Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Facettenoog (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van Facettenoog
Afbeelding van FacettenoogToon afbeelding van titelpagina van Facettenoog

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.75 MB)

Scans (2.01 MB)

ebook (2.96 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Editeur

J.L. Weverbergh



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

bloemlezing
kritiek(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Facettenoog

(1968)–Paul de Wispelaere–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 30]
[p. 30]

Literair lustrum 1961-1966
Kees Fens en anderen

Onder redactie van de drie ex-Merlyners J.J. Oversteegen, Kees Fens en H.U. Jessurun d'Oliveira en onder de titel Literair lustrum 1961-1966, is het eerste deel verschenen van wat een literatuurgeschiedenis in statu nascendi genoemd wordt. Het geeft een overzicht van de Nederlandse literatuur in de jaren 1961 tot en met 1965, en zal om de vijf jaar door een nieuw lustrumdeel gevolgd worden. De bedoeling is op die manier een courante literatuurgeschiedenis tot stand te brengen, tegelijk op informatieve, kritische en interpretatieve basis, waaruit zich als vanzelf een diagram zal ontwikkelen, waar de toekomstige geschiedschrijver dan een betrouwbaar gebruik van zal kunnen maken. Het schrijnend tekort aan degelijke informatiebronnen en voorstudie waar iedere beoefenaar van de Nederlandse literatuurstudie dagelijks door gehinderd wordt, zal daardoor in belangrijke mate opgeheven worden. Een voortreffelijk initiatief dus in ieder geval.

Literair lustrum bestaat uit drie delen. Het eerste gedeelte, verzorgd door Kees Fens, heet Panorama en bestaat uit een chronologisch overzicht volgens de vertrouwde indeling naar ‘stromingen en gestalten’. Het wordt gevolgd door Profielen, een reeks van dertien afzonderlijke essays, waarin telkens een auteur grondiger besproken wordt, en besloten met een bibliografische lijst van ‘de belangrijkste literaire werken en werken overliteratuur’ die in de behandelde periode verschenen zijn. De bedoeling van deze drieledige samenstelling laat zich gemakkelijk raden. Door de bibliografische lijst achterin wordt het inleidend panorama ervoor behoed een ondoorzichtige opsomming van namen en titels te worden. In het middengedeelte wordt het werk van dertien belangrijk geachte auteurs, die in het overzicht uiteraard slechts beknopt aan bod konden komen, verder uitgediept en geïnterpreteerd. Door die combinatie van horizontale en verticale beschrijving en louter informatieve opsom-

[pagina 31]
[p. 31]

ming hebben de samenstellers ongetwijfeld naar een evenwicht gestreefd tussen een zo breed mogelijke objectief-documentaire volledigheid enerzijds en een meer persoonlijke selectie anderzijds. Nochtans is het ook precies door op deze manier ‘dat subtiele evenwicht dat de recente literatuurgeschiedenis gemeen heeft met de literaire kritiek’ bijzonder scherp te stellen, dat zij zichzelf meer dan anders aan die literaire kritiek hebben bloot gegeven. Zo mag men aannemen, dat voor de periode 1961-1966 de dertien auteurs die een extra bespreking krijgen als de belangrijkste worden beschouwd, en dat anderzijds auteurs die zelfs in 't bibliografisch register niet voorkomen, nauwelijks of niet geacht worden tot de Nederlandse literatuur te behoren. In dit verband doe ik bv. een paar vaststellingen. De dichter H.C. Ten Berge (met één bundel, zijn debuut) krijgt een essay (en een heel knap trouwens, door Rein Bloem) en wordt daardoor een heel stuk krachtiger in de verf gezet dan bv. J. Bernlef (met drie bundels en drie prozaboeken); hij rijst daarenboven hoog uit boven de Vlaamse dichter Paul Snoek (verzamelbundel in 1963 en nog twee andere bundels) die slechts in het register voorkomt, en zelfs torenhoog boven de Vlaamse schrijver René Gysen die, in schrille tegenstelling tot zijn vroegere redactiegenoot van Gard Sivik, C.B. Vaandrager, met zijn essay over De Sade (1961, het eerste in het Nederlandse taalgebied) en zijn merkwaardig prozaboek Processie all stars zelfs in dat register niet te bespeuren is, en dus wel niet tot de literatuur behoort. De drieledige neergaande lijn die ik hier heb getrokken, en de mogelijkheid tot het trekken van allerhande zulke lijnen, reveleert een ontoelaatbare scheefgetrokken verhouding en toont de zwakke en tegelijk onrechtvaardige kant aan van het boek. Men mag toch niet uit 't oog verliezen dat het hier in de eerste plaats om een literatuurgeschiedenis gaat, d.i. een werk met een zo hoog mogelijk gehalte aan objectieve beschrijving en informatie.

Overigens wordt de keuze van de Profielen door de samenstellers zelf in een woord vooraf enigszins gerelativeerd. Zij geven toe dat zij een gedeeltelijk andere keuze hadden kunnen maken, omdat die toch altijd enigszins toevallig en van de omstandigheden afhankelijk blijft. Het is geen sterk argument, hoewel be-

[pagina 32]
[p. 32]

grijpelijk. De verhouding van de behandelde auteurs tot de periode 1961-1966 is voorts sterk uiteenlopend. Er zijn Achterberg (door d'Oliveira) en Lucebert (door dezelfde) wier groot oeuvre resp. door hun dood en de uitgave van hun verzamelde gedichten tot een definitieve of voorlopige afsluiting is gekomen, Vestdijk (door J.J. Oversteegen) de alomtegenwoordige, H. Claus (door J. Weisgerber), H. Raes (door Paul de Wispelaere), G.K. van 't Reve (door Oversteegen), Leo Vroman (door d'Oliveira) en Jan Wolkers (door Fens), die ontegensprekelijk hun stempel op de periode hebben gedrukt; H.C. Ten Berge (door Rein Bloem) en J. Hamelink (door Oversteegen) die tot de voornaamste jongste auteurs van de periode worden gerekend; L.P. Boon (door weverbergh) en W.F. Hermans (door Oversteegen) van wie het belangrijke werk daarentegen niet in de periode valt en die daarom in dit geval beter door anderen hadden kunnen vervangen worden. Overigens zijn de opstellen, alle min of meer volgens de benaderingswijze van tekstinterpretatie en structuuranalyse, op zichzelf voortreffelijk en vormen ze een geschakeerde, zeer interessante en boeiende verzameling van moderne essayistiek. (Dat ik van deze appreciatie mijn eigen bijdrage uitsluit, spreekt wel vanzelf!)

 

Het hachelijkste werk betrof ongetwijfeld het eerste gedeelte, verzorgd door Kees Fens, dat uitdrukkelijk als titel draagt: Panorama, een korte literatuurgeschiedenis over de periode 1961-1966. Ten overstaan van deze taak moet men zich de situatie van de auteur als volgt voorstellen. Hij moet in twee opzichten kiezen: ten eerste welke werken hij voor de behandelde periode representatief acht en tot de literatuur van enige betekenis rekent en welke niet, ten tweede hoeveel hij daarvan in het korte bestek van 60 bladzijden druks kan onderbrengen. Ik voeg er echter onmiddellijk aan toe dat die tweede keuze alleen een argument kan zijn tegenover de uitgever, maar niet tegenover de lezers noch tegenover de toekomstige geschiedschrijver, die mogen eisen dat de vlag van de titel de lading dekt. Aan deze eis komt Fens trouwens zelf in een opmerking tegemoet: ‘Wie de literatuur van een heel korte periode iets meer dan oppervlakkig tracht te verkennen, mag aan weinig voorbijzien en

[pagina 33]
[p. 33]

zeker niet vóór willen zijn op het proces van natuurlijke selectie waarvan de overzichtschrijver dan over twintig à dertig jaar profiteert’ (12). Daardoor reduceert hij in principe - en terecht - de subjectieve voorkeuren en inbreng van de criticus tot het toelaatbare minimum. Deze kunnen zich vooral op twee manieren manifesteren: door het niet vermelden van sommige ‘stromingen en gestalten’ en door het uitbrengen van een uitgesproken waardeoordeel over wél vermelde werken en auteurs. De tweede manier kan stof opleveren voor eindeloze discussies, maar het bestaansrecht ervan kan niet ontkend worden. Fens laat zich bv. met heel weinig waardering uit over romans als Hermione betrapt van H. Lampo en Het boek alfa van Ivo Michiels, maar 't feit dat hij deze werken vermeldt, bevestigt ze in hun bestaan en hun plaats in de literatuur sedert 1961.

Dat hij volgens mij bv. Koolhaas overschat en Cees Nooteboom onderschat, is hier dan ook slechts een secundaire aangelegenheid. Maar dat hij in zijn overzicht een aantal vooral Vlaamse auteurs onvermeld laat en veronachtzaamt, is een grove onjuistheid. Er zijn normen waar hij objectiever rekening mee had moeten houden: een volledige gedocumenteerdheid, een precieze zin voor verhoudingen, het gepubliceerde oordeel van andere ernstige critici en het vermogen om tot de juiste waarde en betekenis van de meest uiteenlopende ‘aanwezige’ literatuursoorten te kunnen doordringen. In zijn overzicht ontbreken zelfs de namen van onder meer volgende schrijvers: Paul Snoek, H. Pernath, Gust Gils, M. d'Haese, Willy Roggeman, René Gysen, Jef Geeraerts, Ward Ruyslinck, J.F. Vogelaar, R. Geel, Holsbergen, E. Develing. Voor sommige van deze dichters en prozaïsten zou ik mij persoonlijk helemaal inzetten, voor andere minder of niet, maar van alle durf ik beweren dat zij met evenveel of (veel) meer recht sectoren van de hedendaagse Nederlandse literatuur vertegenwoordigen als bv. Vaandrager, Armando, W. Hussem, W. Smit, H. Lampo, J. Daisne e.a. die wél in het overzicht figureren. Ik had in dit opzicht preciezer en degelijker en iets minder conventie van Kees Fens verwacht.

Van de 57 bladzijden waaruit het overzicht bestaat, zijn er 36 aan de poëzie gewijd, 14 aan het proza, 5 aan de tijdschriften en

[pagina 34]
[p. 34]

kritiek, 1 aan het essay en helemaal niets aan het toneel. Het is wel zó dat Fens in het voorwoord verklaart dat ‘ditmaal een zekere nadruk op de poëzie’ valt. De formulering is eufemistisch, en de reden van de discrepantie tussen poëzie en proza ligt waarschijnlijk in de volgende opmerking: ‘Is het mogelijk in de poëzie enkele richtingen te onderscheiden, bij het proza staat men in deze voor een onmogelijkheid: er worden evenveel soorten proza geschreven als er schrijvers zijn’ (46). Dit klinkt als een sofisme. Ofwel zijn er ook evenveel soorten poëzie als er dichters zijn, ofwel zijn er even duidelijk soorten en strekkingen te onderscheiden in het proza als in de poëzie. Er bestaan bv. verschillende opvattingen van de roman, verschillende houdingen tegenover het ‘verhaal’ en de verhaalstructuren (die meestal op zichzelf al een existentiële en thematische betekenis reveleren), verschillende stijlen (van romaneske tot abstracte) die allen één of meerdere vormen van rubricering mogelijk maken. Maar het wordt tijd dat ik aan mijn waardering toekom. De beschrijving die Fens geeft van de ontwikkeling in de Noordnederlandse poëzie, vanaf de Vijftigers over Gard Sivik en Barbarber tot Kentering, de intellectualistische poëzie van Th. Sontrop c.s. en de taalstructuren van H.C. Ten Berge, vormt een voortreffelijk en boeiend document, waarin zin voor precisie en relativiteit en zijn bekende vermogen tot heldere synthetische formuleringen een waardevol en zeer leesbaar geheel vormen. Waarom, naast de reeds vermelde leemten, ook maar de geringste vermelding van de internationaal georiënteerde modernistische stromingen in de Vlaamse tijdschriften De Tafelronde en Labris ontbreekt, begrijp ik echter niet.

Het proza komt minder duidelijk uit de verf, en hier zijn de lacunes nog groter. Maar - zoals trouwens in het voorwoord wordt gesuggereerd - dit kan in het volgende lustrumdeel goedgemaakt worden.

 

Literair lustrum, een overzicht van vijf jaar Nederlandse literatuur 1961-1966, samengesteld door J.J. Oversteegen, Kees Fens en H.U. Jessurun d'Oliveira, Polak en Van Gennep, Amsterdam.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Literair lustrum. Een overzicht van vijf jaar Nederlandse literatuur 1961-1966