Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Oude Vlaemsche liederen (1848)

Informatie terzijde

Titelpagina van Oude Vlaemsche liederen
Afbeelding van Oude Vlaemsche liederenToon afbeelding van titelpagina van Oude Vlaemsche liederen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.35 MB)

Scans (27.65 MB)

ebook (9.29 MB)

XML (0.95 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

bloemlezing
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Oude Vlaemsche liederen

(1848)–J.F. Willems–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 537]
[p. 537]

Tafel.

A, a, a, valete studia Bladz. 524
Ach geldeloos ghy doet my pijn 494
Adieu, adieu, wy scheiden 464
Adieu Antwerpen, ghenoechlick plein 363
Aen d'oever van een snellen vliet 221
Agter de meyer's huiseken staet eenen boom 522
Al die daer zeidt: ‘de Reus die kom’! 298
Al hebben de prinsen hunnen wensch 507
Alle die sparen, goet vergaren 494
Als men schreef duyst vijf hondert} 70
Int acht en sestichste jaer.} 70
Als men schref vôftien hundert} 71
Und acht und söstich jar.} 71
Als Odilia een klein kind war 122
Als vader Adam spitte en moeder Eva span 504
Amors m'est a cuer entrée 7
Aver wil ick heven an} 128
Van einem Danhüser singen} 128
Bistu een criger of bistu een boer? 242
Caspar, Melchior en Balthazar 436
Clauwaert, Clauwaert, hoet u van den Lelyaert! 43
Klein, klein kleuterken 526
Komt al by een, gy vrouwkens bly van geeste 498
Komt die wilt hooren in een lied 486
Komt hier al by en hoort een klucht,} 300
Ik zing van Pierlala.} 300
Kond ic eens recht bedwingen 213
Küsche smal, ir brun' augen 18
Cuusche smale, u bruun ogen 17
Kyrie. - God is ghecomen 434
Daer ging een jager uyt jagen 123
Daer ging een pater langs het land 293
Daer ginghen twee ghespeelkens goet 149
Daer is een vrouw maget vroeg opgestaen 237

[pagina 538]
[p. 538]

Daer reet er een heer met zyn schildknecht Bladz. 263
Daer reet er een ridder al door het riet 122 186
Daer zou er een magetje vroeg opstaen 219
Daer soud er een ruitertje vroeg uitrijen 211
Daer staet een clooster in Oostenrijc 166
Daer was een meisjen in haer kasteel 201
Daer was een sneeuwit vogeltje 233
Daer was een oolyken schachelaer 177
Daer was laetstmael een jongman, een edelman 528
Daer was laetstmael een ruiterken 188
Dat alle bergen goude waren 183
Dat de lier een wijnvat ware 405
Dat meisken opter laden lach 203
Dats wildi vander waerheit horen singhen 318
De boerkens smelten van vreugd en plesier 511
De koekoek in den mei die hoorde den nachtegael fluiten 532
De kreupele zou uit vreugde ryen 272
De godtloose en sal deur 't onrecht niet ontgaen 471
De mey die ons de groente geeft 369
De Rövere vilde stjele gaa 180
De sondagh is wel na mijn sin 518
De zoete tijd komt aen 377
De velden stonden groene en daertoe bereyt 267
De winter is een onweert gast 360
Den Cardinael verheven 95
Den dach en wil niet verborgen sijn 172
Den echo van uw klacht 334
Der Sultan hatt' ein Töchterlein 309
Des avonds in den reine, rein 527
's Maendags, en 's maendags 520
's Nachts doen een blauw gestarnde kleed 398
Des winters als het regent 276
Det voro tvā ädla konungabarn 144
Die mi te drincken gave} 48
Ic songe hem een nieuwe liet} 48
Die Soudan hadde een dochterkijn 310
Die vogelkens in der muiten 231
Die vrouwen sijn al selck van seden 348
Die winter wil ons jaerlanc mee 22
Doen Hanslijn over der heiden reet 162
Duecht, iuecht, vruecht ende een salich iaer 356
Een aerdigh dier, een blomken fier en jent 370
Een boerman had een dommen sin 270
Een nieuwe liet,} 65
Vat dit bediet,} 65
t'Antwerpen geschiet.} 65

[pagina 539]
[p. 539]

Een ridder en een meisken jonc Bladz. 154
Een ruytertjen jongh van jaren 190
Een Soudan had een dochterken 304
Eens meien morgens vroege
Was ic upgestaen.
13
Eens meien morgens vruo
Was ich uf gestan
14
Ey, schoone nimph 336
En Hednisk konungsdotter båld 309
En sal mijn siel, mijn heer, mijn Got 472
En sijne sporen is hy quijt 106
Es hat ein König ein Töchterlein 180
Es ritt ein Herr und auch sein Knecht 264
Es ritten drei Reuter zum Thor hinaus, ade! 282
Es spielt ein Ritter mit seiner Magd 158
Es taget in Oesterriche 115
Et wassen twe Künigeskinner 144
Excellent is 't druive-natje 408
Ez wuohs in Irelande ein richer Kunïc hêr 257
Gelijk een roos in 't groene veld 390
Ghequetst ben ic van binnen 30
Ghesegent sijn mijn liefs bruin ooghen 357
Ghestadighe minne draghe ick altijt 362
Ghy heeren van Bruesele, wy makens u vroet 52
Ghy, meyskens fier, hier binnen Lier 90
God is ons toevlucht in der noot 474
God Pan die zat in 't veld 395
God van den hemel die aen den cruce leet 311
Gůt ritter der reit durch das riet 120
Hé! Gelibert, dites, s'il vos agrée 9
Heer Halewijn zong een liedekijn 116
Heer Jesus heeft een hofken 458
Hey, wie wil horen singen 269
Helene de kekt tom fenster herut 121
Helpt nu u self soo helpt u Godt 78
Herders hy is geboren 427
Herte ende sin, ende mijn vermoghen 346
Het daget in den Oosten 111
Het ginghen drie ghespeelkens goet 176
Het heeft een hups besneden knecht 383
Het is goet pays, goet vrede in alle duitsche landen 258
't Is van dage Sint Anna-dag 529
Het jaertje doe ick jonck en nog reynder maghet was 215
Het meisje al over de vallebrug reed 200
Het quamen drie ruters ghelopen 239

[pagina 540]
[p. 540]

Het soud' een suyverlijcke Bladz. 210
Het spruit een roosjen aen geen landsdouwe 246
Het staet een casteel, een rijc casteel 449
Het viel een coelen douwe 360
Het viel een hemels dauwe 359
Het viel een hemels dauwe 415
Het voer een ridder jagen 160
Het voer een visscher visschen 274
Het waren twee conincks kinderen 142
Het was een clercxken dat ghinc ter scolen 194
Het was een jager, een Weyman goet 208
Het was een maghet uytverkoren 417
Het was een nacht, een also soete nacht 153
Het was my wel te voren gheseit 493
Het was op eenen maendag 41
Het windeken daer dat bosch af drilt 374
Het wintje dat uit den oosten waeit 191
Hi sprac, lief, wiltu mijns gedincken 150
Hoe minlic is ons des cruicen boom ondaen! 449
Hoort altegaer, int openbaer 82
Hoort toe al die vol liefde zijt 310
Hoort toe gy arm en rijken, men zal u zingen pure 251
Hoort vrienden, luistert naer dit lied} 316
Gy christelijke scharen} 316
Ic ben die hertoghe van Brabant 26
Ick ben een armen pelgrim, siet 466
Ik klomer den boom al op 232
'k Kwam lestmael in de groene wei, koekoek! 281
Ik drink den nieuwen most 244
Ick en mijn ouders al te gaer 506
Ik gink op hooge bergen staen 147
Ik hebbe de groene straten zoo dikwyls ten einde gegaen 38
Ick hebbe gewaket eine winterlange nacht 138
Ic heb ghejaecht mijn leven lanc 456
'k Heb hier zoo lang staen wachten 340
Ik hoorde dees dagen een maegdetje klagen 288
Ick hoorde een watertje ruiselen 206
Ick hoorde lest in dese dagen een nonneken klagen 285
Ic reed eenmael in een bosschedal 241
Ik sach noit so roden munt 19
Ik zag Cecilia komen 484
Ik zat te zingen voor mijn deur 235
Ik zat te spinnen voor mijn deur 237
Ick seg adieu, wy twee wy moeten scheiden 366
Ic sie die morgensterre 173

[pagina 541]
[p. 541]

Ic sie die morghensterre breit Bladz. 265
Ik stonder by een beexken 485
Ic stont op hoghe berghen 145
Ick sweir getrouwigheyt aen Carels majesteyt 108
Ic vrijdde een vrouken alsoo fijn 240
Ic weet een molenarinneken 492
Ick wil my gaen vermeyden 446
Ic wil te lande rijden; sprac meester Hildebrant 129
In een boomgaert quam ic ghegaen 135
In een prieel quam ie ghegaen 327
In 't soetste van den meije 225
In Jesus name 431
In sach nie so roden mont 18
Indien ooit maegd haer droeve klachten 391
Is dit niet wel een vreemde gril 401
Isser iemant uyt Oostindien gekomen 93
It daghet in dat Osten 113
Jerusalem, ghy schoone stadt 451
Jeughdighe nimphen, die 't boerten bemind 403
Joncvrouwe edel goedertieren 16
Jonkvrouwe edel guoter dieren 17
Jupijn, hoe moogt gy u beroemen 393
Laet ons den hoghen Gods Sone loven 418
Laet ons, laet ons de mey wat loven 354
Laet onsen heer der heeren verrisen ter glorien 476
L'austrier estoie montez 5
Lestmael op eenen zomerschen dag 321
Liefste Rosalinde, waerom weende gy? 332
Looft God den Heer, ghi heydens seer 473
Maekt plaets, o herderkens, comt uyt den stal 438
Maene, sterren, nachtplaneten 425
Maestricht, gy schoone stede 103
Maria, die zoude naer Bethlehem gaen 420
Maria, maget schoon 463
Meisken jong, mijn maegdeken teêr 489
Menech creature es blide 20
Menik creatüre ist blide 21
Met bangicheden groot 85
Met desen nieuwen jare 430
Met luste willen wi singhen 56
Met Venus wincxkens bem ic ontsteken! 364
Met vreuchden werd hier een liedt ghesonghen 61
Mijn hertken heeft altijts verlanghen 29, 372
Mijn lief, mijn schoon Bellotjen 338
Mijn lief schijnt my te haten 382

[pagina 542]
[p. 542]

Mijnheerken van Maldeghem Bladz. 139
Minlich unde guot 12
Minlike ende goet 11
Musica, aldersoetste const 524
Nachtegaeltjen! uw soet taeltjen 453
Naer Oostland wil ik varen 38
Naer Oostland willen wy rijden 35
Nederlanders, geeft uw stem belanck 101
Nelson, een braef soldaet der soldaten 225
Noch weet ick eenen ouden kouden man 278
Nu zijt wellekome Jesu, Lieve Heer 432
Nu wil ik eens ommegaen 295
Nu sclaed iu sere} 42
Dor Cristes ere.} 42
O allerliefste kind 421
O God van hemerijcke wat drucke es ons ghesciet 63
O Herderkens, laet uw bokskens en schapen 428
O Hertogh van Gelder bent gy er in huys 479
O moeder ende maghet, reine vrouwe 343
O nacht, jaloerse nacht 375
O nacht, o blijde nacht 422
O roosken root, vol melodyen 249
O zoete bloemekens van d'hoven 461
O uitmuntende godin 385
Och, Elsje, seide hy, Elsje 175
Och hoe lustic is ons die coele mei ghedaen 448
Och hör du liten Näktergal! 262
Om alle disse Bjerge vare af guld 185
Ongelike staet ons die moet 15
Onlangs sijnde vol onrusten 98
Ons ghenaket die avontstar 433
Pour ung jamais ung regret me demeure 30
Puikje van de maegden 386
Puthöneken, Puthöneken 526
Rosa, willen wy dansen? 297
Sa wel aen! laet ons te samen drinken 406
Sal ic dus gebonden 24
Salich kint vol heilecheden 435
Schoon jonkvrouw, ick moet het u klagen 379
Schoon lief, hoe ligt gy hier en slaept 329
Schoon maegd, ik heb u nu zoo lang gevrijd! 330
S'il en estoit à mon vouloir 28
Zeg kwezelken, wilde gy dansen? 290
Si ghinc den bogaert omme 168
Zy is soo niet als ik gesint 381

[pagina 543]
[p. 543]

Zijt welkom lang verwachte leeuw Bladz. 459
Silvia goddinne 388
Sint Anna-dag is deure 531
Slaet u sere tot Christi eere! 42
So diep in die groen heyden 467
Sol ich sus gebunden 24
Zou ik niet mogen ingaen? 297
Tant que je vive mon caeur ne changera 31
Te Brunswijc staet een casteel 164
Te Brussel als het regent 277
Te Haerlem in den houte 490
Te Kieldrecht, te Kieldrecht daer zijn de meiskens koene 291
Till Osterland vill jag fara 38
Tryntje wilje mee geen? 238
Tsa laet ons koopen nieuw leughen-boeck 516
Ulrich ging aus singen, heraus 122
Ungelich stet uns der muot 16
Unter der linden 39
Vaerwel, vaerwel, mijn soete lief 234
Van liefde komt groot lijden 443
Veel bloemkens ende cruyden groen 459
Veel geld, veel goed, wat zou dat baten? 496
Vele suchten, sere duchten, ongheval 350
Vier leuwen claghen al te gadre 44
Vruecht en duecht mijn hert verhuecht 367
Waer zijdy lief? 368
Waer staet jou vaders huis en hof? 279
Waer toe toch maekt uw mondeken reyn 423
Waer uw liefde alsoo pure 470
Waerom zijt gy soo langen tijdt} 68
Van ons absent, ach, lieven Heer!} 68
Wat is de wereld toch dan een Pandoras doos? 509
Wat mag dat wesen, wat mag dat zijn? 482
Wech op! wech op! dat herte mijn 541
Weerdinneken, ontsteekt ons een vul vat 404
Wekt liefde in ons leven een kittelig soet 380
Wel Anne Marieken, waer gaet gy naer toe? 280
Wel is niet het gezegend likken 407
Wel op, wel op, mijn cnaepjes goet 195
Wel salich sijnse hier op aerden levende 475
Wil dat sich selfs verheft te met 77
Wie wil hooren een goet niew liet?} 198
Ende dat sal ick ons singhen} 198
Wie wil hooren een goet nieu liet?} 261
Hoort toe ick sal 't u singhen.} 261

[pagina 544]
[p. 544]

Wie wil hooren een historie} Bladz. 283
Al van eenen jongen smid?} 283
Wie wil hooren een lied eerbaer? 480
Wie wil hooren singhen een druckelijk nieu liet 59
Wie wil hooren singhen van eenen timmerman? 204
Wie wil opgeschreven worden? 409
Wie wilt er hooren een nieuw liedt? 80
Wy boeren en boerinnen 502
Wy komen getreden met onze sterre 437
Wy willen nog niet scheiden 193
Wilder als wild wie sal my temmen 454
Wilder dan wild wie sal my temmen 216
Wildy hooren een goet nieu liet? 126
Wilhelmus van Nassouwen 72
Wilt loven den Heer van boven 96
Wilt ontspringen, lofsangh singen 469
Windeken daer het bosch af drilt 375
Winter wil uns jar lank me 23


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken