Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Mijn zusters en ik (1908)

Informatie terzijde

Titelpagina van Mijn zusters en ik
Afbeelding van Mijn zusters en ikToon afbeelding van titelpagina van Mijn zusters en ik

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.07 MB)

Scans (58.40 MB)

ebook (4.06 MB)

XML (0.43 MB)

tekstbestand






Illustrator

C. Koppenol



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Mijn zusters en ik

(1908)–Tine van Berken–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 57]
[p. 57]

V.
Verzoening.

Ik heb het weer goedgemaakt. Ik schrijf liever niet op, hoe. Dat is iets tusschen Moeke en mij. Wie later mogelijk mijn levensgeschiedenis zal lezen, en zelf veel van zijn moeder houdt, zal het wel begrijpen.

Met Tine ging het ook heel makkelijk. ‘Dag Tine,’ zei ik het eerst, en zij: ‘Dag Charrie.’

En ik weer: ‘Het is goed weer gebleven.’

‘Ja best, en heb je plezier gehad?’

Zoo werden onze zinnetjes hoe langer hoe grooter en ten laatste waren we in een geheel gewoon gesprek gewikkeld en was het, of we altijd heel brave zusters geweest waren, die nooit ruzie hadden gehad.

‘Wil je ook een praline?’ vroeg ik opeens, en ik haalde uit mijn zak een mooie, met gefronst vloeipapier overtrokken doos voor den dag.

‘A.u.b.,’ zei Tine. Dat was een dwaze manier van haar om alstublieft te zeggen. Ze had het zich

[pagina 58]
[p. 58]

aangewend, nadat ze eens in de brievenbus het volgende briefje had gevonden:

‘B.M. of T. of T.
Breng s.v.p. een b.t.h. en a.u.b. een p.r.p. - Ik moet o.v.b.
A.C.’

Moe had er niemendal van begrepen, Truus zag alleen, dat het van Annie kwam. B.M. of T. of T. beteekende: Beste Moe of Tine of Truus.

‘Een meisje van school zal het zeker in de bus hebben gedaan,’ zei Moe. En Truus had begrepen, dat Annie over moest blijven. Nu was het briefje bijna ontcijferd: Breng s.v.p. een boterham, en a.u.b. een paraplu.

Een paraplu, dat begrepen ze ook, want het giet-regende, maar wat dat a.u.b. beteekende, daar kwamen ze niet achter, voor Annie 's middags thuis kwam, die zei dat het eenvoudig ‘alstublieft’ beteekende, en dat ze alles zoo had afgebroken, omdat ze het briefje onder de les in haast had geschreven, en niet gewild had, dat, als het verloren ging, iedereen het zou kunnen lezen.

Toen Tine nu lachend: A.u.b. zei, begreep ik wel, dat alles weer in orde was.

‘Neem er een paar,’ drong ik aan en liet het plan om de doos alleen voor Tillie en mezelf te bewaren, zooals ik me eerst had voorgesteld, meteen varen.

Annie kwam er ook bij, en omdat ze heel veel van pralines hield, en er bovendien tusschen haar en mij geen bijzonder geharrewar geweest was, kwamen we dadelijk op den besten voet.

[pagina 59]
[p. 59]

‘Waar is Truus?’ vroeg ik eindelijk en toen hoorde ik, dat ze dien dag bij Jet bleef. Dat viel me tegen, háár had ik echt reden tot boosheid gegeven, en haar kon ik ook niet met een praline paaien. Dat maakte me 's avonds een beetje stil. Ik had zoo graag alles tegelijk in orde gemaakt.

Ik lag al in bed, toen Truus boven kwam.

Eerst stond ze nog een tijdje met Tine te praten.

‘Waren ze alweer zoo vroeg terug?’ vroeg Tine.

‘O ja, al vóór het eten,’ zei Truus.

‘En - ’ vroeg Tine, terwijl ze even wachtte alsof ze het gesprek wel wou aanhouden, maar niet goed wist wat ze zeggen zou, ‘zijn jullie nog uit geweest vanavond?’

Truus begon zich zonder complimenten te ontkleeden, het was duidelijk te zien, dat zij er niet naar verlangde, de conversatie te rekken.

‘Neen,’ zei ze alleen.

Tine had tact genoeg om te voelen, dat Truus niet gestemd was tot praten; maar ze deed of ze niets merkte.

‘Was Prinsen bedroefd over het overlijden van zijn oom?’

‘Och, welneen,’ zei Truus kort, ‘hij kende hem ternauwernood. Het moet altijd een zonderling mensch geweest zijn, die zich zoo weinig mogelijk met zijn familie bemoeide, uit vrees, dat ze hem plukken zouden. En,’ ging Truus voort, terwijl ze trotsch het hoofd in den nek wierp, ‘daar hoefde hij toch waarlijk niet bang voor te zijn!’

Men zou gezegd hebben, dat Truus zelf een geboren Prinsen geweest was, zoo trok ze het zich voor die menschen aan.

[pagina 60]
[p. 60]

‘O,’ vorschte Tine, ‘had hij zooveel geld, die oom?’

Truus stond al in haar nachtjapon, ze nam den borstverwijder, die in de hangkast was opgeborgen, en rekte hem met een paar forsche rukken uit.

‘Dat heb ik niet gezegd,’ zei ze, ‘alleen, dat hij voor wát hij had heel bang was. Nu, - je begrijpt, dat zij hem met hun bezoeken niet lastig hebben gevallen.’

‘Zeker niet,’ zei Tine. ‘Nu, nacht Truus,’ en ze stond op het punt de kamer uit te wippen.

‘Is mevrouw Prinsen zijn eenige nicht?’ vroeg ze, schijnbaar onverschillig.

Truus scheen een heel moeilijken gymnastischen toer te doen, tenminste ze gaf eerst geen antwoord, en eindelijk kwam er, met inspanning: ‘Ja.’

Tine knikte tevreden. ‘En neven zijn er ook niet?’ vroeg ze onschuldig.

Met een slag vloog de borstverwijder, die juist gespannen was, tegen den muur, en het was een buitengewoon geluk, dat hij niet de lampetkom verbrijzeld had of in den spiegel was terechtgekomen.

‘Ik word wee van je gevraag,’ zei ze eindelijk, terwijl ze met een boetvaardig gezicht naar het behangsel keek, dat, evenals het grondpapier en het linnen, geheel dóór was. Toen raapte ze het noodlottige werktuig op en borg het weg. Tine was al weggevlucht, maar nu stak ze toch nog even haar hoofd om de deur.

‘Nu, wel te rusten, Truus, dank je voor je lankmoedigheid en voor de inlichtingen,’ en toen verdween ze voorgoed.

Ik dacht, dat Truus boos was, maar dat bleek volstrekt niet het geval te zijn. Toen Tine weg was,

[pagina 61]
[p. 61]

stapte ze ook niet, zooals ik verwacht had, dadelijk in bed.

‘Ze gaat zeker nog met de halters werken,’ dacht ik, maar ook dat gebeurde niet. Ze ging op Tine's oud klein vouwstoeltje zitten, wat ze anders nooit doet, met den rug tegen de leuning, en ze vouwde de handen boven het hoofd samen. Ik was zoo verbaasd, ik kende haar niet. Maar toen ze een poosje zoo met gesloten oogen gelegen had, meende ik dat ze was ingeslapen, en ik wilde haar juist gaan roepen, toen een glimlach over haar gezicht gleed. Ze opende de oogen en bleef nog een poosje in het kaarslicht staren. Toen stond ze plotseling op, ging voor haar bureautje zitten en kladde bij het kaarslicht wat op een papiertje. Tine zegt, dat Truus af en toe ‘lijdende is aan hoogere aspiraties’, waarmee ze dan bedoelt, dat Truus zich aan het maken van verzen te buiten gaat.

Dat scheen nu ook het geval; zeker weer een gymnastiekliedje, dacht ik, of een of andere marsch om op te loopen.

Maar het kan maar een heel klein liedje geweest zijn, want ze was dadelijk klaar. Er was een stille, tevreden lach op haar gezicht, toen ze het geschrevene overlas, daarom begrijp ik niet, waarom ze het tegelijkertijd verscheurde. Maar misschien kende ze het, daar het zoo klein was, al uit het hoofd.

Nu blies Truus de kaars uit, en zou ze werkelijk in bed stappen.

‘Truus,’ zei ik.

Het scheen dat ze schrikte.

‘Ben je nog boos op me?’

‘Boos?’ blijkbaar begreep ze me niet eens en was ze met haar gedachten heel ergens anders.

[pagina 62]
[p. 62]

‘Om dien brief,’ zei ik zacht, en toen wachtte ik.

‘Och, neen,’ zei Truus hartelijk, ‘eigenlijk was het ook zoo heel erg niet.’

Toen bukte ze zich over me heen, en gaf me een zoen.

‘Het is goed, dat mijnheer Prinsen je geen geheimen schreef,’ zei ik, nu ik merkte dat ze het niet zoo erg vond.

‘Ja, dat is het net!’ zei Truus, met een ernstig gezicht, en toen begon ze opeens weer te lachen. ‘Nu, wel te rusten, kindje,’ zei ze.

Dat beschermende ‘kindje’ hinderde me wel een beetje, maar overigens was ik blij, dat alles zoo goed was afgeloopen, en welgemoed sliep ik in.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken