Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Kruidje-roer-me-niet (1899)

Informatie terzijde

Titelpagina van Kruidje-roer-me-niet
Afbeelding van Kruidje-roer-me-nietToon afbeelding van titelpagina van Kruidje-roer-me-niet

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.10 MB)

Scans (4.93 MB)

ebook (3.57 MB)

XML (0.12 MB)

tekstbestand






Illustrator

C. Koppenol



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Kruidje-roer-me-niet

(1899)–Tine van Berken–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 78]
[p. 78]

Hoofdstuk VII.
De Veermannetjes in ongerustheid.

Die arme goede tante Thérèse! Wat zou ze angstig zijn geweest, als ze haar lieveling gezien had, loopende in den schemeravond heel alleen in het groote Amsterdam, moe, verdwaald en met een bedroefd hart.

Maar ze wist er niets van, gelukkig. Ze zat gezellig keuvelend met andere oude dames in een rieten leunstoel koffie te drinken op de veranda van een hotel in Königswinter, en ze keek naar den Rijn, wiens woelige strooming het zilveren maanlicht tintelend weerkaatste.

 

‘Ik weet waarlijk niet wat we beginnen moeten,’ zei Jo, terwijl ze haar strooien hoed naar achteren duwde om het warme voorhoofd te verfrisschen.

[pagina 79]
[p. 79]

‘Ik ook niet,’ zuchtte Truus, nog hijgend van het harde loopen, ‘ik durf niet naar huis; wat zal Pa zeggen!’

‘Als Hester terug is en haar ook niet gevonden heeft, moeten we wel naar huis,’ klonk het beslist uit Jo's mond, ‘'t is al negen uur.’

‘Daar heb je haar!’ riep Truus opeens.

‘Elize?’ vroeg Jo, blij verrast. Maar ze zag tegelijk zelf, dat het Hester maar was, die buiten adem kwam aanloopen.

‘Ik ben teruggegaan tot aan het begin van de Leidschestraat en ik heb weer overal gekeken en nog een heelen tijd gewacht, en ik ben nog op de brug van de Prinsengracht gaan staan om goed te kunnen zien, maar ze was er niet.’

‘Als ze maar geen ongeluk gekregen heeft,’ zei Truus met een beklemd hart.

‘Kom, hoe zal ze nu ineens een ongeluk krijgen! Misschien zit ze wel al lang thuis en maken wij ons ongerust voor niemendal!’ En Jo haalde de schouders op met een onverschillig gebaar.

[pagina 80]
[p. 80]

‘Zullen we nog weer eens teruggaan?’ vroeg kleine Hester, die in stilte het tegendeel hoopte, want ze had van het harde loopen een steek in de zij gekregen.

‘Ik weet het niet,’ zei Truus half huilend, ‘'t wordt ondertusschen zoo laat ook.’ Ze verschikte het manteltje, dat Elize haar te dragen had gegeven, zeer tegen den zin van Jo, die vond dat Elize zelf haar kleeren maar moest dragen als ze haar verveelden. Elize zou het voor een ander ook niet doen. Aandachtig beschouwde Truus het kleedingstuk, dat over haar arm hing, als kon ze er Elize in terugroepen.

‘Als ze maar geen kou vat zonder mantel, het weer is veel guurder geworden,’ sprak Jo moederlijk.

‘Hadden we maar een grooten hond, dan zou ik hem het manteltje laten ruiken en hem wegzenden om Elize te zoeken,’ en Jo zuchtte, omdat dit middel haar niet ten dienste stond.

‘We moeten nu maar naar huis gaan,’ zei

[pagina 81]
[p. 81]

Jo flink, gewoon als oudste onder de zusters de beslissende stem te hebben. De P.C. is gelukkig lang en we kunnen telkens omkijken of ze er ook aankomt; maar ik heb het idee, dat ze kalm thuis zit en naar hartelust in Onder Moedervleugels leest.’

‘Ja, wat was ze boos, dat ik het boek niet dadelijk aan haar gaf,’ zei Truus, zich opnieuw verwonderend bij de herinnering, ‘en ik wás al op de helft, terwijl zij er nog geen oog had ingeslagen!’

‘Als Moe er niet tusschen was gekomen, geloof ik, dat je nog dwaas genoeg zou zijn geweest, om haar het boek te geven ook,’ zei Jo.

‘Ze is verschrikkelijk prikkelbaar,’ zuchtte Truus. ‘Maar ik wou dat ik vanavond mijn mond maar gehouden had,’ voegde ze er berouwvol bij, ‘dan was Elize niet weggeloopen, en dan zaten we nu niet zoo in angst.’

‘Je bent onbillijk tegenover jezelf,’ zei Jo, zich opwindend, ‘jij hebt geen schuld. Ik heb

[pagina 82]
[p. 82]

er nog eens goed over nagedacht, maar jij staat er heelemaal buiten.’

‘Ik heb toch gezegd,’ klonk het berouwvol, ‘dat ze een Papoea was.’

‘Nu, wat is dat dan nog?’ en Jo schudde met een verachtelijk gebaar haar krullend haar over de schouders. ‘En dan moet je niet vergeten, dat ze jou eerst had uitgemaakt voor een Chinees, omdat je zoo'n lange, zwarte vlecht op je rug hadt.’

‘En mij een rolpens op pooten!’ zei Hester ook.

‘Dat is waar en billijk,’ zei Jo haar kort, dik zusje van het hoofd tot de voeten opnemend; ‘maar,’ ging ze ernstig voort, ‘wat beteekent dat nu allemaal? Mij heeft ze ook lantarenpaal en avondschaduw genoemd, en ik heb er om gelachen. Moet zij nu dadelijk, als een van ons het hart heeft voor haar een bijnaam te verzinnen, en nog al zoo'n onschuldigen, die alleen betrekking heeft op haar aardigen, bruinen krullebol, moet zij dan dadelijk opstui-

[pagina 83]
[p. 83]

ven en boos worden, zoo boos, dat ze hard wegloopt en niets meer van ons weten wil?’

‘Ze kan wel denken dat een Papoea iets heel vreeselijks is,’ zei Truus, die bijna voortdurend achteruit geloopen had, om op te letten, of ze ook Elize's gestalte ontwaren kon.

‘Als ze een aardrijkskundeboek van Ten Have heeft,’ zei Jo, ‘weet ze, dat het een man is, met een kolossalen haardos, en als ze het niet weet, moet ze het vragen en heeft ze nog niet het recht te denken, dat Papoea zóó'n vreeselijk scheldwoord is.’

‘Wat was ze kwaad,’ riep Hester nu ook, terwijl ze zich met haar korte beentjes haastte om gelijk met haar zusters te blijven. ‘Ze werd vuurrood, en ze riep: ‘Een Papoea, een Papoea! - Als ik dan een Papoea ben, loop dan niet met me. Dan zal ik zelf wel voor je uit den weg gaan, hoor!’

Jo noch Truus lachte, zooals ze eerst gedaan hadden, toen Elize zoo was uitgevallen. Ze stonden op den hoek van de Van Baerlestraat

[pagina 84]
[p. 84]

en wachtten nog en draalden, maar Elize kwam niet en ze sloegen ten leste den hoek om, om naar den Parkweg te gaan, waar ze woonden.

‘Ik wás kwaad op haar,’ zei Jo, ‘maar ik zou weer heelemaal goed op haar worden, als ik haar nu nog zag aankomen.’

‘En ik,’ riep Truus. ‘Ik zou haar om den hals vallen, als ze nog kwam.’

Maar ze kwam niet.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken