Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Henriëtte de Grandpré (1789)

Informatie terzijde

Titelpagina van Henriëtte de Grandpré
Afbeelding van Henriëtte de GrandpréToon afbeelding van titelpagina van Henriëtte de Grandpré

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.07 MB)

ebook (3.00 MB)

XML (0.37 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

briefroman
roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Henriëtte de Grandpré

(1789)–Jacob Eduard de Witte, Maria van Zuylekom–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 144]
[p. 144]

Acht en twintigste brief.
De Marquis van Grandpré aan Pater Roussillon.

Zie daar dan, eindelijk, het tijdstip mijner wenschen vervuld, mijn waarde Vriend! Gisteren was de plechtige dag, die mij, openlijk, aan mijne Louise verbondt. En, nu, ach! nu heeft mijn hart geene andere verlangens, dan dat ik de deugdzaame zoo gelukkig mag kunnen maaken, als zij verdient!

 

Wij zijn, zonder veel omslag, in de Capel van het Dorp getrouwd, en de beminnelijke Henriette, dat lief Kind, was hier, benevens mijn Broeder en Zuster Dalmont, Mevrouw Baville, de Graaf van Hurt, en Juffrouw Renné tegenwoordig. Ik kan de aanbiddelijke schikking der Godheid, over mijne Echtgenoote en mij niet dankbaar genoeg bewonderen; nooit, mijn waarde Roussillon! ondervondt mijn hart sterker indruk van den besten Godsdienst, dan toen de Leeraar mij het Formulier des Echts voorlas, en ik, voor het alweetend oog des Eeuwigen, mijne bevende, mijne van aandoening en genoegen bevende hand in de haare lag!... Hoe veele verplichtingen leggen 'er op twee veréénde menschen! Hoe zwaar gal hunne verantwoording, in den dag des oordeels

[pagina 145]
[p. 145]

zijn, als zij die verplichtingen te kort doen, door een zedenloos gedrag, dat, in onze eeuwe, zoo algemeen onder gehuwden heerscht!... De hemel geeve ons een hart, om 'er aan te kunnen voldoen; op dat we, in de toetreding tot de onsterflijkheid niet vreezen, dat het weezen, het welk ons aan deeze zijde des doods, het dierbaarste was, als eene bloedgetuigen tegen ons opstaa!...

 

'Er is, behalven mijne verbintenis, noch iets voorgevallen, het welk mij dien dag dierbaar doet zijn. Ik ken uwe menschlievenheid, zij zal, met genoegen, het gebeurde aanhooren.

 

Gij weet alles wat, in vroegere dagen, tusschen den Graaf van Hurt en Juffrouw Renné is voorgevallen. Gij weet hoe hij, door het vuur der driften aangevoerd zijnde, haare jeugd misleidde; en, ook weet gij, dat zij het was, die mijne Echtgenoote, de eerste maal, uit zijne handen redde. Dit laatste verbondt Louise en mij, nevens onze vrienden aan dat Meisje; en, daar zij, van zeer eerlijke Ouders gebooren zijnde, altijd wel heeft geleefd, en zeer wel is opgevoed, smertte het haar, dat zij eene zwakheid, die haar haare eer hadt doen verliezen, voor den Graaf gehad hadt, en, mijne Louise deelde gevoelig in haar lijden.

 

Wij namen het eerste oogenblik na mijne verbintenis waar, om Hurt al het genoeglijke, dat 'er in

[pagina 146]
[p. 146]

eene deugdzaame vereeniging geleegen is, te doen begrijpen. Hij stemde ons toe, dat dat genoegen, de eerste zaligheid van 's menschen leeven moest uitmaaken; Maar, voegde hij 'er bij, het is thans een waar geluk, om eene Vrouw, onzer waardig aan te treffen. Dit was juist de aanmerking die wij van hem verlangden; en gaf ons gelegenheid om breedvoerig uit te wijden, over al het booze dat 'er geleegen is, in het onteeren eener deugdzaame Vrouw, die wij naderhand veracht en bespot verlaaten. Mijne Louise, die het reeds met Juffrouw Renné eens was, maakte weinige omweegen, om den Graaf te zeggen, dat hij dit Meisje ongelukkig gemaakt hadt, en zij niet konde begrijpen, hoe het moogelijk was, dat een Man van eer, immer, zonder wroeging, aan zulk eene wandaad koude gedenken. De Graaf scheen door de taal mijner Echtgenoote getroffen te worden, en, Julie Renné, die in traanen weggezonken op de borst van mijne Zuster gebukt lag, aanziende, zeide hij, met eene houding vol deernis, dat hij aanstonds zijnen misslag aan Julie begaan, zoude herstellen, als hij overtuigd was, dat een Meisje van haare jaaren, zich aan een zoo bejaard Man zoude willen verbinden?... Julie richtte haar hoofd op, en sprak:

 

‘Uwe jaaren, Graaf! koomen bij mij in geene aanmerking, even zoo min als uwe geboorte; want als dit immer hadt plaats gehad, zoude ik mijne onschuld niet aan mijne zwakheid voor U hebben opgeöfferd!’ Hurt was geheel bewoogen. IJder van ons hieldt

[pagina 147]
[p. 147]

hem, op nieuw, zijnen plicht om Julie te eeren voor, en dit was van die uitwerking, dat hij haar zijne hand toereikende zeide: Wel aan! Ik zal aan de stem der menschheid, en der deugd, ook aan die van mijn hart gehoor verleenen; ik heb U verleid en zal mijn misslag herstellen! Gij zult de mijne zijn! Ik zal U als mijne wettige Echtgenoote plechtig huwen; ik zweer het U bij den Hemel! Hij omhelsde haar tederlijk, en, het lieve Meisje was spraakeloos in zijne armen.

 

Zoo wierdt ook hier de deugd beloond. Zij zullen in acht dagen getrouwd zijn, en, mijne Louise en ik hebben vrijwillig afstand van de ons toegezegde erffenis van den Graaf, ten voordeele van Julie gedaan, in geval hij kinderen bij haar verwekt; of hij, voor haar, komt te sterven: ach! die opöffering was eene zaligheid voor ons hart; de mensch die zijne genoegens alleen in aardsche goederen zoekt, moet eene wel laage ziel in zich omdraagen!

 

Nu, Edele Achtingwaardige! vaarwel! Uwe gelukkige vriend gevoelt levendig alle de verplichtingen, die, jegens U, op hem rusten. Moge der Voorzienigheid ze aan U, in de zalige eeuwigheid, vergelden! Het geen uwe edelmoedigheid mij geleend hadt, toen ik te A.... in eene wanhopige gemoedsgesteltenis, zonder brood, en zonder troost lag, gaat hier nevens te rug; vergun dat ik 'er de beide afbeeldzels van mijne Louise en mij, tot een aandenken aan on-

[pagina 148]
[p. 148]

ze vriendschap, bijvoege; en laat uwe ziel, bij het aanschouwen onzer beeltenissen, zich verheugen, door de weldaaden, door de Christenplichten die uw edel hart aan ons betoond heeft! koom ons, zoo spoedig mogelijk is, eens zien; wij zullen in deeze nabuurschap blijven woonen; en geloof, dat de dankbaarste vriendschap U in haare armen zal ontvangen!

 

Charles Marquis van Grandpré.

 

Einde van het Eerste Deel.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken