Willem Witsen aan J.H.E. Arntzenius-Witsen
Plaats: Amsterdam |
Datum: 17 augustus 1916 |
Verblijfplaats: KB 79 E 42 |
[1:1]
Oosterpark 82
Amsterdam 17 Aug. 1916
Van daag werd ik verrast lieve Cobi, door je postwissel dien 'k wel verwachtte maar niet van zoo'n omvang. Hij kan bijna de deur niet in! Ik vind 't wel wat veel en bovendien weet 'k niet wat 'k zal moeten koopen omdat 'k niets noodig heb en niets verlang! In ieder geval dank 'k je hartelijk en hoop je later wel eens te vertellen wat 'k er meê gedaan heb. Gisteren heb 'k nog een verrassing gehad maar van heel anderen aard: Pam is hier geweest! Toen 'k gisteren middag thuis
[1:2]
kwam vertelde M. heel opgewonden, dat er een jongen voor de deur (aan den overkant) had gestaan waarin zij Pam meende te herkennen. Hij was echter op de tram gegaan waarbij M. opmerkte dat hij trok met 't linkerbeen, zoodat haar vermoeden daar door eenigermate bevestigd werd. Zij had hem gewenkt, maar hij scheen dat niet op te merken. Ik zei: ‘als hij 't geweest is zal hij wel terug komen.’ Zij vertelde mij toen ook dat Mevr. Engelbrecht met een van de jongens bij haar was geweest en dat ze terug zou komen om te eten. 't Was toen al 6¾ en Mevr. E. zou tegen 7 uur terugkomen. En toen 'k even daarna uit 't raam ging kijken, zag
[1:3]
'k een jongen man staan te lezen, geleund tegen 't hek van 't park, met 'n Panama hoed op. Hij keek op en zag mij en wandelde toen weg. Toen zag 'k dat zijn linker been niet in orde was en dacht ‘wat is dat vreemd’. Want als 't Pam was zou hij toch niet weg loopen zonder eenig teeken te geven van herkenning. Ik riep M. en zei ‘heeft hij 'n stroo hoed op’? ‘Ja, zegt ze 'n Panama’, en kwam kijken. ‘Dat is hem’ zegt ze. Hij had zich weer weifelend omgedraaid. ‘Ga naar hem toe’ zegt M. Ik ging toen aan de deur staan en daar kwam hij op me af. En toen hij vlak bij was, herkende 'k hem, 't zelfde lieve, open vroolijke gezicht maar met 'n kneveltje en 'n lorgnet. Hij
[1:4]
zei ‘dag Vader’ en 'k gaf hem de hand en zei ‘wil je binnen komen’? ‘Ja, Vader’. Ik nam hem in 't atelier en M. kwam beneden en pakte hem en gaf 'm 'n zoen, en zei ‘Pam, blijf je eten?’ En zoo bleef hij en nadat Mevr. E. weg was gegaan, den heelen avond. We hebben hem om half 12 naar de tram gebracht, op 't Spui. Hij beloofde gauw weer te komen. Vertel 't niet verder want Betsy mag 't niet weten. Hij zegt zelf dat 't oogenblik nog niet gekomen is. Later zal hij 't vertellen. We hebben heel wat afgepraat en hij heeft allerlei verteld van de andere jongens. Erik is knap in wiskunde, en dat is zijn zwakke punt. Maar Odo is heel knap en no 1 van zijn klasse. Die gaat studeren in plant en dierkunde. Hij in de nieuwe letteren. Erik is lui,
[2:5]
maar begaafd. Hij is in dienst maar gaat later naar de academie om te schilderen. Cel spelen doet hij niet veel meer en kan 't 't minst goed met Betsy vinden. Zij wonen nu in Haarlem waar B. 'n huis gehuurd heeft voor 3 jaar. 't Huis in Aerdenhout is verhuurd. Maar de finantiën van B. gaan niet goed. Hij vreesde dat ze veel verloren heeft. (Ik voor mij geloof dat ze zich arm houdt voor de jongens, maar 't is natuurlijk mogelijk dat ze het geld verknoeid heeft of bestolen is.) Ik kan je natuurlijk niet alles schrijven, vooral ook omdat we bezoek krijgen van avond en 't is al negen uur. Wat mij vooral trof in Pam is dat hij zoo 'n open en lief gezicht heeft en
[2:6]
zoo eenvoudig en gemakkelijk is. M. praatte zoo lief en verstandig met hem en dat deed hem blijkbaar prettig aan. Maar 't is vreeselijk zielig en pijnlijk om te zien, die verwrongen hand die hij heelemaal niet gebruikt, en 't moeielijke loopen! Ik heb zoo met hem te doen. Maar 'k ben erg blij dat 't zoo'n lieve jongen is.
Ik heb bericht van Israëls gekregen dat 'k bij hem kan werken en dat we bij hem kunnen logeeren. Van daag ben 'k begonnen met 't werk, Ik was er heelemaal uit!
Nu, lieve Cobi, laat nog eens van je hooren en
doe vooral ook veel hartelijke groeten aan C. en Br. ook van Marietje, en veel liefs van
je
W.