Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Berewoudjes (1902)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Berewoudjes
Afbeelding van De BerewoudjesToon afbeelding van titelpagina van De Berewoudjes

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.23 MB)

Scans (31.55 MB)

ebook (4.05 MB)

XML (0.54 MB)

tekstbestand






Illustrator

E.S. Witkamp Jr.



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Berewoudjes

(1902)–Tine van Berken–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 11]
[p. 11]

II.
De onmisbaarheid van een ‘half meisje’.

Het was een warme Woensdagmiddag.

Elly was in de achterkamer bezig uit een reusachtige mand doppers te doppen. Een groote, witte schaal stond halfvol vóór haar. Pop kroop links en rechts over den grond om de wegspattende doppertjes na te zetten.

Elly was de aangewezen onderwijzeres en opvoedster van Pop en ze leerde haar nu rekenen.

‘Dop dien dikken eens uit, Pop! Hoeveel erwtjes zitten er in?’

‘Zeven.’

‘Nu dien anderen.’

‘Vier.’

‘Tel ze nu eens allemaal bij elkaar op, maar verfrommel ze niet zoo in je warme handje.’

Elly vond zichzelf heel slim, om Pop zoo spelenderwijs de beginselen van het rekenen te leeren.

Maar Pop liet zich niet vangen.

‘Een heele boel,’ zei ze beslist. ‘Nu een ander spelletje, hè Elly?’

‘Krijg het eau-de-cologne-spuitje dan maar, en ga Jet eens wat opfrisschen.’

Pop was blij, dat ze weg kon. Vlug liep ze met het spuitje de keuken in.

[pagina 12]
[p. 12]

Daar leek het een gloeiende oven, zoo heet was het. Het gordijn was neergelaten en hing doodstil neer voor het open raam. Het fornuis brandde; de zon stond op het venster. De oude gloeiende strijkpan met bouten liet hier en daar door kleine gaatjes het vuur glinsteren.

Jet was aan het strijken.

Een groote plank, die de meisjes zelf met een oude wollen deken bekleed hadden, lag dwars over de rechtbank en de leuning van een stoel. Een jacquet van een japon hing er over, - de armen, nog vochtig van 't stijven, slap naar beneden.

Jet stond er achter, paars. Ze droeg een luchtige blouse met een omgeslagen boordje. De mouwen waren opgestroopt en lieten nu een paar blanke, mollige armen zien, wat bruiner wordend bij de polsen.

Mies zat met een boek bij het venster. Ze had haar jurk heelemaal uitgedaan; alleen een groot schoolboezelaar droeg ze, en een ceintuur om het middel. Ze had bijna even dikke armen als Jet, en hield ze ver van zich af met grappig misbaar, ‘voor de luchtigheid’.

Ze las Jet voor.

Jet probeerde juist een boutje, door het dicht bij de wang te houden, toen Pop met de eau-de-cologne in de keuken kwam.

‘O!’ riep die verschrikt, niet anders denkend of Jet zou, in een oogenblik van onbedachtzaamheid, het gloeiende ijzer aan de wang brengen.

Jet lachte er om, gaf een paar streken op het dekentje, dat al rijkelijk met brandvlekken versierd was, en begon toen weer dapper te strijken.

Mies liet zich met welbehagen nat spuiten, - op het voorhoofd, in den hals, in den nek, overal.

Toen ging ze het Jet doen.

Jet was gauw voldaan. ‘Hier Pop, geef het aan Elly terug en zeg dat ze een engeltje is!’ En toen tegen Mies:

[pagina 13]
[p. 13]

‘Gerust Mies, je moet hier niet langer blijven, 't is veel te warm voor je, ik zal het boek later wel eens uitlezen.’

Maar dat wou Mies niet. Ze hield van voorlezen en Jet was een dankbare toehoorster.

‘Wel neen,’ zei ze, ‘'t is overal warm.’ En toen eerlijk: ‘En 'k doe het wel graag.’

‘Nu, vooruit dan,’ zei Jet.

En Mies begon. Ze las uit volle borst, veel harder dan noodig was in de stille keuken, en zooveel mogelijk met toon. Ze las zooals ze het op school bij de andere meisjes niet had durven doen, maar zooals ze zelf vond, dat het prachtig was.

Het was een vertaling van Dickens en daar ze op school nog geen Engelsch had geleerd, brachten de Engelsche namen van menschen en straten haar wel een beetje in het nauw.

‘Ik zal ze maar op zijn Hollandsch lezen, hè?’

‘Wel ja, doe dat,’ ried Jet goedig, geheel verdiept in een kraagje, waar ze juist aan bezig was.

En omdat Mies zich nog altijd een beetje confuus voelde als ze zoo'n vreemd woord zag aankomen, spelde ze het nog verkeerd en las ze Gummidge met twee ferme g's voor Gummidge en Steerfrot voor Steerforth.

Maar Jet trok zich daar niets van aan, ze had al genoeg op haar strijkgoed te letten.

Nu en dan liet ze Mies even ophouden om een jacquetje of een overhemd binnen over een stoel te hangen, of om een pakje zakdoeken en wat gestreken nachtponnen neer te leggen waar maar een plaatsje was.

Mies vond zoo'n stoornis erg onpleizierig; ze begon aan Jets aandacht te twijfelen.

‘De heele kamer ligt vol met strijkgoed,’ zei ze eindelijk, ‘er is geen leege stoel meer te vinden!’

‘'k Ben ook gelukkig gauw klaar; neen, 't is de

[pagina 14]
[p. 14]

moeite niet, Mies, dat je nog voorleest, ik zou je toch weer op moeten jagen. Ga maar liever wat vóór zitten, als het daar niet te zonnig is. - Of misschien wil jij wel even de peterselie plukken voor de doppertjes, hè?’

‘Ja, en dan ga ik aan mijn schoolwerk, hoor!’

‘Goed!’ Jet hoorde het ternauwernood, ze zette de strijkplank weg, nam de bouten van het vuur en ging eens binnen kijken hoe het met de doppertjes stond.

Na het eten - niemand begreep, hoe alles nog klaar was gekomen - zat ze in een pas gestreken katoentje bij de meisjes, voor.

Elly schonk thee.

Het scheen Jet aan het hart te gaan, daar zelf zoo leeg te zitten en Elly bezig te zien.

‘Wil ik even naar Pa gaan, om hem zijn thee te brengen?’ vroeg ze.

‘Neen, blijf toch zitten, je bent net zoo'n wip-op-'t-stoeltje. Mies kan dat toch wel doen. Je maakt je veel te moe.’

Mies, die aan een Fransche thema bezig was, stond op.

‘Heb je niet een blaadje voor me? Dat draagt makkelijker.’

En toen Elly haar voor de grap een groot nikkel presenteerblad gaf, riep ze: ‘Mooi, een geurige drank op een zilveren blad. Kom, Pop, jij moet mee om mijn sleep te dragen, we gaan in optocht naar onzen vorst om hem hetzelve als een plechtige hulde aan te bieden!’

Pop lachte van plezier, zij vatte het meer op als een Hansje-sokken-spelletje, en geen sleep vindend, pakte ze Mies bij de rokken.

Zoo kwamen ze aan Papa's studeercel.

Mies klopte met groot vertoon aan, en op een verwonderd ‘binnen!’ traden ze beiden de kamer in. Mijnheer Berewoud had schik in de majesteit waarmee Mies liep, en hij moest lachen om Pop, die schuins

[pagina 15]
[p. 15]

naar voren kwam om te zien wat Mies ging doen. Die viel opeens, plomp! op de knieën, zoodat de thee over den schotel spatte, en moest zóó lachen, dat haar aanspraak geheel mislukte.

Toch kwam er nog zoo iets als: ‘... hebben wij de eer u op dezen zilveren schotel aan te bieden!’

Mijnheer Berewoud begreep de grap. Met vorstelijk gebaar nam hij den druipenden kop van het blaadje. ‘Het is wél, gij kunt gaan!’ klonk het uit de hoogte, en een nauw merkbare handbeweging wees haar de deur.

Mies ging stuiplachend, maar Pop begreep het niet, zij was dien barschen toon niet gewend. Bedeesd kwam ze naar voren. ‘Mag ik nog even blijven, alstublieft?’

En toen de oude heer haar lachend opnam en kuste: ‘Bent u boos op Mies, Paatje?’

Mies vertelde het binnen. En Pop bleef voor tot Elly haar kwam halen om haar naar bed te brengen.

De meisjes zaten in donker. Elly speelde wat op de oude piano en zong er zachtjes bij.

Mies zat heel tevreden in een laag stoeltje voor het open raam en neuriede zoo nu en dan mee, maar geheel uit den toon.

‘Och Mies steek jij de lamp boven de piano eens aan en geef me de eau-de-cologne.’

De piano zweeg opeens.

‘Zeg, Jet, heb je hoofdpijn?’ vroeg Elly.

‘Een beetje, ja; van de warmte, denk ik.’

‘Neen, je vermoeit je. Je bent veel te goed, en ik ben een ellendig egoïst schepsel. Ik laat jou maar alles doen.’

‘Jij hebt toch ook den heelen middag gewerkt.’

‘Nu ja, wat gedopt. Maar zóó kan het niet, Jetje. We moeten weer een meid hebben. Jammer dat Toos is gaan trouwen. Waarom zie je niet eens naar een andere uit?’

‘Och, 't is onpleizierig, zoo'n vreemde, en dan -

[pagina 16]
[p. 16]

't is zóó veel goedkooper. Ik dacht, ik wou het eens probeeren, zie je. Maar ik ben bang, dat het toch niet gaat.’

‘Neen, natuurlijk gaat het niet. En dan, het ruwe werk komt nog aan. Je neemt zeker een schoonmaakster, hè?’ -

‘Daar heb ik niet op gerekend, Elly. Ik zou zoo'n vrouw toch Vrijdag of Zaterdag moeten nemen en ik kan haar ook niet op Ho-ho trakteeren. Deze week zullen we, dunkt me, maar zoowat doorscharrelen, en dan zal ik naar een half meisje uitzien.’

Mies lachte.

‘Ja, één voor halve dagen. Wat dunkt je, zullen we bij een besteedster gaan, of een advertentie plaatsen?’

‘We kunnen eerst wel eens zien of er zich niet iemand aanbiedt.’

Elly stak de lamp aan, liet de gordijnen zakken en wierp zich vol ijver op Het Nieuws van den Dag.

Het was een gewichtige zaak.

Jet en Elly en Mies, ze zaten elk met een blad vóór zich en zochten.

‘Hier heb ik wat,’ riep Mies: ‘Biedt zich aan een fatsoenlijk half meisje, kunnende koken....’ maar ze moest zelf zóó lachen, dat de helft van de aardigheid verloren ging.

Neen, ze vonden niets. Wel dagmeisjes en flinke dienstboden, maar niemand voor halve dagen.

‘Hadden we nog maar een andere krant!’ zuchtte Jet.

‘Kom, we moeten maar een advertentie opstellen,’ ried Elly. Ze zocht papier en potlood en begon te krabbelen.

‘Zet er bij, dat het reflecteerenden minder om een lieflijke behandeling dan om een matig salaris te doen moet zijn,’ zei Jet.

‘Doe het zelf maar, als je zooveel noten op je zang

[pagina 17]
[p. 17]

hebt! Kijk, hier heb ik het: ‘Gevraagd een fatsoenlijk meisje voor halve dagen, adres zoo en zoo.’

‘Zet liever: zindelijk; fatsoenlijk zal ze, hoop ik, wel zijn.’

Toen werd alles nog eens besproken en herlezen, en eindelijk in een envelop aan Het Nieuws van den Dag gestuurd.

Dat was een pak van Jets hart.

‘Ik ben benieuwd wie er zullen komen,’ zei ze.

‘Kom, schenk nog eens in, Elly, dan kunnen we eens op het halve meisje klinken,’ riep Mies.

En zoo gebeurde het.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken