Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 3. Verhalen en parabelen (1947)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 3. Verhalen en parabelen
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 3. Verhalen en parabelenToon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 3. Verhalen en parabelen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.71 MB)

Scans (8.05 MB)

XML (1.54 MB)

tekstbestand






Editeurs

P.N. van Eyck

P. Minderaa



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 3. Verhalen en parabelen

(1947)–Karel van de Woestijne–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 280]
[p. 280]

Emmers water

Kort galmend, zonder na-schal of eenig dóor-trillen, als knallen luid maar ónbeantwoord van een zweep-slag, en 't schoone, rijke barsten eener eenzame klok doch in 't eenig geluid al daêdlijk gesmoord: - om mijn overfrisschend ontwaken-gaan, vensteren open, en bínnen de schuivende zon als een schuine zuil, deze goudene vrouwe-stem, daar-buiten...

 

Ik raad, bijkans in aarzelenden droom nog, een wonder gebeuren. Gaat daar niet, bij 't luid-metalen bevel van een aarts-engel in zilveren kolder, de stoet der zoet-monklende hemel-maagden ten danse der eeuwige zaligheid?... Eén klank van goud als een glazen trompet in 't kort galmen; éen wijzen van recht geluid als een vurige en zuivere lelie: ten nauwelijks-ontwaakten morgen aan 't zwenken, daar plooien, droom ik, de tengere leesten in neigen en rijzen; en de lichte koelte die huivert is 't waaier-bewegen van trage en te lange palmen. Zij draaien, traag, nauw rakend van smalle zolen de groene zoden die morgen-malve zijn in omsluierde verten. Rank op zijn teenen de aarts-engel, wiens stem om het stralend gelaat...

[pagina 281]
[p. 281]

- Maar rauwer, en schril nu, besloten met rollen van lachen en weder-lach uit een diepere stemme: de vrouwe weêr die me wekte. En thans: de ellendige werkelijkheid. Twee laaiende strepen licht die de oogen door-snijden en zengen; de dorheid der duistere keel; en, als gebroken, de moeheid der polsen. En 'k zucht, dat een dag me genaakt weêr, en áanslaat als 't vorderen van een rechter vol wrevel. Zal weêr ze gaan wegen, de ontgoochelde betrachting van een doof-stommen plicht?...

 

-- Tot me daar gaat, over straat, de bezigheid der vroege uren.

De stemmen wisselen nu in gesnap en gesnater. Geschater ratelt, stoot pal zich aan doffer gebrom dat verwijt, om weêr òp te gaan borrelen als plots-doorgebroken fonteinen. Geklots van ijlende klompen op ketsende keien. Geroefel - geraden haast meer dan gehoord - van zoevend-zwenkende rokken. En dan: het barstig klank-botsen tegen elkander van ijzeren emmers ineens, en de ronde geute van 't ronkende water...

 

- o Wasschende morgen-water; al-over de straat éen zwaaiënde sluier van regenbogende water-paarlen, geslierd en cierlijk ontwonden uit den rooden bloei van bloote armen; lustrale blijheid gezwierd uit ontwaakten dag over half-nog sluimerende aarde; aanzwellend zwiepen van veerige kracht over 't druilend gezicht van de wereld; o sterkende doop die redt uit de zwarte machten, en moed geeft te leven...

[pagina 282]
[p. 282]

... Ik nog in bed. En nauwlijks geweken de heerlijke maagden-droom van 't dralend ontwaken. - Maar de emmers water, het klaterend-kralende water dat zwoegend zwenkt en aanzoeft en ritsel-zabbert al-over de straten, en zijpende na-zingt in kleinen deun, en heerlijk naar boven geurt dan in beurende koelte; tot weêr, gezwollen uit nieuwen zwaai, naar de ronde der einders het forsche gezwalp gaat ronken en zwiepend fluiten en zingen daarna van luttel-zijplend gedruppel; o emmers water des nieuwen daags die me maakt, bewust, tot me-zelven!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken