Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Mijn roman (1901)

Informatie terzijde

Titelpagina van Mijn roman
Afbeelding van Mijn romanToon afbeelding van titelpagina van Mijn roman

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.91 MB)

Scans (30.42 MB)

ebook (3.91 MB)

XML (0.46 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Mijn roman

(1901)–Tine van Berken–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 278]
[p. 278]

XXXV.
Casuïstiek.

Een helrood zijden rokje, glanzend in 't licht, een zwart fluweelen keursje met zijden veters en een jakje van hagelwitte tule met grappig wijd uitstaande pofmouwen, - een volmaakt, gloednieuw phantasie-Zwitsersch kostuumpje lag voor me.

Dat was om bij te dansen.

Ik voelde mijn wangen gloeien, mijn oogen schitteren.

O die goede, beste tante. Wat een schat!

Wat een heerlijke verrassing had ze me bereid!

En ik, die op het punt gestaan had al haar hartelijkheid met zulke gruwelijke ondankbaarheid te vergelden!

Wat zou het vreeselijk onaardig voor Tante geweest zijn, als ik weggegaan was. Denk eens, 't had maar zoo weinig gescheeld.

En wat deed het er, als je alles geregeld naging, zonder dat je je haan wou laten koning kraaien, onpartijdig, als een die buiten alles staat, - wat deed het er dan feitelijk toe of ik vandaag of morgen naar huis ging? Die ééne dag maakte al heel weinig

[pagina 279]
[p. 279]

verschil. En daarbij kwam, dat Martha niet eens schreef: ‘Kom eens over,’ ze vroeg alleen: ‘Schrijf eens.’ En nu kwam ik morgen zelf. Dat was immers nog veel beter! Natuurlijk ging ik morgen zéker, van dat plan zou ik me door niemand laten atbrengen.

Maar dat lag ook in niemands bedoeling.

Verbeeld je dat die beste tante me zou willen verhinderen naar huis te gaan!

Dat ze nú liever had, dat ik thuis bleef, sprak immers vanzelf.

Als je iemand zóó'n verrassing bereidt en je zoudt er dan niet eens voldoening van hebben!

Nooit heb ik zúlk mooi gloeiend rood gezien als van dat rokje. Wat een beste zijde is het. O, als je het langs je wang laat glijden, - net een rozeblaadje!

Tante zal ook wel gedacht hebben dat het bij mij mal of niemendal is, eerst táál ik niet naar huis, schrijf ik niet eens, en nú ben ik niet van mijn besluit af te brengen.

Ik zou me werkelijk wel een beetje hebben aangesteld!

Die lieve tante Ru, die nog niet eens weet, dat ik toch maar ga, die nog rondloopt met de teleurstelling in haar hart!

Ik zal haar eens verrassen.

Wacht, de doos laat ik staan en het kostuumpje neem ik mee naar mijn kamer. Dan kom ik in glorie beneden!

Ik vlieg naar boven, den lichten last van mooie kleeren in mijn armen. Ik leg ze zorgvuldig op bed.

Ik ontsteek het gas en ontkleed me, alles razend vlug.

[pagina 280]
[p. 280]

Hoe zal me dat alles staan? En wat een gezicht zal Tante zetten, als ze me zoo ziet!

Verbeeld je dat de klok eens niet achter was geweest, dan was ik in mijn stijfhoofdigheid eenvoudig naar het station gedraafd. Dan had ik van niemendal geweten!

Thuis hadden ze groote oogen opgezet, me mogelijk uitgelachen, dat ik om drie verkouden neuzen overkwam; Oom en Tante hadden van hun hartelijkheid heel geen succes gehad, mijnheer en mevrouw Eggers, van wie de invitatie blijkbaar was uitgegaan, waren teleurgesteld, Flora ook, en ik - ik - had alles gemist, had het meest van allen geleden, voor een gril, voor een overdreven sentimentaliteit.

Oom had wél gelijk, meisjes hádden ziekelijke invallen, daar kon een gewoon mensch niet bij.

O, wat een zegen, dat ik niet gegaan was!

Handig had ik mijn haar al overgemaakt op Jo's manier en me gewasschen ook. Nu de lichte, luchtige, sprookjesachtige kleeren aan.

Ik moest eerst eens nagaan, hoe alles in elkaar zat. Wacht, het was al in orde. Haastig reeg ik de veters in het keursje.

Neen, maar! Dat ik dat was, die frissche Tirolerin, met die aardige pofmouwen. Een elegant schortje was er ook bij.

Ik sprong letterlijk. Ik voelde niets Hollandsch meer aan me. Als je zúlke kleeren aanhadt, wás je geen Hollandsche meer. Je kreeg vanzelf iets van een klipgeit of een ree in zoo'n Alpenkostuum. Ik voelde me als een hinde.

In drie sprongen was ik de trappen af.

[pagina 281]
[p. 281]

‘Tantetje!’

Ik verraste Tante bij de leege doos.

‘Lieve Ru, wat zie je er kostelijk uit. Bedenk je je nu? Ga je nog mee?’

‘Zeker, zeker!’ juichte ik, en met een klappenden zoen dankte ik Tante voor alles.

Met een paar oogen, die glinsterden van plezier, zag Tante me aan.

‘Ik ben zoo blij, dat je je nog bedacht hebt. Het is voor ons allemaal zoo veel prettiger. Voor mevrouw Eggers en Flora ook. Je doet er me veel plezier mee, hoor Ru, dat je gaat.’

Tante maakte me verlegen. ‘Wat doet u aan?’ vroeg ik. ‘En Oom, hoe gaat die?’

‘Wij....’ begon Tante met een glimlach.

Maar Oom, die juist binnenkwam, viel haar in de rede: ‘Wij, je tante en ik, gaan als Laplanders of Eskimo's, of zoo iets. Onze kleeding bestaat in een ijsberenhuid en een paar kaplaarzen, erg flatteerend.’

‘Hè, Frits!’ zei Tante; en toen tot mij: ‘Wij gaan in een domino, hoor kind.’

 
‘Mijn hart is in 't hoogland,
 
Ik vind het hie - ier niet!’

zong Oom op theatralen toon.

‘Weet je 't al? Ru gaat mee!’ zei Tante opgewekt.

Oom deed een trekje aan zijn sigaar, blies een paar mooie ronde rookkringetjes uit, die zachtjes wegdreven, en wuifde er naar met de hand.

‘Kómaan!’ zei hij; 't klonk wat droogjes, niet zoo héél verwonderd, en ook niet overstelpend dankbaar als Tante's ontboezeming.

[pagina 282]
[p. 282]

‘De naaister wacht u, mevrouw,’ kwam het dienstmeisje zeggen.

‘Kom mee, kind,’ zei Tante, gejaagd opeens, ‘we hebben nog veel te doen.’

Ik sprong over den gelakten turfbak, 't scheelde weinig of ik was gevallen.

‘Genadige goedheid!’ riep Tante.

‘Is de verkoudheid bij je thuis over?’ vroeg Oom.

‘Nee-een, ik wéét het niet,’ zei ik, in de war, omdat ik niets begreep van Ooms vraag.

‘O, ik dacht, dat je misschien een brief uit Amsterdam hadt gekregen,’ zei Oom leuk.

Ik kon zijn gezicht niet zien, alleen de achterzij van het Utrechtsch Dagblad, dat hij in de hand hield.

‘Ben je daar, Ru?’ vroeg Tante geduldig.

In een oogenblik was ik bij haar.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken