Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Menschenhanden (1924)

Informatie terzijde

Titelpagina van Menschenhanden
Afbeelding van MenschenhandenToon afbeelding van titelpagina van Menschenhanden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.85 MB)

Scans (11.36 MB)

XML (0.29 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Menschenhanden

(1924)– Wilma–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 159]
[p. 159]

XIII.

De vreemde vioolspeler was op weg naar huis, toen hij voor het neergelaten coupéraam van dien gereedstaanden trein, Erica zag.

Hij had den vorigen avond een concert gegeven in een van de groote steden en voelde zich afgemat en zeldzaam neergedrukt, achtervolgd door het wilde handgeklap van de menschen in de zaal.

Als een scherpe hagelbui was het striemend tegen zijn hoofd, tegen zijn heele lichaam aangeslagen. Als de menschen toch eigenlijk hadden moeten weenen!

‘O God,’ bad hij, ‘zoo te spelen, dat de menschen niet meer klappen, dat ze weenen, òf lachen, het mooie, stille gelukslachen. Zoo spelen, dat ik de menschen “thuis” breng.

Kan dat niet in een concertzaal? Het moet toch kunnen!

Zoo zuiver worden, zoo deemoedig worden, dat de menschen “thuis” komen.’

En terwijl in zijn hart dit bidden omhoog steeg, was vòòr hem dat wonderlijk-mooie meisje, die vrouw verschenen en ze had haar handen naar hem uitgestoken, ledige handen, weenend van leegheid. En die hadden het visioen van wild zich bewegende, luide handen verdreven. Deze handen

[pagina 160]
[p. 160]

waren schoon geweest van leven, van verlangen.

Wat kon er gebeurd zijn!

Toch, er behoefde niets gebeurd te zijn, van wat de menschen over 't algemeen ‘gebeuren’ noemden.

Voor een menschenkind, wiens handen zich zoo vast en liefdevol om het leven heensloten, moest de groote smart wel komen.

In welke gedaante ze kwam, deed er eigenlijk niet toe. Misschien wel als lijden, zooals er in de ziekenhuizen geleden wordt.

Was haar man geen dokter?

Hij dankte haar in zijn hart om wat ze hem in dat moment gegeven had, en weende tegelijk om haar hulpeloosheid. In zijn hart was het weenen en het lachen tegelijk, als een gezang, als een lied van liefde. Heel de lange treinreis zat hij er naar te luisteren, hij durfde zich nauwelijks verroeren. ‘Met dit lied zou ik de menschen kunnen bereiken,’ dacht hij, ‘gisteren heb ik hen niet bereikt. Ik heb mij ook geen oogenblik de illusie gemaakt, dat ik hen bereikte bij hun stormenden jubel.

Ze dachten, dat ik bij hen was, en ik was nog heel ver af.

Ze hebben mij toch hun liefde gegeven, terwijl ik zoo veraf was.

Ik zal trachten hen naderbij te komen in liefde en deemoed, misschien mag ik hen eindelijk helpen thuisbrengen.’

En hij zegende in zijn hart de uitgestoken ledige handen, die hem hadden doen weenen en lachen,

[pagina 161]
[p. 161]

die de lamp van liefde voor de menschen weer helder hadden doen branden. En zijn zegenen, was zingen.

‘Nu beginnen we weer van voren af aan.’

Ja, nu begonnen ze weer van voren af aan. Want zoo is het leven; een telkens van voren af aan beginnen; maar de handen, die elkander in de hevigheid van het strijden even losgelaten hadden, sluiten zich nu vaster in elkander.

Door al wat achter is, wordt in dit dappere herbeginnen een streep gehaald.

Heelemaal van voren af aan, dit is moeielijk, dat is heel ver terug, dat is beginnen als de kinderen, die nog niets veroverd hebben van het leven. Dat is, het met zooveel moeite veroverde, laten varen, opdat er niets overblijve, van het kleine, overschrompelde, dat in zijn onwaarachtigheid de kracht had, het leven te verstikken.

Maar zoo komt men nooit verder!

Neen, zoo komt men ook nooit verder, zoo blijft men het kind....

Ja, maar die iets van het kind-zijn voor God, waar Christus van spreekt, heeft kunnen doorgronden, dié weet, hoe rein hoe sterk een mensch van God kan worden, als hij kind wil zijn, en telkens, al moest het elken dag gebeuren, als een kind aan 't begin van 't leven durft gaan staan en al zijn schoon veroverde bezit durft prijs te geven om dit eene.

Ja, nu begonnen ze weer van voren af aan, Wybo en Erica. Ze hadden geen vergeefschen strijd gestreden. Het resultaat van hun strijd, hun over-

[pagina 162]
[p. 162]

winning, was, dat ze weer van voren af aan kònden beginnen blij en zuiver als kinderen, omdat ze hun huwelijksdag nu konden vieren, schooner dan ze ooit hadden kunnen droomen.

Want er was geen tikje verlies, zooals dikwijls te constateeren valt op zulk een eersten verjaardag, een ‘niet heelemaal zoo heerlijk,’ een ‘niet zòò dicht bij elkander,’ misschien een angst alleen voor zulk een mogelijkheid. Het was zuivere winst.

Nog nooit hadden Wybo's handen zich zoo vast om die van Erica gelegd.

Nog nooit had zij haar handen met zoo sterk vertrouwen in zijn handen laten rusten.

Het leven was zoo heel heerlijk alleen anders, dan Erica het zich als kind gedroomd had, zwaarder, kostbaarder, als Wybo's vrouw!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken