Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De motorboot (1917)

Informatie terzijde

Titelpagina van De motorboot
Afbeelding van De motorbootToon afbeelding van titelpagina van De motorboot

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.75 MB)

Scans (71.94 MB)

XML (0.76 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De motorboot

(1917)–C.N. Williamson–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Hoofdstuk XXXIII.

Wij overnachtten te Rotterdam, in het oude hotel, waar de Engelen waren afgestapt, toen zij voor het eerst aan mijne verblinde oogen verschenen.

De volgende dag was een gedenkwaardige datum in de geschiedenis der Van Buren's; want de nieuwe bruid zou officiëel in den familiekring worden ontvangen.

Robert en zijne zusters hadden ons bij onze aankomst te Rotterdam verlaten, aangezien hunne moeder nog steeds te Scheveningen was. Het zou hunne taak zijn den weg voor Phyllis te banen en - zoo mogelijk - het mysterie op te lossen van het telegram, waarin de zoon des huizes zijn nieuw engagement had aangekondigd.

Nog vóór dat wij te Rotterdam met ons ontbijt gereed waren, was Robert reeds per auto - in een van de afgedankte automobielen van Van Brederode - terug (Alb schijnt auto's en motorbooten op het pad des levens te strooien, zooals andere menschen hunne afgedragen schoenen) en bracht uit de villa Van Buren een briefje van mevrouw, zijne mama, mede.

Den inhoud van dat schrijven zal ik nooit te weten komen; maar Robert's mooi gelaat was minder kalm dan gewoonlijk en ik vermoedde, dat hij sterker dan ooit zijn Hollandschen aard aan den dag had moeten leggen, alvorens zijne niet minder Hollandsche moeder te overtuigen, dat Miss Rivers eene geschikte plaatsvervangster voor eene Freule kon zijn.

Hoe het ook zij, hij had haar overtuigd en, ofschoon, te oordeelen naar de kringen om zijne lichtgrijze oogen, waarschijnlijk de halve nacht daartoe noodig was geweest, moest het briefje,

[pagina 290]
[p. 290]

dat hij overbracht, bevredigend zijn, want Phyllis zag er zeer voldaan uit, toen zij het las.

Kort daarop werd het bezoek aan Scheveningen bepaald. De beide zusters zagen er onweerstaanbaar uit, toen zij met Van Buren vertrokken.

Zij zouden daar den dag doorbrengen, want de Nederlanders zoeken steeds zoolang mogelijk van het gezelschap hunner vrienden te genieten en ik kon slechts hopen, dat een zekere uitdrukking in hare oogen, toen zij uit den tonneau van de roode auto nog eens omkeek, beduidde, dat Nell liever bij een der anderen was achtergebleven.

Ware zij te Rotterdam gebleven, en had ik haar moeten bezighouden, dan had ik mijn aanzoek stellig gedaan. Nu bracht ik die uren vrij mistroostig door, telkens bedenkende, hoe onze geheele tocht nu spoedig ten einde zou loopen, zonder dat ik nog iets bij Nell gevorderd was. Thans bleef ons nog slechts het bezoek aan Zeeland over, dat hoogstens enkele dagen in beslag zou nemen. En daarna? Voor het allerlaatst naar Rotterdam terugkeeren, afscheid nemen, misschien wel de boot verkoopen; althans Phyllis had het in het begin voorgesteld, toen het eind nog zoo ver af was en onbestemd scheen.

Tante Fay bleef in hare zitkamer, bewerende veel te schrijven te hebben en Tibe bewaakte haar deur. Van Brederode ging, zonder naar een verontschuldiging te zoeken naar oude kennissen en zoo kreeg ik in mijne verlatenheid een voorsmaak van de toekomst. Ik herinnerde mij den prins in het tooversprookje, wien men drie citroenen gegeven had, zeggende, dat elk daarvan eene schoone sylphide bevatte, die hem zou verschijnen als hij den rand harer gevangenis wegsneed. Zij zou hem om een teug water vragen en indien hij haar voor altijd wenschte te behouden, moest hij onmiddellijk gehoorzamen, of wel zij zou verdwijnen om nooit weder te keeren, ook al smeekte hij daar nog zoo vurig om. Toen de prins den eersten citroen opensneed was de feeëngestalte, die zich aan zijn blikken vertoonde zóó verblindend, dat hij geheel en al verbijsterd, haar verdwijnen liet. Hetzelfde overkwam hem met de tweede en het was slechts door de grootste zelfbeheersching, dat hij de derde schoone tot bruid behield.

‘Ik ben niet zoo goed voorzien als die prins,’ zeide ik bij mij zelven, ‘maar als een gewoon sterveling moest ik mij reeds gelukkig achten twee citroenen te hebben ontvangen, waar hij er drie had; maar zoo ik ook de tweede sylphide laat ontsnappen, is alle hoop voor mij voorbij.’

[pagina 291]
[p. 291]

Het denkbeeld met grijze haren ten grave te moeten dalen, zoowel van Phyllis als van Nell beroofd, en dat nog wel door mijn eigen dwaasheid, maakte, dat ik mij op 27-jarigen leeftijd reeds oud gevoelde. Maar misschien was die sombere dag toch niet geheel en al verloren, want lang voordat de roode automobiel de beide meisjes terugbracht, had ik het vast besluit opgevat Miss Van Buren om hare hand te vragen, voordat er vier en twintig uur verstreken zouden zijn.

Toen Van Brederode weer opdook, bleek het, dat hij beproefd had berichten omtrent Sir Alec van de Wilhelmina in te winnen. Maar hij had niets vernomen en wij moesten ons troosten met het verouderde spreekwoord: Geen tijding, goede tijding. Wij hebben natuurlijk nog kans hem in Zeeland weer te vinden; maar dat is niet waarschijnlijk, nu hij ons spoor te Leeuwarden bijster is geraakt. Mogelijk ook heeft hij de gedachte opgegeven, dat tante Fay zich aan boord van Rudolf's jacht bevindt en zoekt hij haar elders dan in dit waterland. In elk geval is onze tocht bijna afgeloopen en wanneer de pseudo-Lady Mac Nairne eenmaal met Tibe verdwenen zal zijn in het groote onbekende, waaruit zij ten antwoord op mijne annonce oprees, mag mijn arme, driftige oom op mij losstormen, zooveel hij wil.

Indien ik Nell kan overtuigen, dat zij en ik voor elkander werden geschapen, zooals Robert Phyllis zoo gemakkelijk aan het verstand heeft gebracht, zal ik haar zonder moeite kunnen beduiden, dat eene zonde, om harentwil gepleegd, geen zonde is. Na alles beleden en vergiffenis ontvangen te hebben, kan ik Sir Alec gerust het hoofd bieden.

Wat Van Brederode betreft, hij heeft genoegen gehad als loon en Nederland is rijk bevolkt met mooie meisjes, die niets liever zullen wenschen dan burchtvrouw te worden op Leliëndal.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken