Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Berewoudjes (1902)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Berewoudjes
Afbeelding van De BerewoudjesToon afbeelding van titelpagina van De Berewoudjes

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.23 MB)

Scans (31.55 MB)

ebook (4.05 MB)

XML (0.54 MB)

tekstbestand






Illustrator

E.S. Witkamp Jr.



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Berewoudjes

(1902)–Tine van Berken–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 248]
[p. 248]

XX.
Een zondagmorgen.

Jet hoorde het acht uur slaan, en ze keerde zich nog eens om in bed. Toen merkte ze dat Elly gaapte. - ‘Ben je ook wakker?’ vroeg ze.

Elly kon niet nalaten nog eens te gapen en zei: ‘Ja.’ En een poosje later: ‘Sliep ik nog maar!’

‘Hoezoo?’ vroeg Jet.

‘Och! Vindt jij ons leven tegenwoordig prettig; zou je ook maar niet liever den heelen dag verslapen, dan in een koude kamer naar het slechte weer te zien?’

‘Weet je wat,’ zei Jet, ‘je moet vanmiddag eens uitgaan. Ga met Mies en Pop wat loopen, of maak een visite!’

‘'t Is nogal mooi weer: regen, sneeuw en modder; en visites kan ik toch niet maken met mijn armoedig nauw wintermanteltje van verleden jaar, en voor mijn cape is het te koud. - En bovendien ontvangen we tegenwoordig zelf liever geen bezoek!’

Jet kon tegen dat alles niet veel inbrengen. ‘Was het maar Januari,’ zei ze alleen, ‘dan ontvangt Pa geld en zijn we voor een poosje uit ons lijden.’

Elly wikkelde zich nog eens lekker in de dekens.

‘Weet je wat ik voor het oogenblik maar wou?’ zei ze. ‘Dat Dita er nog was en ons een kop thee op bed bracht.’

[pagina 249]
[p. 249]

Jet stond op. ‘Als je heel zoet bent, krijg je er van mij een, ik zal gauw het water opzetten.’

Maar toen Jet met de thee kwam, was Elly al kant en klaar.

‘Tot straf voor mijn onvergenoegdheid ben ik maar opgestaan;’ zei ze, ‘ik dank je voor je lekker kopje thee, Jetje. Je zult nog vreugde aan me beleven, vandaag!’

En werkelijk was haar booze luim geweken, en het was zelfs met een zweempje van opgewektheid, dat ze de kachel aanmaakte waarbij ze een paar geschramde roethanden opliep.

‘Zie hier Asschepoester in al haar nederigheid,’ zei ze lachend.

‘Neen, dan moesten je haren loshangen,’ meende Mies, waaruit Jet opmaakte, dat Mies Asschepoester met de Lorelei verwarde.

‘'t Zal me benieuwen,’ zei Jet, ‘wanneer de Prins je het muiltje komt passen.’

‘En mij wanneer de invitatie voor het bal komt,’ lachte Elly, terwijl ze een vuurmaker aan twee kanten aanstak.

Om halftien kondigde Mies Dita aan. Jet zag verrast naar Elly. - ‘Laat haar binnen,’ zei ze.

En daar kwam Dita in haar puriteinsch japonnetje, met een frissche kleur, maar heel verlegen, heel gedwongen. Ze was het niet met zichzelf eens of ze de hand, die Jet haar toestak, al of niet aan zou nemen, maar deed het toch eindelijk.

‘Je ziet,’ zei Jet lachend, ‘dat we nog niet ingericht zijn op het ontvangen van visite; we hebben juist ontbeten.’

Dita zag haar verwonderd aan, maar begreep Jet niet. Ze deed haar mantel uit en hing hem op de gewone plaats. Ze zette ook haar hoed af, en haalde toen uit haar zak een kleurig schoon bont boezelaar te voorschijn, dat ze zonder plichtplegingen voordeed.

[pagina 250]
[p. 250]

Toen begon ze kalm de vuile bordjes op elkaar te zetten en maakte zich gereed ze naar de keuken te brengen.

‘Wat ga je doen?’ vroeg Jet, die haar met klimmende verbazing had aangezien.

‘Niets,’ zei Dita met zoo'n ontsteld gezicht, alsof ze op een misdaad betrapt werd, ‘ik wou enkel de kopjes wasschen.’

‘Maar Dita, ben je dwaas? Neen, werkelijk, dat wil ik nu liever niet hebben.’

Maar Dita keek zóó teleurgesteld, dat Jet er al niet veel meer tegen zeggen kon. Binnen tien minuten was Dita dan ook dapper aan het werk en ze rustte niet voor alles in orde was en de koffieboel netjes op tafel stond.

‘Mag ik nu even naar boven?’ vroeg ze, want op gevaar af van Jet boos te maken, gedroeg ze zich geheel en al, als toen ze nog in betrekking was.

En een oogenblik later was ze bij Mies, en zaten ze weer met haar beitjes in het kamertje. Aan Mies vertelde ze nu ook wat een prettig leven ze bij mevrouw De Blooys had, en dat ze mocht leeren naaien en mazen. Mies was erg blij voor Dita, maar die laatste gunst leek haar niet zoo heel groot.

‘Zeg,’ vroeg Mies opeens, ‘speel je nog wel eens met mijnheer Eduard?’ - Mies was in Dita's geheimen volkomen ingewijd.

Dita schudde heftig het hoofd. ‘Neen,’ zei ze, ‘en we hebben ook nooit samen gespeeld, je denkt dat hij nog een kind is, en hij is een man. Alleen voor mijn pleizier heeft hij toen met die revolver geschoten.’

Mies lachte. ‘Moet je nooit meer bij hem komen, om hem aan iets te helpen?’ vroeg ze toen, met een bijzonder fijn lachje en een grappig plagend stemmetje.

Dita zette een paar groote, onnoozele oogen op, zoo-

[pagina 251]
[p. 251]

als ze meer deed, wanneer ze een of ander niet begreep. Toen schudde ze langzaam het hoofd met een vraag in haar oogen.

Mies lachte niet meer; ze scheen erg teleurgesteld. ‘O, weet je, wat ik dacht?’ zei ze eindelijk, - ‘ik dacht, dat....’

‘Wat?’ vroeg Dita levendig.

‘Och, ik dacht eigenlijk, dat Eduard de Blooys nu wel met je zou gaan trouwen,... zoo gaat het in boeken altijd.’

Dita was purperrood geworden, zoo verontwaardigd was ze over die gevolgtrekking.

‘Hoe kun je dat denken?’ vroeg ze eindelijk. ‘Ik heb toch nooit zoo iets gezegd?’ klonk het dringend.

Mies was haar teleurstelling over het in duigen vallen van haar romannetje nog niet te boven.

‘Nee - een,’ zei ze langzaam.

‘Nooit in mijn leven, hè?’ vroeg Dita nog eens met aandrang.

‘Neen,’ zei Mies, ‘dát niet, maar.... het kon toch wel zijn, hè?’

‘Neen,’ Dita schudde weer het hoofd, ‘het zou niet kunnen, - want als hij mij vroeg - en dat zou dan toch eerst moeten gebeuren - zou ik hard wegloopen en nooit in mijn heele leven terugkomen.’

‘Hè, ik niet,’ zei Mies, - ‘waarom dan toch?’

‘Als je alles aan iemand te danken hebt zooals ik aan mevrouw De Blooys, dan kun je toch niet willen, dat haar zoon met iemand trouwt, die eigenlijk een geboren bedelaarster is,’ klonk het vurig; maar met een zucht van verlichting liet ze er op volgen: ‘Maar hij zal me gelukkig niet vragen!’

En deze troostrijke zekerheid fleurde Dita weer heelemaal op.

Maar Mies bleef stil. - Het zou zoo aardig geweest zijn, zoo echt romantisch, - als zij een boek

[pagina 252]
[p. 252]

had geschreven, zou ze het er vast hebben ingezet.

‘Zeg Mies,’ vroeg Dita opeens, ‘zou je me alsjeblieft ergens aan kunnen helpen?’

‘O, jawel,’ klonk het heel genadig, want Mies vond dat juist de geschikte manier om zoo'n nederige vraag te beantwoorden, ‘waaraan?’

‘Zie je,’ zei Dita, zacht en geheimzinnig, ‘ik maak twee sluimerrollen, één voor mevrouw De Blooys en één voor....’

‘Voor Eduard de Blooys,’ zei Mies met een straaltje van hoop.

‘Voor hier,’ klonk het kort, want Dita verwaardigde zich niet, op dergelijke ongepaste scherts in te gaan.

‘Voor Pa?’ vroeg Mies verrast.

‘Neen, eigenlijk niet....’

‘O, voor Jet?’ viel Mies weer in, onverdroten voortradende.

Nu Dita dat zoo hoorde zeggen, kwam haar de keus van het geschenk minder gelukkig voor; ze kon zich juffrouw Jet niet goed voorstellen met een sluimerrol.

‘Ja,’ zei ze, - ‘en voor juffrouw Elly, - maar mijnheer kon hem natuurlijk ook gebruiken; vindt je het een gek ding om te geven?’

‘Volstrekt niet,’ klonk het met overtuiging.

‘Het is een heel mooi cadeau; zet er dan op: voor de familie Berewoud, dan is het voor iedereen.’

Dita was heel gelukkig met die oplossing; maar nu vroeg ze alleen nog aan Mies of die haar zou willen helpen met het opmaken; dat kon ze aan mevrouw De Blooys niet vragen, omdat die er zelf een kreeg en juffrouw Willems wou ze er niet mee lastig vallen.

Mies was daartoe volgaarne bereid, ze was zelfs ingenomen met het idee. ‘Je moet ze met kapok vullen,’ zei ze; ‘en dát weet ik wel, dat er een heele boel voor noodig is, anders worden ze zoo slap.’

[pagina 253]
[p. 253]

‘Hoeveel?’ vroeg Dita.

Mies trok de schouders op. ‘Een paar pond?’ zei ze met heel veel twijfel in haar stem.

‘Voor elke rol?’ vroeg Dita goedgeloovig, en blij dat ze toch ‘zoowat’ wist wat ze noodig had.

Mies' gezicht betrok. ‘Ik weet het gerust niet,’ zei ze, - ‘ik weet alleen, dat kapok of dons zoo op het oog erg veel lijkt, maar dat het, als je met stoppen begint, niet veel te beteekenen heeft.’

‘Nu,’ zei Dita royaal, ‘dan zal ik maar vier pond nemen, - het is toch nooit weg.’

Mies begreep wel niet goed, waarvoor de overblijvende kapok dan wel dienstig was, en Dita zelf was dit ook niet recht duidelijk, maar dat deed er niet toe. - Er werd afgesproken, dat Dita den volgenden dag na zessen komen zou - mevrouw De Blooys zou er haar toestemming wel toe geven - en dat Mies en Dita dan boven op zolder alles verder in orde zouden brengen.

‘Wat zullen ze wel denken?’ vroeg Dita.

‘O, niets,’ stelde Mies haar gerust, ‘ik zal wel zeggen, dat ik je even wat moet laten zien.’

Beiden vonden dat zoo natuurlijk, dat het de moeite niet waard was er nog langer over te spreken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken