Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Plaaggeest (1914)

Informatie terzijde

Titelpagina van Plaaggeest
Afbeelding van PlaaggeestToon afbeelding van titelpagina van Plaaggeest

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.33 MB)

Scans (9.22 MB)

ebook (2.86 MB)

XML (0.07 MB)

tekstbestand






Illustrator

Jan Sluijters



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Plaaggeest

(1914)–Tine van Berken–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

VI.
Van kwaad tot erger.

Inderdaad kwam er echter van het lessen leeren niet veel. Het was of er zich iets tusschen Lucie en het boek plaatste, als ze er de oogen op richtte. Het was iets blauws, Lucie wist heel goed wat het was, al wou ze het niet weten en er niet aan denken. Het waren de Clubkaarten, die ze eerst uit plaagzucht meegenomen, toen vergeten, en eindelijk verloren had.

Het meisje zuchtte diep, terwijl ze dit alles bedacht. Ja, zóó was het gegaan!

Toen ze bij Christien aan huis kwam, had die haar verteld, dat Fanny van Goor er juist geweest was om het geschiedenisboekje te halen. De onderwijzeres had er nog geen voor haar gehad en gezegd, dat ze het voor dien eenen keer maar aan een van de meisjes moest vragen. En dat

[pagina 37]
[p. 37]

had Fanny ook gedaan, en 's middags al had Christien haar beloofd, dat ze het om halfacht krijgen kon.

Lucie was woedend geweest, toen ze het hoorde.

En Christien had zich verdedigd.

‘Als ik geweten had, dat jij het noodig hadt, zou ik het haar natuurlijk niet beloofd hebben; maar hoe kon ik het weten, dat jij je boek vergeten zou!’

‘Waarom laat je je met haar in! Wat heeft ze het jou te vragen!’ had Lucie driftig gezegd, ‘'t is je eigen schuld. Je bemoeit je te veel met haar. Waarom neem je haar niet tot vriendin?’ Wrevelig was Lucie weggegaan, in haar boosheid geheel de kaarten vergetend.

Toen was ze Bertha Voorst gaan opzoeken op den Amsteldijk, en eerst op den terugweg naar huis had ze zich met schrik herinnerd, dat ze de jongens maar al dien tijd op de kaarten had laten wachten. Dat was haar bedoeling volstrekt niet geweest, ze had hen maar even, een vijf minuten, willen plagen. En wat het ergst van alles was: toen ze de kaarten voor den dag had willen halen, waren ze weg geweest.

Ze was zoo ontsteld; ze had het bijna niet

[pagina 38]
[p. 38]

kunnen gelooven. Ze kon onmogelijk begrijpen, dat ze ze verloren had.

Maar toen ze alles had nagesnuffeld, haar mof, haar zak, toen ze zelfs haar mantel had losgemaakt om te kijken, of ze daar ook uitvielen, toen ze haar handschoenen tweemaal binnenstbuiten had gekeerd, hoewel de kaarten er met geen mogelijkheid in hadden gekund, toen moest ze het wel aannemen. Ze was nog een eind teruggeloopen.

Waar kon ze ze toch verloren hebben?

Bij mevrouw Voorst? Neen, dan moest ze ze toch hebben zien vallen. Op straat bij het kijken voor een winkel misschien? Ze herinnerde zich, dat ze een tijdlang voor een boekwinkel gestaan had.

Ze was nog teruggegaan, maar ze had niets gevonden, en moedeloos was ze naar huis teruggekeerd.

Wat zouden de jongens wel zeggen! Zouden ze wel eens gelooven, dat het haar bedoeling was geweest, de kaarten maar even te houden? Voor altijd zou ze uit de gratie zijn!

Maar - ze behoefden het immers thuis niet te weten, dat zij juist de kaarten gehad had?

Toen haar dat idee eenmaal ingevallen was, ging ze er op door. Ja, ze zou liegen; de kaarten waren

[pagina 39]
[p. 39]

weg, en niemand kon ooit te weten komen, dat zij ze verloren had.

Konden de jongens ze niet zelf zijn kwijtgeraakt?

En ze had de rol gespeeld, zooals ze zich die had voorgesteld; maar het was haar nog erg tegengevallen. Ze zat als op spelden. Het was haar, of ze moeders oogen nog op zich gericht voelde.

Af en toe zag ze tersluiks van haar werk op, om te zien of haar moeder haar werkelijk voortdurend aankeek.

En wat zou Gonda wel denken, en zouden de jongens haar in hun hart vrijspreken, of bléven ze haar verdenken en zeiden ze het alleen niet?

Tegen halftien kwam mijnheer Vinkenstein thuis.

‘Al terug, jongens?’ vroeg hij. ‘Prettig gereden?’

Toen kwam het heele verhaal in kleuren en geuren. Mijnheer schudde het hoofd. ‘Wel, dat was verbazend jammer! - En hebben jelui de kaarten nu?’

Frits vertelde voort. ‘En we hadden ons zoo gehaast, vader, om ons werk af te maken!’

Lucie boog zich dieper over het boek; het was

[pagina 40]
[p. 40]

haar niet mogelijk zich in het gesprek te mengen.

‘Jullie hebt volstrekt geen vermoeden waar de kaarten kunnen zijn?’

Lucie keek schichtig op. Ze luisterde met kloppend hart. Ze kleurde sterk toen ze weer haar moeders oogen ontmoette.

Eén oogenblik had ze plan alles te bekennen; maar ze was er te zwak voor, ze dorst niet.

Ze hoorde Jan zeggen: ‘Eerst dachten we, dat Lucie ze had meegenomen om ons te plagen. Ze was naar Christien en ze zou na tien minuten terug zijn.’

‘Maar ze kwam pas om kwart voor negenen,’ zei Frits.

‘Nu, maar zóó zou ze jullie toch niet willen plagen; wel, meid?’

Lucie schudde het hoofd en lachte met moeite, maar toen ze weer vóór zich keek, vulden haar oogen zich met tranen.

O, dat haar vader zoo goed over haar dacht, en dat ze zoo slecht was!

Het was halftien geworden. Lucie kende geen woord van haar les, maar ze stond op om naar bed te gaan. Ze kon toch niet leeren, want telkens werden haar oogen door tranen beneveld, of zag ze de blauwe kaarten vóór zich. ‘Ik zal

[pagina 41]
[p. 41]

morgenochtend vroeg opstaan,’ dacht ze, ‘dan leer ik mijn les meteen.’

Toen zei ze haar ouders goedennacht.

‘Mevrouw Voorst zendt het boekje niet, Bertha is zeker heel laat thuisgekomen,’ zei Lucie's moeder. ‘Wat moet je nu morgenochtend beginnen zonder je les?’

‘Heb je weer je boek vergeten?’ zei mijnheer. ‘Leer toch aan de dingen denken!’

Lucie zuchtte diep.

‘Nacht vader, nacht moeder,’ zei ze nog eens, en ook voor Jan en Frits en Gonda herhaalde ze haar groet. Toen ging ze naar boven.

Ze voelde zich moede als van een zwaren last.

In het slaapkamertje deed ze de deur achter zich dicht. Toen liet ze zich op een stoel neervallen als een die een moeilijken tocht achter den rug heeft; de tranen stroomden haar langs de wangen en ze barstte in snikken uit.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken