elke wetenschap de geschiedenis in meerdere of mindere mate behoeft, zoo maakt de historie op haar beurt gebruik van de slotsommen van schier alle wetenschappen. Bij voorkeur worden echter diegene hulpwetenschappen der geschiedenis genoemd, welke onontbeerlijk zijn tot het verkrijgen eener heldere en volledige kennis van 't gebeurde. De voornaamste dier hulpwetenschappen zijn de aardrijkskunde en de tijdrekenkunde, in zooverre zij bijdragen tot het vaststellen der gebeurtenissen naar plaats en tijd. De aardrijkskunde of geographie leert het tooneel kennen, waarop de gebeurtenissen hebben plaats gegrepen, en den invloed, dien de gesteldheid der woonplaatsen op den aard en op de lotgevallen der volkeren heeft geoefend. De tijdrekenkunde of chronologie geeft ons een vasten maatstaf aan de hand, om den duur en de opvolging van hetgeen
Wijnne, Handboek der Alg. Geschiedenis, 6de druk.

[pagina 2]
[p. 2]

is geschied te bepalen. Zij stelt ons in kennis van de verschillende tijdrekeningen of aeren, bij onderscheiden volkeren in gebruik, waarvan de voornaamste zijn:

De tijdrekening naar jaren der wereld, volgens 't aangenomen gevoelen ongeveer 4000 jaren vóór de geboorte van J.C., bij de Israëlieten.

De tijdrekening naar Olympiaden, beginnende met 776 v.C., bij de Grieken, hoewel ver van algemeen, sedert 300 v.C. in gebruik. - Iedere Olympiade bevat vier jaren.

De tijdrekening naar de stichting van Rome, beginnende, volgens Varro, met 753 v.C., bij de Romeinen.

De tijdrekening naar de Hedschrah of vlucht van Mohammed, die met 622 n.C. aanvangt, bij de Mohammedanen.

De jaartelling naar de jaren vóór en na de geboorte van Christus, waarvan het begin op zijn minst vier jaren te laat is gesteld.

Wat de berekening van het jaar aangaat, komt bovenal in aanmerking het onderscheid tusschen het maanjaar en het zonnejaar. Het eerste, dat bij de meeste volkeren der oudheid in gebruik was, telde ongeveer 355 dagen. Ten opzichte van het tweede valt te letten op het verschil tusschen het Juliaansche en het Gregoriaansche jaar. De Juliaansche tijdrekening, naar Julius Caesar genoemd, stelde het zonnejaar, sedert 45 v.C., op 365 dagen en 6 uren en is tot 1582 n.C. algemeen in gebruik gebleven (oude stijl). De Gregoriaansche, volgens nauwkeuriger waarnemingen door Gregorius XIII in 1582 ingevoerd (nieuwe stijl), bepaalde den duur van 't jaar op 365 dagen, 5 uren, 49 minuten en 12 seconden, wat nog een weinig te lang is. Zij is thans bij alle Christenvolkeren, behalve bij de Russen en de overige Grieksche Christenen, aangenomen.

In den zoogenoemden voorhistorischen tijd, vóór de schepping en de vermenigvuldiging van het geslacht der menschen, heeft de oppervlakte der aarde door vuur en water menige verandering ondergaan, ten gevolge waarvan zij haar tegenwoordige gedaante heeft verkregen. - De wetenschap, die de voortgaande vorming der aardkorst naspoort en verklaart, is de geologie (aardkennis).

Of alle menschen, zooals het Oude Testament leert, van één paar afstammen, is een vraag, die voor alsnog niet is uit te maken. Daarentegen is tot dusver niets gevonden, hetwelk in strijd is met de leer, dat de geheele menschheid slechts één soort uitmaakt. Nogtans is het niet te ontkennen, dat zich bij de menschen eigenaardige verscheidenheden naar lichaam en ziel voordoen, uit verschil van klimaat, voedsel, ontwikkeling van den geest en andere oorzaken voortspruitende, die zich van geslacht tot geslacht voortplanten. Deze verscheidenheden rechtvaardigen een verdeeling van het menschdom in rassen en stammen, hoe onmogelijk het ook bijna moge zijn, vaste grenslijnen te trekken. Het eenvoudigste is een getal van drie rassen aan te nemen: het Kaukasische, het Mongoolsche en het Aethiopische. Tusschen het Kaukasische en het Mongoolsche ras maakt de Amerikaansche stam den overgang uit, gelijk de Ma-

[pagina 3]
[p. 3]

leische tusschen het Kaukasische en het Aethiopische ras. Elk ras laat zich wederom in stammen, als onderdeelen, splitsen, welke splitsing gedeeltelijk, maar niet geheel, in overeenstemming is met de indeeling der talen. Zoo brengt men tot het Kaukasische ras o.a. den Indo-Germaanschen of Arischen, den Semietischen en andere stammen. De familiën of takken van volkeren, die wederom tot den Arischen stam worden gerekend, zijn de Indische, de Medo-Perzische, de Grieksch-Latijnsche, de Celtische, de Germaansche, de Romanische (de tegenwoordige Italianen en Spanjaarden), de Slavonische, enz.

De voorstelling, die men zich gewoonlijk maakt van den gang der ontwikkeling van de menschheid, is deze. De eerste bewoners dezer aarde ontvingen voedsel, kleeding, kortom alles onmiddellijk uit de hand der natuur. Weldra begon de strijd van den mensch tegen de dieren, en hiermede jacht en vischvangst. Behalve met deze bedrijven, hielden zich gansche volkeren met de veeteelt bezig. Van het zwervend herdersleven gingen zij later tot den akkerbouw over. Hij werd de aanleiding tot vaste woonplaatsen en de oorzaak van het ontstaan van staten. - Men verlieze intusschen niet uit het oog, dat deze meening niets is dan een veronderstelling. Zeker is het, dat in de vroegste eeuwen, waarvan overblijfselen zijn bewaard gebleven, de menschen geen andere dan steenen werktuigen bezigden, weshalve dat tijdperk het steenen heet. Op dien tijd volgde het bronzen, hierop het ijzeren tijdperk. Dat in al die tijdperken menschen hebben geleefd, die woningen bouwden, werktuigen bezigden, wilde en tamme zoogdieren hadden, zoo niet alle, dan toch vele van die dieren als voedsel nuttigden, maar ook planten bij hun maaltijden gebruikten, staat vast, sedert men in 1853 en later in het meer van Zurich, in dat van Constants en in andere meren overblijfselen dier voormalige woningen heeft gevonden. Dit zijn de zoogenoemde meer- of paalwoningen, welken laatsten naam zij dragen naar de palen of steigers, in het water staande, waarop die woningen werden opgetrokken. Zoo groot is hier en daar het getal dier regelmatig naast elkander staande palen, op rijen, evenwijdig loopende met den oever van het meer, 40,000 en meer, dat men recht heeft, niet alleen van paal- of meerwoningen, maar zelfs van paal- of meerdorpen te spreken.

De verschillende regeeringsvormen der staten, die bijna altijd gemengd zijn, doch naar 't overwegend bestanddeel worden onderscheiden, zijn:

De monarchale of eenhoofdige, waar één persoon heerscht, en deze vorm is:

onbeperkt, wanneer de heerscher alleen wetten geeft en ze uitvoert, zonder de onderdanen te raadplegen (òf absolute, d.i. volstrekte, monarchie, als de vorst naar vaste wetten regeert, òf despotisch, willekeurig, wanneer de heerscher alleen de wet geeft en ze laat uitvoeren, zonder dat de staatsinstellingen de medewerking eener andere macht voorschrijven, of wel, wanneer de heerscher die, welke voorgeschreven zijn, niet erkent);

beperkt, wanneer de vorst het wetgevend gezag met andere staatsmachten deelt.

[pagina 4]
[p. 4]

De republikeinsche (vrije staten), waar meer dan één persoon de hoogste macht in handen heeft, en deze vorm is:

aristocratisch (regeering der aanzienlijken), wanneer de aanzienlijken de wetten geven en doen uitvoeren, of wel een bepaalde stand of klasse van hen, altijd zonder het andere gedeelte van 't volk; oligarchisch, wanneer slechts weinigen van hen het bewind in handen hebben;

democratisch (volksregeering), wanneer het geheele volk aandeel aan het staatsbestuur heeft: volstrekt, wanneer de besluiten en de wetten bij stemming van alle burgers worden opgemaakt, aangenomen of verworpen; middellijk of vertegenwoordigend, zoo de macht der staatsburgers zich bepaalt tot het verkiezen hunner vertegenwoordigers, als deelgenooten der wetgevende macht; eindelijk ochlocratisch, wanneer de groote massa heerscht.

In bijna alle beschaafde staten van den tegenwoordigen tijd is de regeeringsvorm een samenstel uit de twee zoo even genoemde hoofdvormen: hier heeft meer de alleenheersching, elders 't aristocratisch of democratisch beginsel 't overwicht.

De behandeling der geschiedenis is tweeledig: ethnographisch, volksgewijze, d.i. die van het eene volk na die van het andere; synchronistisch, gelijktijdig, d.i. wanneer alle gebeurtenissen van 't zelfde tijdvak en van de onderscheiden volken gelijktijdig worden behandeld.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken