Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Belgisch museum voor de Nederduitsche tael- en letterkunde en de geschiedenis des vaderlands. Deel 2 (1838)

Informatie terzijde

Titelpagina van Belgisch museum voor de Nederduitsche tael- en letterkunde en de geschiedenis des vaderlands. Deel 2
Afbeelding van Belgisch museum voor de Nederduitsche tael- en letterkunde en de geschiedenis des vaderlands. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Belgisch museum voor de Nederduitsche tael- en letterkunde en de geschiedenis des vaderlands. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.69 MB)

ebook (3.98 MB)

XML (0.90 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Belgisch museum voor de Nederduitsche tael- en letterkunde en de geschiedenis des vaderlands. Deel 2

(1838)–J.F. Willems, [tijdschrift] Belgisch Museum–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

I.
Een tafelspeelken van twee personnagien om up der dry Coninghen avond te spelen.

ghewonelicke vruecht.
 
Holla! Ic hadde daer bycans ghevallen.
 
Ic hoorde hier zo groote ghescallen,
 
Dus moester commen binnen ghestreken.
 
Comt inne, tes ghenouch ghekeken,
 
Ende groet den coninc, al zoet betaemt,
 
Sonder langhe dralen.
alwarigh voortstel.
 
Ic ben al te zeer beschaemt:
 
Doettet ghye, ghy connet al te wel.
[pagina 103]
[p. 103]
ghewonelicke vruecht.
 
Ba neen, ghy heet Alwarigh Voorstel:
 
Van u zo mueghen se zeer zijn verhuecht.
alwarich.
 
Neen; groetten ghy; ghy heet Ghewonelicke Vrueght.
 
By uwer duecht ,, veel droufheyt vergaen es.
ghewonelicke.
 
Ghewonelicke vruecht nu verre ghedaen es,
 
Midts Pieter Diertijt, die nu voor handen es,
 
Niet alleen hier maer in allen landen es:
 
Die doet ghewonelicke vruecht verdrooghen,
 
Soot blijct voor ooghen.
alwarich.
 
Willic mij dan pooghen
 
Te groeten den coninc van hooghen leven?
ghewonelicke.
 
Ja ghy, in trauwen.
alwarich.
 
Godt moet u groeten, heer coninck verheven,
 
Ende oic tghezelschap groot ende cleene.
 
Wy comen hier, zeer licht te beene,
 
Tot uwer feesten reene ,, zo ghy muecht mercken,
 
Om svreuchts verstercken.
ghewonelicke.
 
Ons simpel ghewercken
 
Ghewillich ontsiet hier, coninc gentGa naar voetnoot1,
 
Wy zullen u gaen schijncken een present,
 
Alzo ic meene.
alwarich.
 
Een present?
[pagina 104]
[p. 104]
ghewonelicke.
 
Ja.
alwarich.
 
Ic en hebber gheene.
ghewonelicke.
 
Neen? hoe stady alzoo? wat zijdy een slurf!
 
Es daer niet in uwen curf?
 
Ic meene jaet, by ja, by neen.
alwarich.
 
Jaet, daer rotelt eenen pickelbeen,
 
Ofte eenen steen; ,, ic en weet niet watte.
ghewonelicke.
 
Het es een present alzo ic schatte.
 
Waer pleighmen pickelbeenen te draghen
 
Op zulcke daghen?
alwarich.
 
Ja, wilt dan ghewaghen
 
Wat dat wy brijnghen up dit saeysoen.
ghewonelicke.
 
Dat zal ic gaen doen,
 
Ter eeren dezen coninc, die de croone draecht;
 
Want wy brijnghen hem een suver maecht,
 
Die een conincghinne ooc es besevenGa naar voetnoot1:
 
Die willen wy hem tot een present gheven
 
Zonder snevenGa naar voetnoot2.
alwarich.
 
Heylaes, ic moeter om beven.
 
Waer es u maecht, wat stady en calt?
ghewonelicke
 
Men zalse hier varijncGa naar voetnoot3 sien.
[pagina 105]
[p. 105]
alwarich.
 
Hy goer dat zultGa naar voetnoot1.
 
Wy zullen hier, duer u clappen en talen,
 
Eenen zac met schande behalen.
 
Maer haddy ghesweghen, ten ware gheen noot.
ghewonelicke.
 
Noch zegghic wy brijnghen een maecht mijnjootGa naar voetnoot2.
 
Rasch, wilse halen, mit uwen curf of mande,
 
Ende gheefse den coninc, ten es gheen schande;
 
Hy zalder te blijder af zijn van zinne;
 
Want hem wel dient een conincghinne,
 
Om zijnen tijt wat te vergeten.
alwarigh.
 
Helpt tantgapenGa naar voetnoot3, tes een mespele!
ghewonelicke.
 
En wiltse niet eten;
 
Maer geifse den coninc onversaecht;
 
Want dit es de zelve conincghinne en maecht
 
Daer ic u van te voren af hebbe ghewaecht:
 
Nempse in dancke.
alwarich.
 
Bediet dees mespel ,, op den coninc snel?
 
Of anders, al es u ghifte schoone,
 
[Si es] niet weert een boone.
alwarich.
 
Ten eersten de croone,
 
Die met vijf tacken wert ghezien:
 
Die mach men up eenen coninc bezien,
 
Wanof den eersten toe mach zijn ghezeyt
[pagina 106]
[p. 106]
 
In alle dijnghen rechtveerdicheyt;
 
Den anderen wijsheyt, die eenen coninc betaemt,
 
Of anders en es hy gheenen coninc ghenaemt;
 
Den derden goedertierentheyt, dats te zijne zaecht;
 
Den vierden voorsienicheit; den vijften maechtGa naar voetnoot1.
 
Dat dient eenen coninc, zo ic begrijpe,
 
Ende dat de mespele es bruin en rijpe,
 
Dat bediet, dat elc coninc ghepresen
 
Moet hebben een rijpe ende manierlic wesen,
 
Up zijn onderzaten, tallen stonden.
alwarich.
 
Tes ontbonden,
ghewonelicke.
 
Waert wel ghedaen,
alwarich.
 
Dat doen de zondenGa naar voetnoot2.
ghewonelicke.
 
Tes wel ontbonden.
alwarich.
 
Al ons vermonden,
ghewonelicke.
 
Int beste wilt slaen,
alwarich.
 
Tes wel ontbonden
ghewonelicke.
 
Waert wel ghedaen.
alwarich.
 
Oorlof, her coninc, wy willen gaen
 
Als nu te desen.
ghewonelicke.
 
Die hoogste coninc (dats Christus ghepresen)
 
Wilt u, her coninc, ende al te samen
 
In hemelrijcke croonen. Zeght alle Amen.

voetnoot1
Gent, jent, lief.
voetnoot1
Es beseven, bekend is (voor een koningin).
voetnoot2
Sneven, missen.
voetnoot3
Varinc, dadelyk, seffens.
voetnoot1
Hy goer dat zult. Zoo staet er, doch waerschynlyk moet men lezen; ei, goer, dat en zult. Goer of gorre is een oud versleten paerd; hier dus een spotnaem.
voetnoot2
Mynjoot, fransch mignonne.
voetnoot3
Helpe tantgapen. Het eerste woord is eene uitroeping, verkort van God helpe my; doch het tweede versta ik niet: misschien een scheldwoord (tandgaper?).
voetnoot1
Maecht, voor macht, naer de vlaemsche uitspraek.
voetnoot2
De zonden? Ik vat den zin van dezen regel niet. Misschien te lezen: en doent de zonden.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken