Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk. Deel 3. Verhalen en parabelen (1947)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld werk. Deel 3. Verhalen en parabelen
Afbeelding van Verzameld werk. Deel 3. Verhalen en parabelenToon afbeelding van titelpagina van Verzameld werk. Deel 3. Verhalen en parabelen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.71 MB)

Scans (8.05 MB)

XML (1.54 MB)

tekstbestand






Editeurs

P.N. van Eyck

P. Minderaa



Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk. Deel 3. Verhalen en parabelen

(1947)–Karel van de Woestijne–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 351]
[p. 351]

Bij wijze van inleiding

‘Het is mijn droom, dat ik een levens-geschiedenis zou schrijven van Admetos. Ik zou erin vergeten dat hij een koning heette van Pheres in Thessalië, en eenen onder de vaarders op de Argo. Maar ik zou verhalen hoe hij was een mensch, in wiens huis, ongeweten, een god verblijf had gekozen. Een mensch; en al het menschelijke zou hij kennen, en allermeest misschien aan smart. Geen lijden zou hem worden onthouden, en van elke vreugde zou hij bij voorbaat weten het leed. De roes van elken hartstocht zou wranger hem laten ten monde den smaak van den droesem, naar hitsiger was en zwoeler de wijn van zijn drift. Hij zou worden doorpriemd van al de steek-spelen des levens. Hij zou wezen een smarten-rijk mensch, en zéér bewust van zijne schamelheid. - Maar zie: een god had Admetos' woning geadeld door zijne aanwezigheid; Apolloon, onder de menschen gekomen, had zich den glimlachenden plicht opgelegd, Admetos' kudden te hoeden. Afwezig bij dage, en verre dwalend allicht met de tingelende schapen en bij de mijmering zijner zingende en zwijgende en dan weêr zingende fluit, zou niet te minder zijne goddelijke wake geheimelijk waren door de gangen van Admetos' huis, en blijken misschien uit de cierlijke orde ter stallen; uit de lyra die,

[pagina 352]
[p. 352]

bestoft, rust boven de kribbe die zijn slaap-leger is; uit de fluistering der dienst-maagden die vroom zich gevoelen vóór dezen schapen-herder, dewelke onbegrijpelijk-schoon haar schijnt... - En Admetos: wìst hij een gód te herbergen? Eerst bij 't scheiden misschien zal Apolloon zich hebben vertoond met omlijnende licht, als deden de goden; mij belieft althans te gelooven, dat hij geniepig verkozen zal hebben de menschen te verschalken door een schijnbare nederigheid, die straalde onzichtbaar en moest verbazen. Admetos aldus was hij, waarschijnlijk, niet dan een zeer voortreffelijk schapen-hoeder, en een schoone. Maar toch voelde de heer van zulk een dienaar, dat de dienaar in huis een ruimere plaats innam dan de hem-gewezene in den haard-hoek, waar hij de avondmelk, den honig en de uiën genoot van zijn maal. De gangen luisterden. Er was de benepen fluistering der dienst-maagden. En dan: er was dat hij, beproefd van alle leed, maar alle leed vergeefs, oppermachtig gelukkig zich voelde, hij, Admetos...

Want geen god is onder de menschen, of allen zijn, willens of niet, gelukkig; of allen gaan zich, vroeg of laat, gevoelen als haast-onverdiend gelukkig. Wat baten pijnen nog, of de wake van een vrees? Wat staart men ten spiegel in de eigen oogen, en leest er noch hoop noch vreugde? Hoe men weifele of angstig zij: de goddelijke adem zal wazemen over uw wezen, en gij ondervindt een onbegrepen troost. Gij zoudt u-zelf gaan martelen, opdat uw pijn schoon worde als een roode bloem onder de goddelijke koestering. Want álles wordt u schoonheid en een blijde vroomheid, wordt de streelende aarzeling om het dankbaar genieten van een heerlijke vrucht die

[pagina 353]
[p. 353]

ge eerst niet áan durft te raken, en die smelt weldra op de koorts uwer lippen. Uw blikken krijgen een vleiënd volgen van elke vorm-deining, een zegenend zien op elke rust van kleur; en gij voelt dat gij vorm en kleur als een ordineerend meester zijt. Geen groezelige leelijkheid, of uw oog maakt ze schoon; geen wan-gestalte, die ge niet toegevend en blijde herschept naar wat de Bestendige Aanwezigheid u lengerhand leerde te zien volgens 't gevoel van alle volmaaktheid... En kome het sarren van de slechten die u willen misdoen; laat gebeuren om u wat zorge is den mindere en níet-bezochte: als Admetos zult ge de gratie dragen, dat ge - wie weet? zonder het zelf te weten! - bewoond zijt van een god; dat ge het tabernakel draagt van God in u. Gij zult de schoone bestemming, de bestemming-van-schoonheid, in álles erkennen, en aldus zult ge góed worden. Want Goedheid is de weêrglans van het Schoone, van dérgelijke Schoonheid...’

 

Licht-gewijzigd, uit: ‘Kunst en Geest in Vlaanderen’.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken