Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Stichtelijcke bedenckinge, onledige ledigheyt, stichtelijcke tijt-kortinge (1649)

Informatie terzijde

Titelpagina van Stichtelijcke bedenckinge, onledige ledigheyt, stichtelijcke tijt-kortinge
Afbeelding van Stichtelijcke bedenckinge, onledige ledigheyt, stichtelijcke tijt-kortingeToon afbeelding van titelpagina van Stichtelijcke bedenckinge, onledige ledigheyt, stichtelijcke tijt-kortinge

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.08 MB)

Scans (28.75 MB)

XML (0.61 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Stichtelijcke bedenckinge, onledige ledigheyt, stichtelijcke tijt-kortinge

(1649)–Claes Jacobsz Wits–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

[Des Dichters uyt-breydinghe, Over een Bedenckelijcke Historie, Daer in vertoont wordt een blijde, ende stichtelijcke uytkomst, van een droevigh, perijckeleus, sondigh gheval. - Vervolg]

 
105. De Vrouw'tjes met de Jongelingh,
 
Dit nieuwe Liedt seer aerdigh songhen,
 
Sy hebben vriend'lijck, eer hy gingh,
 
Voor haer elck een Copy bedonghen.
 
106. Sy danckten hem; en hy haer we'er,
 
Voor d'eer en gunst, malka'er bewesen.
 
Sy wil sijn Suster in den Heer,
 
Een Lidt van Godts-Gemeente wesen.
 
107. Sy oeffent staegh de Soberheyt,
 
En gingh de Ledigheyt af-weeren,
 
En was voortaen altijdt bereydt
 
Met lust te gaen in 't Huys des Heeren.
 
108. Haer Man komt met ghesontheyt t'huys,
 
Heel wel befaemt met grooter eeren,
 
Hy vond' sijn Vrouwtjen wonder kuys,
 
Ja kuyscher als hy soud' begheeren.
 
109. Hy vraeght; Hoe is 't mijn herts Santin ?
 
Hoe vaer mijn Lief, mijn uyt-ghelesen ?
 
My dunckt, dat ick mijn Lief bevin
 
Heel anders als het was voor desen.
 
110. En dat van wesen en ghelaet,
 
Begaeft met stichtelijcke reden:
 
Ick sie met ander slecht ghewaet
 
Om-hanghen u seer schoone leden.
 
111. Ey ! segh my, wat'er is ghebeurt,
 
Hoe heeft mijn Lief het konnen strecken ?
 
Hebt ghy u tijdt om my vertreurt ?
 
Of 't Echte Bedde gaen bevlecken ?
[pagina 255]
[p. 255]
 
112. Och neen ! (seydt sy) mijn lieve Man,
 
Het is de stercke handt des Heeren,
 
Die my aldus verand'ren kan
 
Tot onser nut, en t'sijnder eeren.
 
113. Ick ben, o ! Liefste, meer gherust,
 
Veel blijder als ick plach te wesen:
 
Ick heb in Godt mijn hooghste lust.
 
Gheen grooter eer als Godt te vreesen.
 
114. Ghy deed' wel, my een Wijsen Man
 
Voor mijne lusten aen te prijsen,
 
Die is (naest Godt) hier d'oorsaeck van,
 
Dat ick mijn geylheyt gingh verliesen.
 
115. Sy heeft hem d'heele saeck vertelt,
 
En gingh in 't minste oock niet schromen,
 
Dat sy het p'rijckel oock vermelt,
 
Daer sy soo verd' was in-ghekomen.
 
116. Sy riep op 't lest; Hoe heeft mijn Godt
 
Al 't quaedt beleyt ghestiert ten goeden:
 
Lof ! zy de Heere Zebaoth,
 
Die mijnen val dus gingh verhoeden.
 
117. Ghy hebt, o ! Man, een kuyscher Wijf,
 
Die u, mijn Lief, me'er sal beminnen:
 
Ghy vindt een ongheschonden lijf,
 
Met beter hert, en goeder sinnen.
 
118. Dit hoort de Man met wonder aen:
 
Bekent hier in de gunst des Heeren,
 
Dus prijst hy Godt, en wil voortaen
 
Oock heyligh leven tot sijn eeren.
 
119. Hy prijst oock me'e den geestigh Quant,
 
Wil danckbaerheyt die me'e betoonen.
 
En om sijn deucht, en kloeck verstant,
 
Hem als een Vriendt, met gunst beloonen.

De saligheydt is een gave Godts; Sy wordt gegheven: en niet-te-min verkrijght men'se met veel arbeydt, ghy moet

[pagina 256]
[p. 256]

vasten, waecken, ende strijden, als den H. Paulus seyt, ende gelijck hy oock dede, niet alleenlijck tegen de Beesten, maer tegen de Oversten ende Machten: niet tegens de Egyptenaers, maer tegen de Hanakins, dat is te segghen onse groote sonden ende machtighe versoeckinghen. Mijn eere sal dan wesen, niet geen sonden te hebben, maer van haer de overhandt te hebben: niet dat ick niet aenghetast, maer niet overwonnen ben.

 

J. de la Montagne.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken