Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Mijn roman (1901)

Informatie terzijde

Titelpagina van Mijn roman
Afbeelding van Mijn romanToon afbeelding van titelpagina van Mijn roman

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.91 MB)

Scans (30.42 MB)

ebook (3.91 MB)

XML (0.46 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Mijn roman

(1901)–Tine van Berken–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 190]
[p. 190]

XXV.
Sapoleo.

Ik heb een avontuur gehad, geen prettig juist.

Gisteravond was ik heel alleen thuis, dat wil zeggen, met de twee dienstboden. Maar de keuken is op het achterste gedeelte van de eerste étage, en ik zat op de tweede verdieping aan den straatkant.

Oom en Tante waren op een verjaarpartijtje bij kennissen in Ede, ze zouden er blijven slapen en eerst den volgenden morgen met een vroegen trein terugkomen.

‘Vindt je het heusch niet naar, zoo alleen te blijven?’ vroeg Tante herhaaldelijk.

Ik lachte. Wat was daar nu voor naars aan; zoo sentimenteel zijn we niet, en bovendien, Ant en Line waren er toch ook, en we konden de deur op het nachtslot doen.

Dadelijk na het eten stapten Oom en Tante op.

De zorg voor den winkel was aan den eersten bediende overgelaten, ik zou thee schenken, wat Tante anders doet.

Met zekere plechtigheid nam ik mijn taak waar.

[pagina 191]
[p. 191]

Ik zette de thee heel sterk, keek of suiker en melk in voldoende hoeveelheid aanwezig waren, en schelde. Ant kwam het blad halen en ik hoorde haar de trap afrennen, dat de koppen rinkelden. Ik voelde een huisvrouwelijke ergernis in mij opkomen; maar toen alles toch heel beneden scheen aangekomen, en ik haar vroolijk met den ouden magazijnbediende hoorde lachen, legde zich de storm in mijn binnenste weer neer en kalmpjes ging ik voor mezelf thee zetten, Lien en Ant zorgden voor zich.

Het was wel érg stil. Toen het praatje in de gang uit was, en Lien weer in haar keuken zat, drong geen enkel geluid tot me door.

Ik had bijna niets te doen; het was doodjammer, dat Meta niet komen kon. Het was vooruit afgesproken, Tante had haar al dagen van te voren uitgenoodigd, dat ik het maar niet eenzaam zou hebben. Ze had een heerlijk recept voor het maken van slemp, en we zouden eens een kopje proeven, zoo supra als we nog nooit gedronken hadden. En soezen waren ook al besteld, het zou op en top een slemppartij worden in den waren zin des woords. We hadden er beiden al op gevlast. Maar 's morgens kwam Meta school in een voor haar ongewoon sombere stemming.

‘Scheelt er wat aan?’ vroeg ik.

‘Neen!’ en tegelijk leefde ze weer wat op.

‘Ken je je algemeene niet?’ vroeg ik, - ik kon het me best begrijpen, want we zijn aan een moeilijk en ingewikkeld gedeelte.

Haar oogen werden rond, haar wenkbrauwen trokken zich hoog op.

[pagina 192]
[p. 192]

‘Hebben we dan algemeene geschiedenis vandaag? Kom!’ zei ze ongeloovig.

Ik knikte. Goede hemel, wat een misverstand! Zij dacht, dat we dat uur schrijven hadden, waarvoor niets te doen was, Hoe zou ze zich daar nog uitredden? Ik had medelijden met haar, ik kon me zoo goed in haar toestand verplaatsen! En er was niets meer aan te veranderen, de les liet zich maar niet even inzien, die moest langzaam gelezen, en grondig geleerd worden!

Ik moet er zeker heel ontsteld hebben uitgezien, want nu vroeg Meta op haar beurt of mij iets mankeerde.

‘Niemendal,’ zei ik, ‘ik hoop dat je er goed doorrolt!’

Nu lachte ze. ‘O, is het dát, tob je dáárover?’

Ze schaterde recht van harte, en ik begreep niet, hoe ze zoo iets ernstigs zoo luchtig op kon nemen.

‘Ik heb een uitnemend excuus,’ zei ze opgewekt, ‘ik heb zoo'n vreeselijke kiespijn!’

‘Jij?’

Ik dacht dat ze een grap vertelde; maar haar gezicht was opeens heelemaal veranderd, haar mond trok zich smartelijk samen en met beide handen aan de wangen, wiegde ze haar hoofd een paar keer heen en weer.

‘Is het zóó erg?’ vroeg ik, toch nog een beetje onzeker, vooral omdat ze van lieverlede weer scheen bij te komen.

‘O, schandelijk, onuitstaanbaar, woedend gewoon!’ klonk het stootend uit een scheef gewrongen mond.

Niet alleen haar kiezen, maar al haar tanden schenen aangetast door folterpijnen.

[pagina 193]
[p. 193]

‘Ik moet je eens wat zeggen,’ begon ze na een diepen zucht.

Ik wachtte ernstig, nu vol medelijden.

Meta kwam weer bij, ze likte even met de tong langzaam van binnen langs haar kaken. Haar oogen flikkerden weer levendig.

‘Wat wou je zeggen?’

Nu straalden haar blauwe oogen of ze een heel prettige gedachte kreeg. ‘O ja,’ klonk het lustig. ‘Wat zeg je van mijn tanden?’

En tegelijk trok ze de bovenlip op en de onderlip heel laag neer, en liet een dubbele rij uiterst gezonde, regelmatige, heldere tanden zien.

Wat bedoelde ze? Ik wist het niet. Ik zag er niets bijzonders aan. Zooals nu waren haar tanden altijd, en altijd geweest ook.

‘Zie je niets?’ vroeg ze teleurgesteld.

Ik haalde schouders op.

‘Je tandvleesch is wit en rimpelig, 't ziet heelemaal zoor,’ zei ik eindelijk, blij met de ontdekking.

‘Ja, dat komt - dat is uitgebeten. Maar zie je niet, hoe schoon ze zijn?’

‘Ze zijn altijd als melk.’ 't Was geen vleierij van me, hoewel het zoo klonk.

Meta nam het volstrekt niet als een compliment op, eer als een hatelijkheid.

‘Kom! Kun je dat niet zien?’ klonk het verontwaardigd en ongeloovig. ‘Ik heb mijn tanden met sapoleo geborsteld.’

‘Met....?’ vroeg ik, denkend aan een nieuwe geraffineerde pasta.

‘Met sapoleo!’

[pagina 194]
[p. 194]

Ze zei het op zoo'n triomftoon, dat ik den indruk kreeg, dat ‘sapoleo’ wijd en zijd vermaard was als de koningin van alle ‘pâtes dentrifices’.

Ik knikte dan ook al met een ‘o!’ van begrijpen. Was dát de zaak! Sapoleo! Welzeker!

Maar ze liet er op volgen:

‘Het ziet er uit als zandsteen. Het wordt gebruikt om vlekken van metalen te verdrijven, de ergst ingebeten roestmoeten worden er door blank geschuurd. 'k Geloof dat er veel loog en soda in zit. 't Neemt ál het vuil weg in een oogenblik. Ingevreten smetten in glas of marmer verdwijnen onmiddellijk. Het glazen bakje van de vogelkooi, dat de meid nooit in zijn hart heeft kunnen schoonkrijgen, zelfs niet met een borstel met kokend zeepsop of Brusselsch zand, glimt en straalt nu van reinheid. Deuren of geschilderd houtwerk mag er niet mee gedaan worden, want sapoleo neemt meteen de verf mee. Het is zulk scherp en bijtend goedje, dat het lapje, dat je er bij gebruikt, in een oogenblik dóór is. We hebben geprobeerd er een veeg van het stuc van den schoorsteenmantel mee af te krijgen, jarenlang was die er al geweest, had ze alle reinigingsmiddelen getrotseerd, - maar tegen de kracht van sapoleo was ze niet bestand. - Au! - Er sleet direct een holte in het stuc. - Aáuw!....’

Met van pijn dichtgeknepen oogen bleef Meta een poosje zwijgen, den mond begraven in de handpalm. Toen lachte ze weer door haar tranen heen, recht vergenoegd.

Ze vertelde dat zij die sapoleo nu ook eens op haar tanden en kiezen beproefd had. Dat moest

[pagina 195]
[p. 195]

even goed zijn, als wanneer je door den tandarts je gebit eens terdege liet reinigen en afbikken. En het was heel eenvoudig, je nam op je tandborstel niet meer dan een druppel lauw water, streek er dan éven mee langs het sapoleo, dan langs je tanden en....

‘Weg is al het glazuur!’ zei ik.

Met een bezorgden blik liet Meta opeens den vinger langs het verglaassel glijden.

‘Is het er af?’ vroeg ze, en toen: ‘Neen, maar 't voelt toch wel een beetje ruw; en ik had aan die mogelijkheid niet gedacht. Maar prachtig schoon zijn ze geworden, degelijk, intrensiek zuiver. Alleen de smaak, die is walgelijk, niet weer te geven van afschuwelijkheid; me dunkt, zoo iets van zand, soda, loog en salpeter door elkaar, doordringend, bijtend en brandend. In het eerste oogenblik dacht ik, dat door een verdervend zuur mijn tanden en kiezen werden opgelost en het tandvleesch vaneengereten. Maar dat gaat voorbij. Een kwartier lang heb ik mijn mond gespoeld met zachtlauw, eindelijk met koud water. Natuurlijk kon ik nog geen thee of iets warms velen. Het tandvleesch klopt nu overal en het is zoo gevoelig of het open ligt.’

Het was tijd om te beginnen en Meta ging naar haar plaats met een leelijk gezicht. Het was maar een vlaag, de pijn bedaarde gauw, en ze vond nog tijd me te zeggen met een duidelijke mondbeweging: ‘Sa-po-le-o, een soort van marmerslijp, 'k zal het voor je opschrijven, mét adres, probaat reinigingsmiddel; ik heb het Truus ook aangera.... - o!’

Meta heeft haar woord niet gehouden, en ik heb er haar niet aan herinnerd.

[pagina 196]
[p. 196]

Het sapoleo bleek, behalve de bekende uitnemende eigenschappen, ook nog eenige andere, verrassende hoedanigheden te hebben. Het was, hoe ont-smettend ook in den letterlijken zin, toch niet antiseptisch. Meta's tandvleesch werd in een half uur vuurrood en hobbelig. Langzamerhand zwol het geheel op, zoodat het haar gezicht mismaakte. Om halfelf vroeg en kreeg ze verlof om naar huis te gaan. Ik zie haar nog, zooals ze me treurigjes toeknikte voor ze de klas verliet, met opgezette wangen en een monsterachtig dikke bovenlip. Met koffiedrinken ben ik eens naar haar toegegaan, toen voelde ze zich ellendig; om vijf uur was ze heel veel beter, maar haar varkenssnuitje was nog niet geslonken, en er was geen denken aan, dat ze 's avonds komen kon.

Truus, die me uitliet, zei, dat Meta er volgens den dokter, nog wel een dag of tien last van zou hebben.

‘Ze was nogal zoo ingenomen met haar sapoleo,’ besloot Truus, toen ik al op straat stond, ‘ik had wel gedacht dat ze een advertentie naar alle bladen wou zenden: ‘Wie prijs stelt op een schoon gelaat en een fraai gebit, wende aan: Sa-po-le-o!’ Het zou een reuzenreclame geweest zijn.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken