Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Belgisch museum voor de Nederduitsche tael- en letterkunde en de geschiedenis des vaderlands. Deel 2 (1838)

Informatie terzijde

Titelpagina van Belgisch museum voor de Nederduitsche tael- en letterkunde en de geschiedenis des vaderlands. Deel 2
Afbeelding van Belgisch museum voor de Nederduitsche tael- en letterkunde en de geschiedenis des vaderlands. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Belgisch museum voor de Nederduitsche tael- en letterkunde en de geschiedenis des vaderlands. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.69 MB)

ebook (3.98 MB)

XML (0.90 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Belgisch museum voor de Nederduitsche tael- en letterkunde en de geschiedenis des vaderlands. Deel 2

(1838)–J.F. Willems, [tijdschrift] Belgisch Museum–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 57]
[p. 57]

Van der zielen ende van den lechame,
een oud gedicht,
en bedenkingen daerop.

Wy hebben onlangs, onder de archiven van een liefdadig gesticht, een geheel en een geschonden half vel parkement ontdekt, groot in-8o, welke beide dienden voor scheurbladen aen eenen bundel rekeningen van de jaren 1521 tot en met 1532.

Het geschonden half vel draegt, op de eerste zyde, in roode letteren, den nummer lxxxvij en het geheel blad den nummer lxxxviij, hetgeen bewyst dat zy beide van een en hetzelfde handschrift deel gemaekt hebben. Op elke der vier zyden van het geheel blad zyn er, in drie kolonnen, honderd vyftig regelen. Het half vel is, in het midden, van boven naer onder, doorgesneden; dus dat de middenkolonnen der twee zyden onvolmaekt zyn, en dat op de eerste zyde, de derde kolonne, en op de tweede zyde, de eerste kolonne ontbreken. Het handschrift komt ons voor te zyn van de 15e eeuw.

Op het geschonden half blad en het geheel, leest men in 450 regels, het vervolg en het einde van een gedicht, hetwelk betrekking heeft tot eene geschiedenis uit de middeleeuwen, en waerin den minnehandel van eenen ridder en de nicht van eenen hertog, welke kasteleine was van VergyGa naar voetnoot1, beschreven wordt. De namen van den

[pagina 58]
[p. 58]

eenen en van den anderen (den laetste was waerschynelyk eenen der oude hertogen van Bourgondien), vinden wy niet in dit fragment. Van deze kasteleine wordt het volgende gezegd:

 
...... ‘Alst cam tenen chinese,
 
Dattie hertoghe hilt vul hof,
 
Omme te hebbene ere ende lof,
 
Ende sende boden uut, menegerande,
 
Omme al de vrouwen van den lande,
 
Ende omme sire nichten, diere woonde bi,
 
Die casteleine van VergyGa naar voetnoot1.’

Achter dit fragment van het eerste dichtstuk volgde een ander, waervan slechts twintig regelen zyn overge-

[pagina 59]
[p. 59]

bleven. In deze wordt gesproken van de bruiloft van Kanaan, in Galileën, op welke Christus het water in wyn veranderde: den schryver eindigt aldus:

 
‘Die dit hevet gescreven
 
Onse here mochte hem geven
 
Dat hi te hemele werde verheven
 
Ende wi alle hem beneven; amen.’

Nu volgt, onmiddelyk, beginnende op de derde zyde van het geheel blad, eene brok, bestaende in 278 regelen, en getyteld, in roode letteren: Van der ziele ende van den lechame.

En, daer er, achter het werkje geheeten Theophilus, gedicht der XIVe eeuw, uitgegeven door M. Ph. B.Ga naar voetnoot1, onder ander, volgt een rymwerk, hetwelk ook voor opschrift heeft: Van der zielen ende van den lichame, een abel dinc ende een edel leere, inhoudende 344 regelen, en dat het fragment door ons ontdekt, en den zelfden tytel voerende, deelmaekt van een ander afschrift van het eerst-gemelde rymwerk, zoo denken wy, aengezien er, hier en daer, tusschen de twee stukken eenig verschil bestaet, dat het niet vruchteloos zoude zyn het een met het ander hier in vergelyking te brengen.

[Het was ons niet wel mogelyk de twee teksten op dezelfde bladzyden, tegen over elkanderen te laten drukken; daerom laten wy hier de vergelyking der twee stukken, het een onder het ander, volgen, benevens de woordverklaringen, die er door den uitgever van dit tydschrift bygevoegd zyn en meestal moeten toegepast worden op den bovensten tekst.]

[pagina 60]
[p. 60]
Fragment door ons ontdekt:
1[regelnummer]
Eens nachts, in eene winter tide,
2[regelnummer]
Als over al de werelt wide
3[regelnummer]
Was alle dinc van ruste blide,
4[regelnummer]
Quam mi te voren van enen stride,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
In minen slape daer ic lach,
6[regelnummer]
In visioene dat ic sach
7[regelnummer]
Ene ziele, die groot hantgeslach
8[regelnummer]
Maecte, ende dicken riep: ‘O wach!’Ga naar voetnoot8
9[regelnummer]
Bi den vate was soe gestaenGa naar voetnoot9
10[regelnummer]
Des lechamen, daer soe ute was gegaen.
11[regelnummer]
Soe was met menegen zonde bevaen;
12[regelnummer]
Soe seide dat hijt al hadde gedaen;
13[regelnummer]
Soe sprac, alsoot haer geboot
14[regelnummer]
Hare anxene ende hare noot:
15[regelnummer]
‘O vule vleesch, nu liggestu doot,
16[regelnummer]
Die wilen hads de weilde groot!Ga naar voetnoot16
17[regelnummer]
Di daden ere rike ende gediede,Ga naar voetnoot17
18[regelnummer]
Dor dinen hulde, dor dinen miede.Ga naar voetnoot18
19[regelnummer]
Waer es nu dine mesniede?Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
Dine volgen nu niet veile liede;

--------------------------------------------------------

Stuk door Mr Ph. B. in het licht gegeven:
3[regelnummer]
Alle dinc es van rasten blide,
8[regelnummer]
Maecte ende riep dic: o wi! o wach!
11[regelnummer]
Met groten sonden wasse bevaen,
14[regelnummer]
Haer pine, haer anxt, haer noet
15[regelnummer]
O vule vleesch ligdi nu doot,
20[regelnummer]
Nu en volghen u niet vele liede
[pagina 61]
[p. 61]
21[regelnummer]
Dijn stert es di of te broken;Ga naar voetnoot21
22[regelnummer]
Nu en bestu niet in dire roken,Ga naar voetnoot22
23[regelnummer]
In dinen palayse wide ontploken;Ga naar voetnoot23
24[regelnummer]
Maer in eene clene graf beloken.
25[regelnummer]
Wat doen die nu dine grote lene,
26[regelnummer]
Dine hoge borge, dine stene?Ga naar voetnoot26
27[regelnummer]
Dijn huus, van vij voeten clene,
28[regelnummer]
Der worme eist, ende dijn gemene.
29[regelnummer]
Ic, die eydele creature,
30[regelnummer]
W.............
31[regelnummer]
E.............
32[regelnummer]
G.............
33[regelnummer]
Doe di..........
34[regelnummer]
Wach arme, of ic noit worden ware!
35[regelnummer]
Dor di moet ic die pine zwareGa naar voetnoot35
36[regelnummer]
Dogen in ere duvele scareGa naar voetnoot36
37[regelnummer]
(Hets goet recht) Ic liet mi dwingen:
38[regelnummer]
Dine liets mi gere doget gehingen,Ga naar voetnoot38
39[regelnummer]
Ende trac mi tallen quaden dingen:

--------------------------------------------------------

22[regelnummer]
Dune best niet in dinen roeken
24[regelnummer]
Maer in een cleine vat besloten.
26[regelnummer]
Dijn hoghe borghe, dijn hoghe stene
28[regelnummer]
Es der wormen al ghemene.
30[regelnummer]
Was ghemaect na Gods figure,
31[regelnummer]
Ende in doepsel worden puere,
32[regelnummer]
Ben besmet in corter ure.
33[regelnummer]
Vore u ben ic voer Gode ommare,Ga naar voetnoot33
35[regelnummer]
Doer di moet ic doeghen zware
36[regelnummer]
Pine in der duvelen scare.
38[regelnummer]
Dune liets my ghene doghet beghinnen.
39[regelnummer]
Du trox mi tallen quaden dinghen.
[pagina 62]
[p. 62]
40[regelnummer]
Dat sal mi ter pine bringen,
41[regelnummer]
Daer ic ewelike in moet blaken.
42[regelnummer]
Al de tongen, die noit spraken,Ga naar voetnoot42
43[regelnummer]
Sine conden niet gerakenGa naar voetnoot43
44[regelnummer]
Die minste pine die ic moet smaken;
45[regelnummer]
Nochtanne torment mi veile mere
46[regelnummer]
Die pine, die ic doge van zere
47[regelnummer]
Dat ic dat scauwen van onsen Here
48[regelnummer]
Hebbe verloren emmermere!
49[regelnummer]
Waer zijn nu die dyere stene,
50[regelnummer]
Dijn gout, dijn zelver algemene,
51[regelnummer]
Daer du Gode omme vergaets al rene?
52[regelnummer]
Nu doocht di dine rijcheit clene.Ga naar voetnoot52
53[regelnummer]
Waer es dijn graeu ende dijn bont,
54[regelnummer]
Dijn menech marc, dijn menech pont,
55[regelnummer]
Die diere spise, die di contGa naar voetnoot55
56[regelnummer]
Dicken was, te menegen stont?
57[regelnummer]
Nu ne hevettu niet dine everzwine,Ga naar voetnoot57
58[regelnummer]
Dine herten, dine hinden, dine conine,
59[regelnummer]
Dine kelnaren metten wine,
60[regelnummer]
Dine scone nappe zelverine.Ga naar voetnoot60

--------------------------------------------------------

42[regelnummer]
Alle die noit met tonghen spraken
43[regelnummer]
En consten, aerme! niet gheraken
44[regelnummer]
Nochtan soe torment mi mere,
45[regelnummer]
Dat ic danschijn van onsen Here,
48[regelnummer]
En mach scouwen nemmermere.
51[regelnummer]
Daer ghi Gode omme vergaet allene,
52[regelnummer]
Nu doech u u rijcheit clene.
57[regelnummer]
(Blom. 53) Du heves nu niet dine everzwine,
59[regelnummer]
(B. 55) Dijn grote kelderen metten wine,
[pagina 63]
[p. 63]
61[regelnummer]
Nu moetstu selve spise werden
62[regelnummer]
Der vulre worme, in der erden:
63[regelnummer]
Dit es hare ende, die begerden
64[regelnummer]
Die vette morsele ende verterden.Ga naar voetnoot63, 64
65[regelnummer]
Hoe es di bequame dine woninge?
66[regelnummer]
Soe es wel donker ende wel hinge.
67[regelnummer]
Dine hoors no sies sonderlinge.Ga naar voetnoot67
68[regelnummer]
Di versmaden alle dinge,
69[regelnummer]
Lant, zant, huus ende scure,
70[regelnummer]
Dine hoge vesten, dine mure;
71[regelnummer]
Ende al datti oyt wart te zure
72[regelnummer]
Es di genomen in corter ure.
73[regelnummer]
Dine vriende hebben di gelaten,
74[regelnummer]
Die metti gingen ende zaten:
75[regelnummer]
Si sullen omme di pensen te maten,Ga naar voetnoot75
76[regelnummer]
Mogen si dijn goet hebben te baten.
77[regelnummer]
Tgoet dat dinen wive es bleven
78[regelnummer]
Heift de rauwe van haer verdreven.
79[regelnummer]
Dine kindre souden ooc cume gevenGa naar voetnoot79
80[regelnummer]
Vier peneweider omme dijn leven;Ga naar voetnoot80

--------------------------------------------------------

63[regelnummer]
(B. 59) Dits hare inde die begherden
64[regelnummer]
(B. 60) Die vette morsele ende verteerden.
65[regelnummer]
(B. 61) Hoe es u bequame dese woeninghe,
66[regelnummer]
(B. 62) Si es wel doncker ende wel dinne,
69[regelnummer]
(B. 65) Valut, scat, huus ende scuere,
70[regelnummer]
(B. 66) U hoghe vesten, ende muere,
77[regelnummer]
(B. 73) Ende 't gout dat uwen wive es bleven,
78[regelnummer]
(B. 74) Hevet van haer den rou verdreven,
79[regelnummer]
(B. 75) Ende u kinderen souden cume gheven.
80[regelnummer]
(B. 76) Viere penninghen om u leven.
[pagina 64]
[p. 64]
81[regelnummer]
Sine gaver ooc niet een iaer te pande
81[regelnummer]
Twe gemeite van haren lande,
83[regelnummer]
Ende so di mochten uten bandeGa naar voetnoot83
84[regelnummer]
Verlossen van des vyants hande.
85[regelnummer]
Onsalech vleesch, nu weitstu wel
86[regelnummer]
Dat bedriegelijc ende fel
87[regelnummer]
Die werelt es, ende haer spel;
88[regelnummer]
Ende hare glorie es wint, ende niet el.Ga naar voetnoot88
89[regelnummer]
Nune hevettu niet van den sindaleGa naar voetnoot89
90[regelnummer]
Dine cledere gescepen wale?Ga naar voetnoot90
91[regelnummer]
Omme dine gewaden altemale
92[regelnummer]
Gavic niet ene nootscale.
93[regelnummer]
Du leiges gewonden in enen gere;Ga naar voetnoot93
94[regelnummer]
Van dinen goede hevestu nemmere:
95[regelnummer]
Dat mach di rauwen veile zere
96[regelnummer]
Datture noit of wordes here,Ga naar voetnoot96
97[regelnummer]
Enture de helle omme moets beiagen.Ga naar voetnoot97
98[regelnummer]
Dat mach u qualike behagen!
99[regelnummer]
Die pine moet ic allene dragen;
100[regelnummer]
Maer, du moets meide, in corten dagen,

--------------------------------------------------------

81[regelnummer]
(B. 77) Sine setten niet te pande
82[regelnummer]
(B. 78) Twee ghemate van haren lande.
84[regelnummer]
(B. 80) Roven van 's duvels hande.
86[regelnummer]
(B. 82) Dattu bedriechlijcheit es ende fel,
87[regelnummer]
(B. 83) Dese werelt ende haer spel,
89[regelnummer]
(B. 85) Du hebs niet van dinen sindale,
90[regelnummer]
(B. 86) Ende dijn cleedere ghescepen wale
96[regelnummer]
(B. 92) Dat ghire noit of wordt here.
97[regelnummer]
(B. 93) Ende ghire de helle om moet bejaghen.
[pagina 65]
[p. 65]
101[regelnummer]
(Die lettre diet ons doen verstaen)
102[regelnummer]
Ten ionxsten, alse sal sijn gedaen
103[regelnummer]
Dat vonnesse: danne moetstu zaenGa naar voetnoot103
104[regelnummer]
Met mi ooc dinen loon ontfaen.
105[regelnummer]
Tote dan moetstu in derde drogen,
106[regelnummer]
Die worme sullen di eiten dogen.Ga naar voetnoot106
107[regelnummer]
Dune cons hier toe, wanic, niet togen.Ga naar voetnoot107
108[regelnummer]
Ic moet gaen mine pine dogen.’
109[regelnummer]
Alse de ziele hadde gedaen
110[regelnummer]
Hare reidene, ende soude gaen,
111[regelnummer]
Doe dochte mi die lechame zaenGa naar voetnoot111
112[regelnummer]
Thooft up heffen, ende hietse staen.
113[regelnummer]
Hi gaf een zuchten, ende seide doe:
114[regelnummer]
‘Bestu mijn geest, die mi spreex toe?’Ga naar voetnoot114
115[regelnummer]
Die ziele andworde: ‘iaic (seit soe).Ga naar voetnoot115
116[regelnummer]
‘Hoe machtu dit seggen (seit hi), hoe?
117[regelnummer]
Ic hebbe gehoort al dijn gescal;
118[regelnummer]
Du wijts my al onse ongeval.Ga naar voetnoot118
119[regelnummer]
Som eist waer, ende ooc niet al,
120[regelnummer]
Als ic bi redenen proeven sal.

--------------------------------------------------------

101[regelnummer]
(B. 97) Als ons die leren doen verstaen,
102[regelnummer]
(B. 98) Ten jonxten daghe als 't sal sijn ghedaen,
103[regelnummer]
(B. 99) Dat vonnesse dan sal tu gaen,
104[regelnummer]
(B. 100) Met mi en dinen loen ontfaen.
105[regelnummer]
(B. 101) Tot dan moetti in d'erde droghen,
106[regelnummer]
(B. 102) De wormen selen eten dijn oghen,
107[regelnummer]
(B. 103) Dune caens hier toe niet ghetoghen
110[regelnummer]
(B. 106) Haer reden ende soude wech gaen,
111[regelnummer]
(B. 107) Doen begonste de lichame saen
116[regelnummer]
(B. 112) Hoe machtu dit ghesegghen,... hoe?
[pagina 66]
[p. 66]
121[regelnummer]
Ic lijts wel dat het waer siGa naar voetnoot121
122[regelnummer]
Dicken deide ic dolen di;
123[regelnummer]
Maer dattuut al souts witen mi,
124[regelnummer]
Dat ware onrecht, ic segge u twi.Ga naar voetnoot124
125[regelnummer]
Met mi haddic noch twee gesellen,
126[regelnummer]
De werelt enten vyant fellen:
127[regelnummer]
Si pijnden hoe si mi bedwellenGa naar voetnoot127
128[regelnummer]
Mochten, ende di der meide vellen;Ga naar voetnoot128
129[regelnummer]
Maer, alstu seits hier te voren,
130[regelnummer]
Goet ende eydel warstu geboren:Ga naar voetnoot130
131[regelnummer]
God maecte di bove mi vercoren,
132[regelnummer]
Dattu souts heten ende ic horen.Ga naar voetnoot132
133[regelnummer]
Vroescap die was di gegeven;Ga naar voetnoot133
134[regelnummer]
Du was mijn vrouwe, ende ic was bleven
135[regelnummer]
Dine dierne hier in dit leven.Ga naar voetnoot135
136[regelnummer]
Soutstu ons houden sonder snevenGa naar voetnoot136
137[regelnummer]
Du sout mi hebben, nu ende echt,Ga naar voetnoot137

--------------------------------------------------------

121[regelnummer]
(B. 117) Ic lie wel dat waer zi,
122[regelnummer]
(B. 118) Dic hebbic doen dolen di,
124[regelnummer]
(B. 120) Dat ware onrecht seggic di.
125[regelnummer]
(B. 121) Met mi haddic twee ghesellen,
127[regelnummer]
(B. 123) Die pinden hen hoe si ons bedwellen
128[regelnummer]
(B. 124) Mochten, entaer nedervellen.
129[regelnummer]
(B. 125) Alsi du seits, hier te voren,
131[regelnummer]
(B. 127) God maecte di vore mi te voren,
133[regelnummer]
(B. 129) Vroetscap ende sin was di ghegheven,
135[regelnummer]
(B. 131) Dine dierne in dit leven.
136[regelnummer]
(B. 133) Soudi ons houden sonder sneven.
[pagina 67]
[p. 67]
138[regelnummer]
Bedwongen, ende in dine plecht;Ga naar voetnoot138
139[regelnummer]
Maer ic wart here ende du knecht:
140[regelnummer]
Dat was al gader iegen recht!
141[regelnummer]
Sonder di mochtic niet sijn,
142[regelnummer]
Eiten broot, no drinken wijn.
143[regelnummer]
Al dat wi daden, dit es tfijn,Ga naar voetnoot143
144[regelnummer]
Cam eerst van di; de scouden sijn dijn.Ga naar voetnoot144
145[regelnummer]
Tvleesch bi hem ne doet geen quaet,
146[regelnummer]
Van di ne comt eerst die daet.Ga naar voetnoot145, 146
147[regelnummer]
Al eist dat ic geve raet
148[regelnummer]
Endene niemen wederstaet,Ga naar voetnoot148
149[regelnummer]
Oftu dan volges minen rade,
150[regelnummer]
Ende dune houds altoos gestade,
151[regelnummer]
In can niet ondersceden tquade.Ga naar voetnoot151
152[regelnummer]
Sijn dijn dan niet de mesdade?
153[regelnummer]
Die vyant leget sine netten:
154[regelnummer]
Ic bem broos, gereet ten smetten,

--------------------------------------------------------

138[regelnummer]
(B. 134) Bedwonghen in dine plecht,
140[regelnummer]
(B. 136) Dat was al jeghen recht.
143[regelnummer]
(B. 139) Al wat wi daden dats aenschijn,
144[regelnummer]
(B. 140) Quam ierst van di, die sculden sijn dijn.
145[regelnummer]
(B. 141) Dat vleesch bi hem en doet gheen quaet,
146[regelnummer]
(B. 142) Van di moet comen ierst die daet,
148[regelnummer]
(B. 144) Alse mi niemen wederstaet.
150[regelnummer]
(B. 146) Ende du hils altoes ghestade,
151[regelnummer]
(B. 147) Ende conste niet onderscheiden 't quade
152[regelnummer]
(B. 148) Sijn dan niet dijne de mesdaden?
153[regelnummer]
(B. 149) De viant liet altoes sijn netten,
154[regelnummer]
(B. 150) Ic ben altoes bereet ten smetten,
[pagina 68]
[p. 68]
155[regelnummer]
Dat soutstu altoos vanden letten,Ga naar voetnoot155
156[regelnummer]
Ende dinen raet niet ane mi setten.Ga naar voetnoot156
157[regelnummer]
Wel hebbic di geprouvet claer
158[regelnummer]
Die mesdaet es dijn, uppenbaer.Ga naar voetnoot158
159[regelnummer]
In spreke nemmer; ga ic van daer,Ga naar voetnoot159
160[regelnummer]
Die worme doen mi so groten vaer!’Ga naar voetnoot160
161[regelnummer]
Doe sprac de ziele: ‘ic moet staen
162[regelnummer]
Ende geven di antworde zaen,
163[regelnummer]
Up de redene die du gedaen
164[regelnummer]
Heves, danne willic gaen.
165[regelnummer]
Vul vleesch, ic hebbe ommaer;Ga naar voetnoot165
166[regelnummer]
Dine worden si gaen mi te naer;
167[regelnummer]
Nochtanne lye ic uppenbaerGa naar voetnoot167
168[regelnummer]
Dattu van somegen segges waer.
169[regelnummer]
Ic weet wel de wareit dies,
170[regelnummer]
Dat ic di liet doen dinen kies
171[regelnummer]
Ende dinen wille, des was ic ries:Ga naar voetnoot171
172[regelnummer]
Die vyant deit, diet mi in blies.Ga naar voetnoot172
173[regelnummer]
Vleesch, als ic di soude berecken,Ga naar voetnoot173
174[regelnummer]
Begonste de werelt an di lecken,

--------------------------------------------------------

155[regelnummer]
(B. 151) Dat soutu altoes beletten
155[regelnummer]
(B. 152) Ende dinen raet an mi niet setten.
158[regelnummer]
(B. 154) Dine es de mesdaet oppenbaer,
159[regelnummer]
(B. 155) Ic spreke nemmere over waer,
164[regelnummer]
(B. 160) Hebts te mi, dan moet ic gaen.
166[regelnummer]
(B. 162) U worden vallen mi te zwaer,
168[regelnummer]
(B. 164) Dat u van somen segghes waer.
170[regelnummer]
(B. 186) Ic liet u doen uwen kies,
172[regelnummer]
(B. 168) Het dede de viant die 't mi inblies.
174[regelnummer]
(B. 170) Began die werelt ane di lecken,
[pagina 69]
[p. 69]
175[regelnummer]
Ende di met lusten an haer trecken.
176[regelnummer]
Dus vincste mi met dinen strecken.
177[regelnummer]
Dus wardic dierne, ende tu vrouwe.
178[regelnummer]
Du oreborers iegen mi ontrouwe,Ga naar voetnoot178
179[regelnummer]
Daeromme bem ic in groten rouwe.
180[regelnummer]
Die valsce.........
181[regelnummer]
Int ende .........
182[regelnummer]
Soe toget .........
183[regelnummer]
Dor haer verloren wi die crone
184[regelnummer]
Metten salegen in den trone.Ga naar voetnoot184
185[regelnummer]
Ic lyes wel, ic hebbe mesdaen;
186[regelnummer]
Maer du meer, na minen waen.
187[regelnummer]
Ende ne mochte di niet weiderstaen,
188[regelnummer]
Daer du mi iamerlike bedroges
189[regelnummer]
En tie werelt du mi loges,Ga naar voetnoot189
190[regelnummer]
Tote du mi an haer getoges,
191[regelnummer]
Ende onder hare voete boges.

--------------------------------------------------------

175[regelnummer]
(B. 171) Ende die met listen ane hare te trecken,
176[regelnummer]
(B. 172) Dus vinc se mi met harenstrecken.
177[regelnummer]
(B. 173) Dus was ic dierne ende di vrouwe,
180[regelnummer]
(B. 176) De werelt maecte ons die mouwe.
181[regelnummer]
(B. 177) In dinde es si van crancken loene,
182[regelnummer]
(B. 178) Si toent ons van buten scoene,
186-bis[regelnummer]
(B. 183) Ic liet an dinen wille gaen,
187[regelnummer]
(B. 184) Ende mochte hebben wederstaen.
188[regelnummer]
(B. 185) Maer du die mi jammerlijc bedroech,
189[regelnummer]
(B. 186) Entie werelt die mi loech,
190[regelnummer]
(B. 187) Want du mi ane haer boech,
191[regelnummer]
(B. 188) Ende onder dine voet toech.
[pagina 70]
[p. 70]
192[regelnummer]
Als die werelt up di louch,Ga naar voetnoot192
193[regelnummer]
Ende soe di gaf al dijn gevouch,Ga naar voetnoot193
194[regelnummer]
Du wanets leven lanc genouch.Ga naar voetnoot194
195[regelnummer]
Die doot cam sciere, die di slouch.Ga naar voetnoot195
196[regelnummer]
Die werelt den bedriegers slacht:
197[regelnummer]
Dien soe meest elst ende up lachtGa naar voetnoot197
198[regelnummer]
Dats de gone dien soe wacht,
199[regelnummer]
Ende eerst metten doot bedacht.Ga naar voetnoot199
200[regelnummer]
Die di te voren daden ere
201[regelnummer]
Ne willen di scauwen nemmermere.’Ga naar voetnoot201
202[regelnummer]
Doe wart de lechame uten kere,Ga naar voetnoot202
203[regelnummer]
Ende gaf andworde, wenende zere:
204[regelnummer]
‘Ic hadde gebot over al:
205[regelnummer]
Gout, selver, berech ende dal,
206[regelnummer]
Het was al mijn, groot ende smal.
207[regelnummer]
Inne duchte niet der zielen val;
208[regelnummer]
Inne peinsde niet dat mi mochte deren
209[regelnummer]
Die doot; nu sie ic wel, hets sceren:Ga naar voetnoot209

--------------------------------------------------------

192[regelnummer]
(B. 189) Alse die werelt op u loech,
193[regelnummer]
(B. 190) Ende si u gaf al haer ghevoech,
195[regelnummer]
(B. 192) Maer die doot quam; die sciere sloech.
197[regelnummer]
(B. 195) Dien si meest helst ende lacht
199[regelnummer]
(B. 196) Ende 't ierst met der doot behaecht.
207[regelnummer]
(B. 202) Ic ontsach gheen ongheval,
208[regelnummer]
(B. 205) In waende niet dat mi mocht deren
[pagina 71]
[p. 71]
210[regelnummer]
Alse soes niet langer wille ontberenGa naar voetnoot210
211[regelnummer]
Mach mense in gere wijs verweren.Ga naar voetnoot211
212[regelnummer]
Bede hebben wi zere mesdaen;
213[regelnummer]
Maer du meer, na minen waen.
214[regelnummer]
Ic salt bi redenen proeven zaen,
215[regelnummer]
Wilstu hier bi mi gestaen.
216[regelnummer]
In de scrifture es bescreven:
217[regelnummer]
Dien meest de gratien es gegeven
218[regelnummer]
Es meest gebonden in dit leven
219[regelnummer]
Hem te houdene sonder sneven.Ga naar voetnoot219
220[regelnummer]
God gaf di sin ende vroetheide,
221[regelnummer]
Verstannesse, daer du ons meide
222[regelnummer]
Gerechten souts in elke steide,
223[regelnummer]
Quaetheit scuwen ende onseide.
224[regelnummer]
Dit gaf di God, bi sire genade;
225[regelnummer]
Entu volgets minen rade?
226[regelnummer]
Du weiderstonts mi te spade.
227[regelnummer]
Sijn dijn dan niet die mesdade?’
228[regelnummer]
Noch sprac de lechame sine woort:

--------------------------------------------------------

210[regelnummer]
(B. 207) Al sijs niet langher wilt ontberen.
213[regelnummer]
(B. 210) Maer soude recht na recht gaen,
215[regelnummer]
(B. 211) Du meer dan ic waent verstaen,
220[regelnummer]
(B. 217) God gaf u sin ende wijshede,
221[regelnummer]
(B. 218) Ende verstanesse daer wi ons mede
222[regelnummer]
(B. 219) Berecken soude in elke stede,
223[regelnummer]
(B. 220) Scuwen quaethede ende onsede.
224[regelnummer]
(B. 221) Ofte God by siere ghenaden
225[regelnummer]
(B. 222) Gaf ende du volghes minen rade,
226[regelnummer]
(B. 223) In conste niet onderscheiden 't quade.
228[regelnummer]
(B. 225) Noch sprac de lichame dese wort.
[pagina 72]
[p. 72]
229[regelnummer]
‘Ziele (seit hi), verstant mi voort.Ga naar voetnoot229
230[regelnummer]
Alse die lechame wart te stoortGa naar voetnoot230
231[regelnummer]
Tast hi, siet hi, ofte hoort,
232[regelnummer]
Neen hi (dat mogestu kinnen)
233[regelnummer]
Daer ne ware de ziele binnen.
234[regelnummer]
Wiltu dinen sceppre minnen
235[regelnummer]
Tvleesch ne machti niet verwinnen.
236[regelnummer]
Hadstu gemint onsen Here
237[regelnummer]
Die werelt ne hadde niet so zere
238[regelnummer]
Di no mi brocht uten kere,Ga naar voetnoot238
239[regelnummer]
No noit bedrogen aldus zere.
240[regelnummer]
Newaer, om dat ic was dijn vatGa naar voetnoot240
241[regelnummer]
Was ic gesteken in dit gat,
242[regelnummer]
In derde, daer die worme sat
243[regelnummer]
Van mi sullen eiten; ooc wet ic dat
244[regelnummer]
Dat ic hier na verrisen sal,
245[regelnummer]
Alse God sal comen domen al.Ga naar voetnoot245
246[regelnummer]
Danne comt al mijn ongeval;
247[regelnummer]
Danne moet ic in der hellen dal.’

--------------------------------------------------------

229[regelnummer]
(B. 226) Ay ziele nu verstant mi vort,
232[regelnummer]
(B. 229) Neen hi niet dat moghdi kinnen,
235[regelnummer]
(B. 232) 'T fleesch en macht u niet verwinnen
236[regelnummer]
(B. 233) Haddi ghemeint onsen Here,
238[regelnummer]
(B. 285) No di, no mi bracht ten kere,
240[regelnummer]
(B. 237) Daerom dat ic was dijn vat,
242[regelnummer]
(B. 239) In d'erde daer de worme scat
243[regelnummer]
(B. 240) Van mi eten oec, wet dat.
246[regelnummer]
(B. 243) Dan comt mijn ierst ongheval,
247[regelnummer]
1 (B. 245) Daer moet ic werden dijn ghenoot,
247[regelnummer]
2 (B. 246) Met di dan doghen pinen groet,
[pagina 73]
[p. 73]
248[regelnummer]
Doe riep die ziele ende creet:
249[regelnummer]
‘Wach, dat God wiste ende weetGa naar voetnoot249
250[regelnummer]
Hoet met mi staen soude, ende staet,
251[regelnummer]
Ende mi liet werden, dats mi leet!
252[regelnummer]
Vermaledijt so si die ure
253[regelnummer]
Dat ic oyt moeder wart te zure,
254[regelnummer]
Ende ic ye aldus wart creature,
255[regelnummer]
Ende emmermeer aldus gedure!Ga naar voetnoot255
256[regelnummer]
Wach, hoe salech es de beeste
257[regelnummer]
Die stereft met lichaeme ende met geeste!
258[regelnummer]
Mocht ic also, dies haddic feeste;Ga naar voetnoot258
259[regelnummer]
Maer neenic niet; dats mi tmeeste.’
260[regelnummer]
Die lechame noch der ziele vraget,
261[regelnummer]
Die so jamerlike claget:
262[regelnummer]
‘Die ter helle wart gejaget,
263[regelnummer]
Sech mi, hoet hem daer behaget?
264[regelnummer]
Die ter hellen es gedaen
265[regelnummer]
Mach hi nemmermeer ontgaen?
266[regelnummer]
Sullen daer bi den armen staen
267[regelnummer]
Die rike? ende effenen loon ontfaen?Ga naar voetnoot267
268[regelnummer]
Die rike mach hi omme scat
269[regelnummer]
Verdingen, dies hem wert te bat?’Ga naar voetnoot269

--------------------------------------------------------

247-3[regelnummer]
(B. 247) O doot! dats sonder inde doot,
247-4[regelnummer]
(B. 248) Altoes te wesen in der noet.
256[regelnummer]
(B. 249) O wach! hoe salech es die beeste,
257[regelnummer]
(B. 250) Die sterven met live ende met geeste
261[regelnummer]
(B. 254) Die alsoe jammerlike claecht.
262[regelnummer]
(B. 255) Oftu ter hellen wert ghejaecht.
253[regelnummer]
(B. 256) Soe segt mi hoe 't daer behaecht?
265[regelnummer]
(B. 258) Machire nemmermeer ontgaen?
[pagina 74]
[p. 74]
270[regelnummer]
‘Du vrages, ende dune weits wat.
271[regelnummer]
Nu hoort, ic sal di seggen dat:
272[regelnummer]
Die de helle hevet bewevenGa naar voetnoot272
273[regelnummer]
Emmermeer moet hire in cleven:Ga naar voetnoot273
274[regelnummer]
Hem ne worde niet om al die leven
275[regelnummer]
Ter hellen eenen dach respijt gegeven,
276[regelnummer]
Al bade al dat van Gode singet,
277[regelnummer]
Ende vaste, ende gave al dat bringet
278[regelnummer]
Die werelt, sone worde niet verdinget.’Ga naar voetnoot278

--------------------------------------------------------

268[regelnummer]
(B. 261) De rike mach hi iet om scat,
270[regelnummer]
(B. 263) Du vraghes ende ghine wet wat,
266[regelnummer]
(B. 273) Eewelijc moet hi daer in cleven,
276[regelnummer]
(B. 269) Al bade al dat van Gode singet,
277[regelnummer]
(B. 270) Ende vaste ende gave al dat brinct,
278[regelnummer]
(B. 211) De werelt sone wordi niet verdinct.

Wy hebben alreede gezegd dat wy alleenlyk in vergelyking brengen de regelen van de twee stukken, tusschen welke er een wezenlyk verschil bestaet. Nu zullen wy overgaen tot eene nadere beschouwing van het geheel, en mededeelen de korte aenmerkingen welke wy daerop te maken hebben.

Het deel van de tweede helft van het geheel blad, boven en in het midden, is door verrotting weggeraekt, en dus de regelen 30 tot 33, en 180 tot 182, op de eerste woorden na, verloren.

De versen 53 tot 56 van ons fragment zyn in het gedicht van den heer Phs B. niet te vinden.

Tusschen de 186e en de 187e regels ontbreekt er eenen, welken hy opgeeft vers 183.

[pagina 75]
[p. 75]

In zyne uytgave zyn verplaetst de versen 194 en 195; dit laetste voor het eerste staende, en, by middel van de vier versen 53 tot 46, daer ontbrekende, maken de twee eerste onze regelen 197 en 198 uit.

Het vers 202 van den heer Phs B. (zynde het 207e van onze brok), staet achter het 204e. Er is ook verplaetsing van het 211e vers van het gedrukte dichtstuk: dit bevindtzich achter het 212e. Zie 214 en 215 van de brok door ons ontdekt.

De vier regelen 245 tot 248, van het uitgegeven rymwerk, ontbreken in ons fragment, en de versen 248 tot 255 van dit laetste, zyn in het eerste niet te vinden.

Eenen oogslag op de, in volgorde, opgegeven vergelykingen, getrokken uit het werk van den heer Phs B., zal voldoen om het verschil tusschen beide de stukken te leeren kennen. Wat dit laetste verschil aengaet, het spruit, ongetwyfeld, voort uit de meerdere of mindere bekwaemheid der naschryvers van het oorspronkelyk stuk.

Het aenzienlykst onderscheid, dat in de spelling der twee stukken gevonden wordt, bestaet hierin, dat den eene naschryver achter de letter g, naer het oud gebruik, eene h stelt, als in ghedaen, ghegaen, gheboet, enz., en dat den andere deze overtollige letter in die woorden en in alle degene van dit slach, heeft uitgelaten.

Ook komt het ons voor, dat het afschrift, van hetwelk ons fragment overgebleven is, vroeger gemaekt is geweest dan hetgene in druk gegeven, om dat men in deze uitgave, op vele plaetsen, vindt u en uwen, en in onze brokken altyd daervoor ontmoet di, dine, dinen, du, dijn, ti en tu, welke laetste voornaemwoorden in oudere tyden algemeen in gebruik waren: wy besluiten hieruit dat den naschryver welken den heer Phs B. heeft gevolgd, zich veranderingen heeft veroorlofd. Het voornaemwoord u, op zich zelven gebruikt, komt slechts tweemael voor in

[pagina 76]
[p. 76]

onze brokken, namelyk regel 98 en 124. Het bevindt zich, wyders, aldaer in verscheidene zamengestelde woorden, als in: alstu, bestu, dattu, datture, dattuut, entu, enture, hadstu, hevettu, machtu, moetstu, mogestu, oftu, soutstu, warstu, weitstu, enz.

En, daer wy zien dat den opsteller in zyne rymslagen naeuwkeurig is, zoo hebben wy reden om te gelooven dat er in de volgende regelen van het gedrukt dichtstuk feilen bestaen, namelyk in:

Regel 24 slotwoord: besloten, in ons afschrift beloken.
Regel 38 - beghinnen, - gehingen {gehengen, toelaten toestaen.
Regel 92 - dinne - hinge (eng).
Regel 196 - behaecht - bedacht,

om dat het eerste moet rymen met ontploken, het tweede met dwingen, het derde, met woeninghe, en het laetste met lacht: dit kan alleen van eene gebrekkige overschryving voortskomen. Hoe het zy, men ontmoet geene valsche rymwoorden in de brokken, welke ons in handen zyn gevallen.

De rymslag liede van het 17e vers van het gedrukte stuk, is ook niet naeuwkeurig, het komt in den 20e regel. Het 127e vers, zynde het 131e van ons fragment, schynt ook gebrekkig, en de rymslag te voren vindt men reeds regel 125. Volgens ons, is mede oneigen het woord scat, het laetste vas het 239e vers. Uit het fragment ziet men dat het moet zyn sat in de aerde, waer de wormen zich, aen de lichamen, zat (vergenoegd, vol) eten.

Wy zullen hier nog byvoegen, dat het dichtstuk, in het licht gebragt door den heer Phs B., bestaet uit afdeelingen van vier regelen; dat het andere, op weinig uitzonderingen naGa naar voetnoot1, niet alzoo ingerigt is; dat het schryven

[pagina 77]
[p. 77]

van ei in meide, weider, steide enz., voor mede, weder, stede, zeer opmerkelyk in hetzelve is, en, eindelyk, dat de versen van het een en ander stuk niet regelmatig zyn: het meeste getal is van 8 en 9 lettergrepen, eenigen zyn (en wel op meer dan twaelf plaetsen van het gedrukt werk), van 10, van 11 en zelfs van 12 en 13. Zoude men hieruit mogen besluiten dat de dichters der middeleeuwen de regelmatigheid in de lettergrepen over het hoofd zagenGa naar voetnoot1?

 

LAMBIN,

 

Archivist der regering van Ypre.

voetnoot1
Dorp in Bourgondien, hetwelk, voormaels eene kasteleinye had, onder het bisdom van Autun. Er was daer een kasteel, dat door Henrik den IV geslecht werd. Wy weten dat Eudes den III, hertog van Bourgondien (1192), in tweede huwelyk trouwde met Alix de Vergy; dat ten jare 1196, den ouden twist, welken bestond tusschen de hertogen van Bourgondien en de heeren van Vergy, met meer hardnekkigheid hernam; en eindelyk, dat dezen twist hieruit scheen te spruiten, dat Hugo den III, vader van Eudes, in 1185, het kasteel van Vergy belegerde, om dat den heer van dezen naem den hertog voor leenheer weigerde te herkennen.
voetnoot1
Dit verhael schynt vertaeld naer het fransch gedicht, te vinden in Barbazan en Méons Fabliaux et contes, tome IV, pag. 296-326. Ik bezit de kopy van eene andere vlaemsche beryming, van het zelfde stuk, volgens een handschrift van den heer Van Hulthem. Daerin luidt deze plaets aldus:
 
Te sinxenen, dat daer quam bi,
 
Soude houden hof die hertoge vri,
 
Ende hi ontboet al te hande
 
Al die vrouwen van den lande,
 
Entie joncfrouwen mede;
 
Want het was altoes sijn sede:
 
Dierste was die borchgravinne
 
Die ten ridder droech minne.
Eerstdaegs zal myn vriend, de heer P. Blommaert, deze andere vertaling met nog meer oude gedichten in druk geven.
[Aenmerking van J.F. Willems.]
voetnoot1
Theophilus, gedicht der XIVe eeuw, gevolgd door drie andere gedichten van het zelfde tydvak, uitgegeven door Ph. B[lommaert]. Gent, by D. Duvivier, 1886, in-8o.
voetnoot4
Te voren, te voorschyn.
voetnoot8
Dicken, dikwerf.
voetnoot9
Soe, zy.
voetnoot16
Die voorheen groote weelde hadt.
voetnoot17
De ryken en welhebbenden deden u eer aen.
voetnoot18
Om uwe vriendschap om uwe geschenken.
voetnoot19
Mesniede, adelyk gezin.
voetnoot21
Te broken, gebroken.
voetnoot22
Dire roken, dynre (uwe) reuken (ook rotsen).
voetnoot23
Wide ontploken, wyd openstaende.
voetnoot26
Stene, kasteelen.
voetnoot35
Dor di, om u.
voetnoot36
Dogen, lyden; in ere, in eene.
voetnoot38
Gy en liet my tot geen deugd toe.
voetnoot33
Ommare, verfoeielyk, of eigenlyk het fransch infâme.
voetnoot42
Noit, thans ooit
voetnoot43
Zy en zouden niet kunnen afschilderen. Geraken is treffen.
voetnoot52
Nu doocht di, nu deugt u, nu strekt u.
voetnoot55
Cont, bekend, aengekondigd.
voetnoot57
Hevettu, hebt gy (lees hevestu).
voetnoot60
Uwe schoone zilveren nap (beke r).
voetnoot63, 64
Dit is het gewoone uiteinde van de zulken die begeerig waren naer vette brokken, die zy verteerden.
voetnoot67
Dine hoors (lees dune hoors), gy en hoort.
voetnoot75
Zy zullen naeuwelyks om u denken.
voetnoot79
Cume, naeuwelyks.
voetnoot80
Peneweider, lees pennewerde (zekere penningen).
voetnoot83
Zy zouden geen enkel jaer twee gemeten lands willen te pande geven, mochten zy alzoo u uit de banden verlossen.
voetnoot88
Niet el, niet anders.
voetnoot89
Nune hevettu, lees nune hevestu, en hebt gy nu niet. Sindale, zyden stoffe.
voetnoot90
Gescepen, geschapen, gemaekt. Wale, wel.
voetnoot93
Gere, geer, slip. Men zegt nog de geer van een hemd.
voetnoot96
Dat gy er nooit meer heer moogt over worden.
voetnoot97
Enture, en gy er.
voetnoot103
Zaen, spoedig.
voetnoot106
Dogen, d'oogen.
voetnoot107
Gy en kunt hier tegen, zoo ik wane, niets inbrengen.
voetnoot111
Toen scheen my het lichaem dadelyk.
voetnoot114
Bestu, Zyt gy.
voetnoot115
Seit soe, zeide zy.
voetnoot118
Du wijts, gy verwyt.
voetnoot121
Ic lijts, ik belyde 't.
voetnoot124
Twi, waerom.
voetnoot127
Si pijnden, zy werkten, zy trachten.
voetnoot128
Di der meide vellen, u daer mede ten onder brengen.
voetnoot130
Eydel, edel.
voetnoot132
Dat gy zoudt gebieden en ik gehoorzamen.
voetnoot133
Vroeschap, vroedheid, wysheid.
voetnoot135
Dine dierne, uwe deerne, uwe slavin.
voetnoot136
Indien gy begeerd hadt ons beiden te behoeden.
voetnoot137
Echt, daerna. Nu ende echt, nu en dan.
voetnoot138
Plecht, dienst.
voetnoot143
Dit es tfijn, dit is 't geen ik zeggen wil, hierop doel ik.
voetnoot144
Kwam eerst van u: de schulden zyn u, het is uwe schuld.
voetnoot145, 146
'T vleesch op zich zelven en doet geen kwaed, indien de daed niet eerst van u voortkome.
voetnoot148
En dat dien niemand wederstaen. Ende ne is ende hem.
voetnoot151
In can, ik en kan.
voetnoot155
Dit behoordet gy altoos te gaen beletten. Vanden was oudtyds bezoeken. Zie Reinaert, Vs 1453.
voetnoot156
En my niet te rade gaen.
voetnoot158
Uppenbaer, klaerblykelyk.
voetnoot159
In spreke nemmer, ik en spreek niet meer.
voetnoot160
Vaer, vrees.
voetnoot165
Vul, vuil. Ic hebbe ommaer, ik walg er van.
voetnoot167
Lye, belyde.
voetnoot171
Ries, dwaes.
voetnoot172
Deit, deed het.
voetnoot173
Berecken, bestieren; gelyk berecker bestuerder was. Het woord komt voor by Diericx, Mémoires sur la ville de Gand, II, pag. 543. Te Ypre waren er voorheen huis-bereckers, dat is, rechters over zaken van huizen, volgens de oude costuimen dier stad.
voetnoot178
Gy behandeldet my op een ontrouwe wys.
voetnoot184
Troone, uitspansel, hemel.
voetnoot189
En de wereld die gy my voorloogt.
voetnoot192
Up di louch, u tegenlachtte.
voetnoot193
Soe di gaf, zy u gaf.
voetnoot194
Du wanets, gy waendet.
voetnoot195
Sciere, plotseling.
voetnoot197
Dien soe meest elst, dien zy meest omhelst (liefkoost).
voetnoot199
Bedacht, bedenkt; van het oude dachten, cogitare. Zie Kiliaen op het woord.
voetnoot201
Scauwen, zien.
voetnoot202
Nu was het lichaem (door deze redenering van de ziel) buiten staet te antwoorden, buten keer (afgewend).
voetnoot209
Hets sceren, 't is dwaesheid (zoo te denken). Men zegt nog den gek scheren, dat is, met hem spotten, of, wellicht, hem met vuilnis bewerpen, hem plagen; van het noordsche skarn (stercus).
voetnoot210
Wanneer zy (de dood) zich daervan niet langer wil onthouden (van het deren).
voetnoot211
In gere wijs, in geenre wyze.
voetnoot219
Sonder sneven, zonder vallen.
voetnoot229
Verstant, versta.
voetnoot230
Zoodra het lichaem wordt verstoord (in beweging gebracht).
voetnoot238
Noch u noch my van dien weg afgebracht.
voetnoot240
Newaer, maer.
voetnoot245
Domen, vonnissen.
voetnoot249
Wach, ach.
voetnoot255
Gedure, lyde.
voetnoot258
Dies haddic feeste, ik zou er blyde om zyn.
voetnoot267
Effenen, gelyken.
voetnoot269
Lospleiten, op dat het hem beter worde.
voetnoot272
Hevet beweven, in haer netten heeft.
voetnoot273
Hire, hy er.
voetnoot278
Sone, zoo en.
voetnoot1
Reg. 113, 161, 202, 248 en 260.
voetnoot1
De regelmatigheid was hy by hen niet gelegen in de evenredigheid of het gelyk getal der syllaben van iederen regel; maer in de toonslagen. Er zyn vier zulke slagen in elk der bovenstaende versen, en deze vallen altyd op de wortelsylben.
[Aenteekening van J.F. Willems.]

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • Van der zielen ende van den lechame


auteurs

  • Jan Jacob Lambin

  • Anoniem Zielen ende vande Lechame, Vander