Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nader bericht ontbreekt (1963)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nader bericht ontbreekt
Afbeelding van Nader bericht ontbreektToon afbeelding van titelpagina van Nader bericht ontbreekt

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.70 MB)

Scans (10.31 MB)

XML (0.44 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nader bericht ontbreekt

(1963)–Willem Wittkampf–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 191]
[p. 191]

Een klant

‘Hij was zo rijk dat als hij ergens rustig wou zitten, kocht hij het beste hotel. Ze zeggen, dat hij hier het Amstelhotel heeft gekocht, en dat was wel iets voor hem, want hij moest hier nogal eens zijn. In elk geval logeerde hij er altijd. In drie kamers; hij sliep in de middelste. Maar het gekke is; - hij kwam bij mij koffie drinken. Je zou toch zeggen: - als je het Amstelhotel hebt... nietwaar? Maar hij zat bij mij op de koffie of het hem niks kon schelen. Dan moet je toch wel rijk zijn!

U moet niet denken dat zo'n man over geld praat. Hij zei: ‘'t Is mooi weer’ of ‘Da's lekkere koffie’ en het was wel gezellig, maar je vergeet toch niet, dat je meneer Bernard van Leer zelf in huis hebt, en op den duur wil je er wat van zeggen. Ik vroeg wel eens zo terloops: ‘En, meneer Van Leer, hoe gaat het met de fabrieken?’ Dan zei hij: ‘Och, het draait.’

Eén keer ben ik verder gegaan. Toen had ik een aanleiding, omdat in de krant stond, dat Deterding aan een museum een schilderij cadeau gedaan had van zevenhonderdvijftigduizend gulden. Ik zei: ‘Dat zou ik nooit doen, als ik miljonair was.’ Hij zei: ‘Waarom niet?’ Ik zei: ‘Zevenhonderdvijftigduizend gulden maakt tegen drie procent vierhonderddertig gulden in de week, en dat geld komt nu alle weken niet meer onder de mensen.’ Toen zei hij: ‘Dat heb je mooi uitgerekend.’

Ik heb hem zelfs wel geld geleend, weet u dat? Normaal doe je dat niet, maar met meneer Van Leer is het wat anders. Hij zei: ‘Ik heb mijn geld in Engeland laten liggen. Leeger, kan jij me even wat lenen?’

Ik heb die man een tientje gegeven. Het waren vier rijksdaalders. Een paar dagen later kwam ik hem tegen, en ik zei: ‘Ik krijg nog geld van u meneer Van Leer.’ Hij zei: ‘Da's waar ook! Was het niet honderd gulden?’

Maar daar trap ik niet in! Ja, je hebt er wel die zeggen: ‘Je bent gek, want dat weet zo'n man niet meer! Zo'n man loopt de hele dag met miljoenen aan zijn hoofd! Die weet niet eens of hij een tientje, een honderdje, of een duizendje heeft uit-

[pagina 192]
[p. 192]

gegeven!’ Maar ik zeg: ‘Dat kan wel zijn, maar je blijft altijd de kans lopen, dat hij het toevallig net een keertje wèl heeft onthouden, omdat hij juist een tientje nodig had voor iets speciaals en dat hij heeft gedacht: “Eens kijken of die Leeger eerlijk is!” Zelfs als je zegt: “Ik weet óók niet precies meer hoeveel het was,” dan heeft zo'n man je door!

Hij had voor zijn plezier een compleet circus, en ik mocht daar de kostuums voor verzorgen. Het is de mooiste leverantie geweest, die ik ooit heb gehad. Ik heb er duizenden aan verdiend. Dat circus moet hem tonnen hebben gekost, maar wat maakt dat uit, als je zo maar ineens vier miljoen geeft aan een universiteit! Hij kocht de mooiste paarden, en de beste dresseur, en toen die ze had afgericht, trad meneer Van Leer er zelf mee op - voor militairen en zo. De jongens van het circus zeiden: “Moet je zien wat hij zich loopt aan te stellen!” - want hij was een goeie baas, maar er is veel ondankbaar volk. “Moet je zien!” zeiden ze. “Wat kan er nou gebeuren, als alles is betaald?” En dat was natuurlijk zo. De militairen kregen ook allemaal een glas bier en een sigaar. Toch verzeker ik u, dat meneer zich niet liep aan te stellen. Hij was ècht doodzenuwachtig, dat er iets mis zou lopen met de voorstelling.

Dat was in de slechte tijd van voor de oorlog, en we hadden zeven werkelozen om het circus op te bouwen. Meneer zelf stond er bij te kijken, en na een tijdje zei hij: “Die en die kunnen werken. Stuur die maar naar de fabriek in Velzen.”

Dat was wat, want met die grote werkeloosheid, kon je wel drie keer je pet afnemen, als iemand werk voor je wist. Maar hij zei: “En die daar kan niet werken! Die wil ik niet!”

Dàn zeiden ze: “Moet je zien! Dat is nou die mooie meneer Van Leer, die zo'n goeie man is, dat hij miljoenen weggeeft!” Maar ik ben toevallig ook zakenman, en ik heb mijn zaak ook zelf opgebouwd, dus ik zei: “Jullie hebben mooi praten, maar als je personeel niet werken wil, dan verdien je geen miljoenen, dus dan kan je ze ook niet weggeven!” Dat snappen ze niet! Ze begrijpen niet dat je, om miljoenen weg te geven, ze eerst bij mekaar moet zien te krijgen, en ze zeggen: “Wat klets je nou! Die ene jongen kost met zijn vrouw en zijn kinderen mee zijn hele leven nog geen half miljoen!”

Toen wou hij met dat hele circus naar Amerika, en ik moest mee. Daar was hij eigenaardig in. Hij wou mensen om zich heen zien, die hij kende. Toen ik zei dat ik het niet

[pagina 193]
[p. 193]

deed, kreeg hij de pest in. Ja, kijk es - hij was een klant. Ik had hem gekregen van Kok. Die zei op een dag: “Leeger, ik heb nou een klant! Daar zitten miljoenen! Blijf een beetje in de buurt!” Er was toen nog niks bij voor mij, want hij kwam bij Kok in de manege om paard te rijden, en niet om kostuums te kopen, maar als iemand zo rijk is, loont het altijd de moeite. En ik had gelijk, want toen dat circus in zijn hoofd opkwam, zat ik er meteen bovenop. Helsloot, Bakker, noem al mijn concurrenten maar op! Ze hadden zich de vingers afgelikt!

Misschien mocht hij mij, omdat hij zichzelf een eenvoudige man vond, en altijd wou dat je gewoon tegen hem deed. Dat is natuurlijk onzin, want een gewone klant geef je geen koffie, en zeker geen tientje Maar dat was het hem juist! Hij wou wel dat je gewoon deed, maar hij wou eigenlijk helemaal geen klant zijn! Dus kon ik ook niet tegen hem zeggen: “Ik ga niet mee naar Amerika, want ik doe veel voor een klant, maar mijn zaak in de steek laten - daar is het niet om begonnen!” Ik heb gezegd: “Als hier eens wat gebeurd, dan zit ik zo ver van huis, meneer Van Leer.”

Dezer dagen stond in de krant, dat hij dood was gegaan, en toen hebben ze geschreven, dat hij nog had gezegd, dat niemand in hem iets anders zag, dan die rijke vent waar je beter van kon worden. Toen heb ik nog gedacht: “Daarom wou hij natuurlijk steeds koffie drinken bij mij!”

Hij heeft de hele oorlog in Amerika gezeten, maar we waren nog niet bevrijd, of hij stond voor mijn deur. Hij zat in Engeland, zei hij, en hij was even komen overwippen. Ik vroeg nog hoe het met de fabrieken was, en hij zei: “Dat draait.” Ik ben toen even weggegaan, en ik heb tegen mijn vrouw gezegd: “Zie dat je ergens koffieroom krijgt! Het kan niet schelen wat het kost!” Het was nog hongersnood, en room was niet te krijgen, maar hij wou d'r altijd room in hebben.

Het enige wat ik in huis had, was een kaas. Hij nam er een stukje van, en hij zei: “Hoe kom je daar aan? Ik dacht dat hier niks te krijgen was!” Ik zei: “Die heb ik geruild voor kostuums, meneer Van Leer.” Hij zei: “Da's lekkere kaas.”

De volgende dag ging hij naar Engeland, waar geen gebrek was. En wat deed hij? Hij stuurde Boterman, zijn chauffeur, om te vragen of hij een stukje van mijn kaas mee mocht nemen, want die was zo lekker!

[pagina 194]
[p. 194]

Die man kon alle kaasfabrieken tegelijk opkopen als ie wou! Misschien heeft hij daar niet bij nagedacht. Hij had dat soms trouwens over zich; - dat hij gewoon iets cadeau wou krijgen. Ik zei tegen mijn vrouw: “Snij maar een flinke homp af, want je weet nooit!”

Maar hij heeft niet veel meer bij me gekocht.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken