Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Mijn roman (1901)

Informatie terzijde

Titelpagina van Mijn roman
Afbeelding van Mijn romanToon afbeelding van titelpagina van Mijn roman

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.91 MB)

Scans (30.42 MB)

ebook (3.91 MB)

XML (0.46 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Mijn roman

(1901)–Tine van Berken–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 233]
[p. 233]

XXX.
Een invitatie.

'k Geloof, dat ik erg ijdel ben. Wat is het ook heerlijk, mooi gekleed te zijn.

Ik ben voor een bal gevraagd. Zoo maar, opeens, héélemaal onverwacht.

Donderdag wist ik nog van niets, schrijf ik nog heel vredig een rustigen, gemoedelijken brief aan Jo, 's avonds gaan we naar een concert. Ik vind het wel aardig, kalm prettig, en luister met matig genot.

Meta en Truus en Jan Reinders zijn er ook. Ik zie dadelijk aan Meta's gezicht, dat er iets bijzonders is. Ze maakt allerlei teekens, die ik niet begrijp, en omdat ik me niet al te veel aan wil stellen en dwaze gebaren terug maken, schud ik plechtig het hoofd, of ik één en al aandacht ben voor de muziek; maar in mijn hart ben ik heel nieuwsgierig.

Had ik het geweten, wát ze me had willen zeggen, dan zou ik me niet goed hebben gehouden, dan zou ik mijn kalme waardigheid geheel verloren en zeker iets heel geks gedaan hebben van louter pret.

In de pauze komen ze naar ons toe.

[pagina 234]
[p. 234]

‘Ru,’ vraag Meta dadelijk, ‘ga je mee naar het bal van de Studenten-vereeniging? Er zijn eerst tooneelstukjes en voordrachten en dan - leve het bal! En place pour la valse! En avant! “Ach, ein Walzer ist dat Leben, es liegt....” Vindt je het niet dol? Jan heeft nog een kaart voor je kunnen krijgen. 't Heeft hem erg veel moeite gekost. We hebben je er eerst niets van gezegd, omdat het niet zeker was.’

Jan herhaalde de uitnoodiging in wat ordelijker bewoordingen; maar ik kon hem niet behoorlijk op zijn woorden dienen. Ik was ál te blij. Ik weet, dat ik met Meta bijna aan het dansen sloeg; dat ik Truus, tegen wie ik anders altijd min of meer opzie, in den arm kneep; dat ik mijn vreugde niet anders wist te uiten; dat ik haar herhaaldelijk bijna uitdagend vroeg of ze het niet verrúkkelijk vond, omdat ze me niet zoo enthusiast toescheen, als behoorlijk was.

Wat aardig van Jan Reinders om aan mij te denken!

‘Dank je wel, hoor, Jan!’ zei ik opeens.

Hij lachte. ‘Denk er aan, dat je flinke wijde schoenen aantrekt!’ zei hij.

Toen de pauze voorbij was, vond ik het concert, dat me eerst wel bevallen was, ontzettend langdradig. Wat een keus! Hoe kwamen de menschen er toch toe, zulke zware, stijve stukken op het programma te zetten! Moest kunst eerst mooi heeten, als ze ongenietbaar was? Waarom speelden ze niet iets luchtigs en vroolijks, dansmuziek bijvoorbeeld? Die kon toch evengoed uitmuntend worden uitgevoerd. Daar zouden de menschen tenminste hun hart aan ophalen. Dat hoorde

[pagina 235]
[p. 235]

iedereen graag. Dat wekte je op, dat maakte lustig. 't Leven was al somber genoeg. Hè, zoo'n wals van Strauss!

De muziek ergerde me ten slotte, omdat ze me belette de walsjes in den geest uit te zingen.

Ze moesten verboden worden, die larmoyante, weemoedige melodieën! 't Was schande, zoo'n zaal vol menschen, die misschien allen hun eigen prettige gedachten hadden, te vervelen en te hinderen en hen van hun vroolijk apropos af te brengen!

'k Was blij, toen het concert uit was.

Toen kwam er een week van groote spanning.

Eerst ernstig consult met Tante en de modiste over de keuze van het baltoilet. Stapels modeplaten bezichtigd.

Stalen uit Brussel en Parijs laten komen, ook van Sinkel en Bahlmann.

Eindelijk een klassiek toiletje uitgezocht. Een wit cachemiren japon, even boven den grond, met een tulen overkleed; het corsage gegarneerd met gekruiste wit zijden linten, - voortreffelijk, in één woord!

De stof is er ook, soepel, zacht, glanzig; de tule één wolk, allerlei hemelsche gedachten opwekkend; - en het lint van zulke fijne, zuivere zijde, dat het gezicht alleen al een weelde is; het gevoel dat je hebt als je er heel teer, heel behoedzaam even met den vinger langs glijdt, is zóó streelend, dat er geheel geen woorden voor te vinden zijn.

Nu koop je - wat toch een heerlijkheid als je alles maar voor het koopen hebt - nu koop je handschoenen, wit glacé, een velletje, roomig wit, rekbaar, - je past ze met zorg, ze moeten onberispelijk zijn.

[pagina 236]
[p. 236]

Dan dansschoentjes; Tante trakteerde me op een paar wit glacé-leeren, om te pronk te zetten.

Ik was klaar. Dat wil zeggen, ik kon niets meer doen, ik moest wachten tot de naaister de goedheid had, mijn japon thuis te sturen. Ik moest afwachten, lijdzaam als een schaapje, of ze het kostelijke cachemir niet bij ongeluk verknipt of er mogelijk vlekken op gemaakt had. Te denken, dat er ieder oogenblik een kopje thee over kon vallen!

In mijn verbeelding zag ik het herhaaldelijk. Daar zat de naaister, de zachte plooien van mijn wit rokje op haar schoot, en daar kwam haar zusje, onhandig kind, met een kopje, dat al wankelde op het bemorste schoteltje. Dat visioen deed me sidderen. Maar daarbij bleef het niet. Het drama speelde zich in mijn geest geheel en al af, en ik moest er wel naar zien tot het doek na de laatste droevige acte langzaam daalde. Het achteloos kinderhandje, dat ik niet grijpen kon, reikt onvoorzichtig 't kopje, dat al beeft - en vóór de naaister 't kwaad verhoeden kan, stroomt 't grauw-bruin vocht in breede gulpen over 't reine blank van 't zijïg, teeder weefsel....


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken