Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een booze stiefmoeder! (1922)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een booze stiefmoeder!
Afbeelding van Een booze stiefmoeder!Toon afbeelding van titelpagina van Een booze stiefmoeder!

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.03 MB)

Scans (19.87 MB)

ebook (3.52 MB)

XML (0.16 MB)

tekstbestand






Illustrator

J.G. Kesler



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een booze stiefmoeder!

(1922)–Tine van Berken–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 86]
[p. 86]

Hoofdstuk XV.
Dora's antwoord.

Hoewel Dora diep bedroefd was, moest ze toch nog even door haar tranen heen lachen om den dwazen brief. O, die domme, eigenwijze Pim, die maar niet gelooven wou, trots al haar verzekeringen, dat haar nieuwe moeder niet boos of slecht was!

Ze nam meteen papier en inkt, kreeg een nieuwe pen, likte er eens aan, doopte toen zorgvuldig in opdat het mooie rose velijn niet door een leelijke klad ontsierd zou worden, en begon te schrijven:

 

‘Beste Pimmie!

 

‘Wil je wel gelooven, dat ik bijna boos op je ben! Ik zou het werkelijk zijn, als ik niet wist, dat je enkel uit goedheid en bezorgdheid voor mij zulke leelijke dingen van Moe schreef. Ik moest er echt een beetje om lachen, omdat alles wat je zegt juist zoo in strijd is met haar karakter.

‘Ik heb je briefje verscheurd, want ik zou me ge-

[pagina 87]
[p. 87]

schaamd hebben als het Moe toevallig onder de oogen was gekomen. Je moet je nooit meer bekommerd maken over mijn stiefmoeder, hoor, en ook niet meer zoo iets schrijven.

‘Je briefje heeft me toch goedgedaan en getroost, al was ik dan ook om een andere reden verdrietig, dan jij je voorstelde.

‘Je moet weten, dat ik, na een week van enkel pret, want we zijn verleden week met Pa en Moe bijna alle dagen uit geweest, vanmorgen voor het eerst naar school ging.

‘Het is een prettige school op een mooie gracht, ik was er al eens voorbij geloopen en ze beviel me best, op het gezicht.

‘Maar ik had toch een wonderlijk gevoel, toen ik er binnentrad. We werden door een onderwijzeres ontvangen, die vroeg hoe oud we waren. Naar onzen leeftijd, zei ze, hoorde ik in de zesde en Annie in de vijfde klas te zitten, maar we moesten even wachten, straks zou het hoofd van de school ons waarschijnlijk wel een klein examen afnemen.

‘Je begrijpt, hoe vreeselijk ik dat vond; ik geloof, dat ik er heelemaal bleek van werd. Annie en ik keken elkaar hulpeloos aan. We werden in een apart kamertje gelaten en zaten verslagen tegenover elkaar.

‘Ik weet niets,’ fluisterde Annie.

‘Ik nog minder,’ zei ik met heesche stem.

‘Ik voelde me diep ongelukkig.

‘Wat zou ze in 's hemelsnaam vragen?’ dacht ik.

‘Ken jij de steden aan de Zuiderzee?’ vroeg Annie, die evenals ik haar hersens afpijnigde met zich allerlei

[pagina 88]
[p. 88]

vragen te stellen, die ons mogelijk gedaan konden worden.

‘Ik kon me niet anders te binnen brengen dan Medemblik; Annie voegde er nog Hoorn bij en heel schuchter Muiderberg, maar die ‘stad’ nam ze later weer terug.

‘Weet jij nog wat van de perspomp en zoo?’ vroeg ik vaag.

‘Annie haalde alleen de schouders op.

‘Je begrijpt, wat een pijnlijk kwartier dat voor ons was.

‘Maar het ergste moest nog komen.

‘Annie was juist begonnen haar laars over te rijgen, waarvan bij ongeluk de veter gebroken was, toen de deurknop werd omgedraaid en de hoofdonderwijzeres binnenkwam.

‘Ze is een kleine, beweeglijke vrouw, erg aardig, dat moet ik zeggen, zelfs na het gebeurde; ze was vriendelijk en sprak heel gewoon met ons, niets schooljuffrouwachtig.

‘Ze vroeg op welke school we eerst geweest waren, en hoe lang, en in welke klas we zaten, of we daar ook rapporten kregen, en of we die misschien hadden meegebracht.

‘Stel je voor, Pim, dat ik met mijn rapport in de hand was aangekomen; een mooie aanbeveling zou dat geweest zijn! Ik zei, dat we onze gedragboekjes niet meer hadden (ik voegde er maar niet bij, dat we ze expres in duizend snippers hadden gescheurd, opdat toch maar niemand ze zou kunnen inzien).

‘Hm, dat is jammer,’ zei juffrouw Van Ollefsen,

[pagina 89]
[p. 89]

- zoo heet onze nieuwe hoofdonderwijzeres; maar ik vond het natuurlijk niets jammer.

‘We werden nu naar een leeg lokaal gebracht en kregen ieder vijf sommen te maken, toen een Fransch dicteetje en eindelijk een stijloefening.

‘Ik was blij dat hiermee het examen achter den rug was, en dat ons bijvoorbeeld geen enkele vraag gedaan was over aardrijkskunde of geschiedenis.

‘Van de sommen had ik er maar twee af en de derde half, terwijl ik nog niet eens wist of die helft goed was; maar over het dictée en het taalwerk was ik zelf nogal tevreden.

‘We konden toen naar huis gaan, we zouden 's middags wel hooren, waar onze plaatsen waren.

‘Stel je nu mijn teleurstelling voor, toen ik 's middags vernam, dat we allebei naar de vijfde klas verwezen werden. Ik voelde dat ik een erge kleur kreeg, je begrijpt hoe vreeselijk ik het vond, het is net zoo goed of ik verlaagd ben. Ik voelde me vernederd en beschaamd tegenover Annie. En het werd er niet beter op, toen juffrouw Van Ollefsen er heel zacht maar ook heel nadrukkelijk bijvoegde, dat Annie's werk over het geheel beter was dan het mijne. Ik had moeite niet te huilen. Ik dorst niet op te zien. Maar er viel niet aan te veranderen en we volgden de juffrouw naar de vijfde klas.

‘Stel je voor, Pim, daar zitten kinderen van tien en elf jaar. Ik dacht, dat ik van schaamte verging, toen me een plaats werd aangewezen naast een meisje, dat zeker niet ouder dan tien jaar is.

‘Het eerste uur was er vormleer, en ik was doods-

[pagina 90]
[p. 90]

bang dat ik een van de vragen zou moeten beantwoorden, die de meisjes vlot wisten. Het komt me voor, dat die kinderen alles weten, en dat ik zelfs voor hààr nog te dom ben.

‘Om vier uur moest ik natuurlijk alles zeggen. Pa was er ontstemd over, dat kon ik duidelijk merken, en het is geen wonder ook, want ik weet heel goed, dat alles mijn eigen schuld is. Moe zei niet veel, maar wat moest ze wel niet van me denken, zij, die zelf onderwijzeres is geweest! Ze zal zeker wel begrijpen wat een luilak ik geweest ben.

‘We moeten iederen avond maar eens een halfuurtje samen werken,’ heeft Moe gezegd, ‘alles is nog zoo vreemd voor je op die nieuwe school.’

‘En dat hebben we vanavond gedaan. O, Pim, je weet niet, hoe goed en geduldig Moe is.

‘Pa en Moe zijn nu uit en Annie en ik zijn alleen met de meid, ons huiswerk hebben we af, het was nog maar weinig. Annie zit te lezen. Ik zat juist stilletjes achter de krant te huilen van schaamte en spijt, toen je brief kwam, die me weer wat opmonterde.

‘Houd je maar goed, Pim, maak je niet meer bekommerd over mij, vooral niet ten koste van de wandeling, en wees niet langer kwaad op “mijn booze stiefmoeder,” dan krijg je een zoen van

je nietswaardige en diep vernederde

Dora.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken