Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Zonnige daagjes (1899)

Informatie terzijde

Titelpagina van Zonnige daagjes
Afbeelding van Zonnige daagjesToon afbeelding van titelpagina van Zonnige daagjes

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.15 MB)

XML (0.01 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie
jeugdliteratuur

Subgenre

gedichten / dichtbundel
plaatwerk / prentenboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Zonnige daagjes

(1899)–Tine van Berken–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige
[pagina binnenkant voorplat]
[p. binnenkant voorplat]

Zonnige Daagjes.



illustratie

Van Hansje en Hansjepop.
 
Hansje en Hansjepop wandelen rond.
 
Mollig en zacht is de geurige grond.
 
Hansje zingt lustig terwijl ze zich bukt
 
En voor haar Hansjepop bloemetjes plukt.
 
 
 
Maar toen zij opkeek, van 't bukken wat moe,
 
Kwam er een snaatrende gans naar haar toe.
 
‘Gik, gak!’ zoo riep ze, en toen kwamen er meer,
 
Hansje die schrikte en haar popje viel neer.
 
 
 
Maar wat is toen toch met Hanspop gebeurd?
 
Och, och, een gans heeft haar jurkje gescheurd!
 
Eén heeft haar hard in haar beenen gepikt,
 
Eén die heeft Hansjepops neusje ingeslikt!
 
Moedertje, ga toch eens zien naar je pop
 
Anders dan eten de ganzen haar op!
Het Appelvrouwtje.
 
Gauw, gauw! Komt menschen, loopt!
 
Daar is een vrouwtje, dat appels verkoopt!
 
 
 
‘Vrouwtje, geef mij maar die appeltjes rond,
 
Lekkere bellefleurs zijn zoo gezond!’
 
Wat ben jij een klein domoortje, Griet,
 
Rietje verkoopt je haar zusjes toch niet!
[pagina 1]
[p. 1]


illustratie
HET APPELVROUWTJE.


[pagina 2]
[p. 2]


illustratie

Fritsje en Spitsje.
 
Fritsjen en Spitsje
 
Zijn vriendjes, die twee.
 
Frits heeft wat lekkers
 
En Spitsjen eet mee.
 
Fritsjen en Spitsje
 
Zijn steeds bij elkaar.
 
Fritsjen en Spits zijn
 
Een kostelijk paar.
 
Spits is een rekel,
 
Frits is een guit. -
 
En daarmee is het verhaaltjen uit.
[pagina 3]
[p. 3]
Een klein, klein kleutertje.
 
Een klein, klein kleutertje,
 
Drie jaar oud,
 
Dat liep eens uit zijn moeders huis,
 
Dat was stout!
 
Hij nam een lekk'ren appel mee,
 
'n Reepje brood,
 
En dacht: ik ga de wereld in,
 
'k Ben al groot!
 
Maar och! daar kwam een valsche hond,
 
Wif, wof, waf!
 
Die nam toen kleinen kleutertjes
 
Boot'ram af.
 
En toen hij huilde om 't naar geval
 
Hi, hi, hoe!
 
Toen rende een groote zwarte stier
 
Op hem toe.
 
Ons kleutertje viel van den schrik
 
Op den grond,
 
Hij gilde en schreeuwde, maar niet één,
 
Die 'm verstond.
 
Zijn appel, die was weggerold
 
In de sloot,
 
En nu had hij geen appel meer
 
En geen brood!
 
Hij huilde dikke tranen, maar
 
Daar kwam Ant,
 
En die heeft hem naar huis gebracht
 
In haar mand.


illustratie

[pagina 4]
[p. 4]


illustratie

Heel den langen zomerschen dag.
 
Heel den langen zomerschen dag
 
Spelen kindertjes aan 't strand.
 
 
 
Heel den langen zomerschen dag
 
Scheppen kleutertjes daar zand.
 
 
 
Heel den langen zomerschen dag
 
Loopen ze duin af, duin op.
 
 
 
Heel den langen zomerschen dag
 
Rapen ze daar schelpjes op.
 
 
 
Heel den langen zomerschen dag
 
Zijn ze blootsvoets, wat een pret!
 
 
 
Maar, als 't zonnetje ondergaat,
 
Brengt hun Moeke ze naar bed!
[pagina 5]
[p. 5]


illustratie

[pagina 6]
[p. 6]


illustratie

[pagina 7]
[p. 7]
De extra-trein.
 
Hoera, hoera! Dat gaat eerst ferm
 
De zweep, die zwiept en knalt,
 
De teugels worden ingehaald
 
En de koetsier roept: ‘Halt!’
 
 
 
‘Dag, tantelief!’ roept Willem nu,
 
‘Daar hebt u d'extra-trein,
 
Wij brengen u een brief van Moe,
 
De groeten aan oom Hein!’
 
 
 
‘Wel, en wat staat er in dien brief?’
 
Vraagt lachend tante Lien,
 
‘Of 'k nog wat in den trommel heb? -
 
Nu, komt maar, 'k zal eens zien!’
[pagina 8]
[p. 8]


illustratie

[pagina 9]
[p. 9]
Een Rijtoertje
 
Rietje met den rammelaar
 
Zit in haar coupeetje,
 
De koetsier, die staat al klaar,
 
En het paard, dat weet je,
 
 
 
Nero is Marietje's paard.
 
Hort! zegt het koetsiertje,
 
En daar gaat het met een vaart,
 
Dat is een pleziertje!
 
 
 
Nero rijdt tot aan het hek
 
Met zijn grappig vrachtje,
 
Keesje streelt zijn ruigen nek,
 
En hij zegt: ‘Nu wacht je!’
 
 
 
Rie gaat spelen met den bal,
 
De koetsier doet mede,
 
't Paard heeft schik in het geval, -
 
Ieder is tevreden.
Poesje met de garenklos.
 
Poesje, wat wil je toch doen met die klos;
 
Is er een steekje aan je velletje los?


illustratie

[pagina 10]
[p. 10]


illustratie

De zeepbellen.
 
't Raam stond open. Buiten speelden
 
Honderd kinders wel op straat,
 
Maar Margootje wou niet kijken,
 
Want ze was een beetje kwaad.
 
 
 
Annemietje ging ze halen,
 
Die nog in haar wiegje lag;
 
‘Gauw uit bed, ondeugend popje,
 
Jij verslaapt den heelen dag.’
 
 
 
Maar, het stoute kind was koppig
 
En het bleef maar stil in bed,
 
Maar daar werd ze door Margootje
 
Een, twee, drie in 't bad gezet!
 
 
 
Gootje wou haar aan gaan kleeden,
 
Maar het kind valt van haar schoot,
 
Want twee wonderlijke ballen
 
Zweefden binnen, bont en groot.
 
 
 
Mooie kleurtjes, huizen, boomen,
 
En de hemel, blauw en klaar, -
 
Alles zag zij in die ballen. -
 
Och, daar spatten ze uit elkaar!
 
Doch, dat was nu zoo heel erg niet
 
Want de buurtjes bliezen weer
 
En er kwamen nieuwe ballen,
 
Go was niet verdrietig meer.
[pagina 11]
[p. 11]


illustratie

[pagina 12]
[p. 12]


illustratie

Mopje's straf.
 
Rietje wou haar Mopje zoeken
 
En ze keek in alle hoeken.
 
Wacht, daar zat hij met een been;
 
Maar hij hield niet op met eten,
 
Hij wou niets van Rietje weten
 
En verdrietig ging ze heen.
 
 
 
‘Kom!’ troostte An', ‘je mag niet pruilen,
 
Moet jij om zoo'n hond nu huilen?
 
Domme meid, dans lustig op!’
 
En daar ging het, vlug en vaardig,
 
Anna zong, het klonk zoo aardig,
 
En ze sprongen in galop.
 
 
 
Mopje had gedaan met schransen,
 
En hij wou nu óók wel dansen,
 
Maar hij had het glad verbruid.
 
Of, nu hij zijn beentjen ophad
 
Hij al pootjes gaf en opzat,
 
Hij mocht toezien, - daarmee uit!
[pagina binnenkant achterplat]
[p. binnenkant achterplat]
Ook een Roodkapje.
 
Margrietje kreeg eens van haar moeder
 
Een mandje met wafelen mee,
 
Die mocht ze in haar eentje gaan brengen
 
Naar Tante, wat was ze tevreê!
 
 
 
‘Je lijkt wel Roodkapje,’ zei Moe toen,
 
‘Met je kapje en je wafeltjes, kind.’
 
En lachend: ‘Voorzichtig, pas op maar,
 
Dat de wolf jou nu ook niet verslindt!’
 
 
 
En Grietje ging henen. Er groeiden
 
Veel bloemen te kust en te keur,
 
Maar Grietje liep voort zonder plukken,
 
En, - daar staat ze al bij Tante aan de deur!


illustratie


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken