Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Algemeen Nederduitsch en Friesch Dialecticon. Deel 2 (1874)

Informatie terzijde

Titelpagina van Algemeen Nederduitsch en Friesch Dialecticon. Deel 2
Afbeelding van Algemeen Nederduitsch en Friesch Dialecticon. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Algemeen Nederduitsch en Friesch Dialecticon. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.21 MB)

Scans (19.33 MB)

XML (1.31 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Algemeen Nederduitsch en Friesch Dialecticon. Deel 2

(1874)–Johan Winkler–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[101. Texel]

De tongval van Texel, het grootste der westfriesche eilanden, is veel minder bijzonder dan die van Flieland en ter Schelling. Het texelsch is niets anders dan de gewone nederduitsche tongval van het oude West-Friesland bewesten Flie. Het kan als type van die westfriesch-nederduitsche tongvallegroep gelden. Maar even als in den tongval van 't eiland Wieringen en in dien van Midslands op ter Schelling, is de oude, zoowel friesche als oud nederduitsche klank der nederlandsche ui als zuivere, lange u en der ij als zuivere, lange i in den texelschen tongval bewaard gebleven, en is daar niet, zoo-aals aan den vasten wal in West-Friesland, door de nieuwe hollandsche uitspraak verdrongen. De uitspraak der medeklinkers is op Texel in hoofdzaak nog de friesche, even als de zinbouw. De duidelijke uitspraak der n achter de meervoudsvormen der zelfstandige naamwoorden, zoo kenmerkend voor de friesche tongvallen, is echter in den texelschen tongval reeds verloren gegaan. De tongslag (accent) van de Texelaars is nog volkomen en echt friesch.

[pagina 26]
[p. 26]

Menige novelle, menig aardig vers, beiden belangrijk voor de kennis van het texelsche volksleven, zijn door den heer D. Dekker geheel of ten deele in den texelschen tongval geschreven, in onderscheidene tijdschriften geplaatst en ook gedeeltelijk in een bundel vereenigd, uitgegeven.

101. De gelijkenis van den verlorenen zoon in den tongval van het eiland Texel.

Medegedeeld door den heer D. Dekker, hoofdonderwijzer aan den Helder. October 1870. (In nederlandsche spelling.)

11. Deer was eris 'n man die twie seuns had.

12. De jongste seide teuge siin vader: taat! geef mij miin urfdeel, miin moeders bewiis, dat me toekomt. En de vader deed 't.

13. 'N kort tiidje deer na, doe de jongste seun olles bij ekaar pakt had, is i weg reisd na 'n heel var land en terwiil i deer 'n leventje had, driivende in de butter, het i d'r ol siin goed deur brocht.

14. En doe olles op was, kwam 'r juust 'n hongersnood in dat land in i begon gebrek te kriige.

15. Doe socht i werk, en 'n boer nam him an, en die stuurde him op siin land om op de forkes te posse.

16. En hij zou heel graag siin buuk vol ete hewwe an 't forkesete, maar gien mens gaf 't him.

17. Doe begon i over huus te prakkeseere en hij seide in siin eige: wat 'n boel knechs bij miin vader hewwe olles wat 'rlui hart begeert en ik lij hier honger dat ik swart wor.

18. Ik sel opstaan en na miin taat toegaan en ik sel segge: taat! ik hew groote sonde deen teuge ons lieve Heer en teuge jou.

19. Ik ben niet meer weerd om je seun noemd te worre; neem me an tuut je knecht!

20. En hij stond op en ging na siin vader. En doe hij nog 'n

[pagina 27]
[p. 27]

heel stik van siin vader's huus of was, sag siin vader him al ankomme en siin gemoed skoot vol en hij begon te graaie; hij liep na him toe, fiel him om siin hols en soende him.

21. En de seun seide teuge him: taat! ik hew groote sonde deen teuge ons lieve Heer en teuge jou; ik ben niet meer weerd om je seun noemd te worre.

22. Maar de vader seide teuge siin knechs: breng in 'n amerijtje miin beste rok hier en doen 'm die an, en geef him 'n ring an siin hand en skoene an siin biene.

23. En haal 't fet meste kolf en slacht 't, en laat ons ete en feest houe.

24. Want deuze seun was voor mij net so goed as dood en nou is hij weer levendig worre; hij was verlore en hij is weerom fonde. En ze begonne an 't feest.

25. En de ouste seun was op 't land en doe i weerom kwam en dicht bij huus was, hoord' i singe en speule.

26. Hij riep ien van de knechs bij him en froeg him: wat is deer binne toch an de hand?

27. De knecht seide: je broer is 't huus kommen en je vader het 't fet meste kolf slacht om dat i 'm fris en gesond weerom krege het.

28. Doe wier die ouste seun nidig en hij wou niet in huus gaan; doe kwam siin vader bute en noodde him om toch in huus te komme.

29. Maar de seun seide: kiik nou 'ris an! ik dien je nou ol so veul jare en ik hew ollan olles deen wat en so as jij 't hewwe wou, en nog nooit he je mij 'n skeepebout of so ies geve om mit me frienden eris 'n partij an te legge.

30. Maar nou deuze seun die siin geld en goed mit hoere en snoere d'r deur brocht het, weer 't huus komt, nou moet 't fet meste kolf slacht worre.

31. Doe seide de vader: kiind! jij bent immers ollan bij me weest en ol 't miine is immers ok 't jouwe!

32. Nou komt 't gastereere eigelik te pos; want deuze broer van jou was voor mij net so goed as dood en hij is weer levendig worre; hij was verlore en is weerom fonde.

[pagina 28]
[p. 28]

Aanteekeningen.

11. Deer, daar; zie vs. 11 bl. 24 II.

12. Taat, vader; zie vs. 12 bl. 12 II. In deze vertaling is het onderscheid tusschen het deftige vader en het gemeenzame taat in acht genomen. Zie vs. 12 bl. 482 I.

13. Olles, alles; zoo ook ol al, forkes varkens, posse passen, of af, hols hals, kolf kalf, ollan altijd, enz. De verwisseling der onvolkomene a in deze woorden met onvolkomene, heldere o is eigenlijk een friesche eigenaardigheid, die in de friesche taal van bewesten Lauwers en in de nederduitsche tongvallen van dat Friesland ook in gebruik is, hoewel niet zoo sterk als op Texel. Zie vs. 12 van de vertaling in den tongval van Brugge, op ol.

Driivende in de butter, drijvende in de boter, een texelsche uitdrukking die een lekker en weelderig leven te kennen geeft. Zoo zeit men in Holland 'n leventje as melk en honig, in Friesland 'n leventsje as smerige (dat is: vette, smeer=vet) boonen, enz.

15. Forkes, varkens, en posse, passen; zie vs. 13 hier boven.

17. Prakkeseere, nadenken; zie vs. 17 bl. 297 I.

'Rlui, samengetrokken van heurlui, hunlieder.

18. Sel, zal; zie vs. 18 bl. 20 II op sel.

Deen, gedaan; zie vs. 20 bl. 24 II..

20. Graaie, huilen, schreien; verwant aan grijnen, 't friesche grine.

Hols, hals; zie vs. 13 hier boven.

22. In 'n amerijtje, in 't friesch van bewesten Lauwers în 'n amery, in een oogenblik of oogwenk, terstond, enz. Deze uitdrukking is afkomstig van ave mary, ave maria, en wil zeggen: in zoo korten tijd als men noodig heeft om een ave maria te bidden; ze stamt nog van vóor den tijd der kerkhervorming af en was vroeger ook in de volkstaal van andere nederlandsche streken zeer algemeen; thans is ze nog slechts hier en daar in gebruik.

Skoene an siin biene, woordelijk: schoenen aan zijn beenen, in plaats van: schoenen aan zijn voeten. Deze dwaze uitdrukking is in de meeste hollandsche, vooral noordhollandsche volkstongvallen zeer algemeen in gebruik. Het schijnt alsof men zich schaamt om het woord voet uit te spreken en dit voor niet welvoegelijk, voor ‘onfatsoendelijk’ houdt. Zoo zeiden haarlemsche dienstmeiden dikwijls tegen mij, als ik, zonder mijn voeten op de vloermat af te vegen, door den gang liep die ze bezig waren te schrobben: meheeir! sel uwes assiblief je beeine of fege? Zie vs. 22 bl. 32 I en vs. 22 bl. 355 I.

[pagina 29]
[p. 29]

23. Kolf, kalf; zie hier boven vs. 13.

29. Ollan voor alan, alaan, al aan, altijd; dit woord is in alle noordhollandsche tongvallen benoorden 't IJ in gebruik; hier en daar zeit men ook olsan, alsan, alsaan, als aan; zie vs. 12 van de vertaling in den tongval van Brugge, op olsan.

Skeepebout, schapebout, van skeep, friesch skiep, schaap. Een texelsch schapebout is een gastmaal; de friesche schapen in 't algemeen, inzonderheid de westfriesche, maar vooral de texelsche, vormen een van de beste rassen. De Engelschen weten dit zeer goed; duizenden friesche skiepebouten of texelsche skeepebouten worden er wekelijks in den winter naar de engelsche markten per stoomboot van Harlingen verzonden.

30. Hoere en snoere; zie vs. 13 bl. 197 I op hoar'n un snoar'n.

31. Kiind, kind; zie vs. 31 bl. 25 II.

32. Gastereere, basterdwoord, afgeleid van gast; de Hollanders smeden en gebruiken gaarne zulke dwaze, leelijke woorden; het min beschaafde volk vooral is er op verzot. Zie bl. 386 I, de vertaling in den tongval van Axel, enz.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken