Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld dichtwerk. Deel 1. Lyrische poëzie (2007)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld dichtwerk. Deel 1. Lyrische poëzie
Afbeelding van Verzameld dichtwerk. Deel 1. Lyrische poëzieToon afbeelding van titelpagina van Verzameld dichtwerk. Deel 1. Lyrische poëzie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.34 MB)

Scans (10.04 MB)

ebook (4.20 MB)

XML (0.58 MB)

tekstbestand






Editeur

Anne Marie Musschoot



Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld dichtwerk. Deel 1. Lyrische poëzie

(2007)–Karel van de Woestijne–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 187]
[p. 187]

VII

 
Waar 't spaarzelt van 't geweld en klaverende stooten
 
en plonzend stromplen van de daverende pooten
 
der paarden, in de kneep der kneuz'ge vuist gekneld,
 
staat telkens weêr het meer in muren schuim gesteld.
 
Het zuigt naar kolken-diept; het staat in zon te stuiven.
 
Naauw wijlt het huivrend vlak van hijgend adem-snuiven
 
éen wijle, of weêre wast en welft, bij nieuw geplons
 
der bronst'ge rompen, 't wuivig kuiven, bons op bons.
 
En helmend schalt de ruimt; weêrgalm'ge verten schallen
 
naar onder elken plomp de ontstelde waetren knallen;
 
het schuim der bekken striemt het schuim der baren, dat
 
een minder-scherpe zon licht-spettrend tegen spat;
 
en 't schervlen stralen hoog en laag, in 't samenjoelen
 
van schaterend geluchte en bliksmend water-woelen...
 
 
 
Tot plots, gelijk een priem ter zon, een gulden stem
 
het joelen overschelt, en schettert. Pal geklem
 
van recht-gerezen vuist die straalt heft zeven bekken
 
van witte paarden, hoog op krevel-schicht'ge nekken,
 
de waetren en 't gekuif der wuiv'ge baren uit.
 
Er stort een stilte ineens, die 't woest beroeren stuit,
 
alover 't water, en de galmge verten tegen.
 
De zeven koppen staan, die nimmermeer bewegen,
 
dan norsch van oog-geloensch en huid die krimpt van koorts.
 
Daar midden in: de vaste vuist, gelijk een toorts.
 
 
 
Zóo staan ze, een tragen tijd, verwonderd van hun wijlen.
 
De waetren zijn gezoend; de zonne-scheuten keilen
 
naauw lange glimpen nog die langs het baar-gedein
 
hun deuken delgen, en als gouden kreuken zijn.
 
't Is, wijd en zijd, een tragen tijd, 'of de einders luistren.
 
Gesnuif der bekke' alleen, die de gebitten kluisteren...
 
 
 
Maar hoor, daar gaat alweêr een lange daver aan.
 
Weêr is de lucht naar alle verten aangedaan
 
van 't schaterend geschal der druischend-luide kele.
 
En 't gaan de waetren weêr aan 't slaan, en 't gaan aan 't spelen
 
in nieuwen joel de schervel-stralen om den vloed.
 
En zie: thans wordt een feest en heerelijken stoet.
[pagina 188]
[p. 188]
 
Want, - héel thans uit het meer gebuiteld en gerezen,
 
gebult van zon die roert, naar 't stel van spiere' en peezen
 
al roerend 't gulden lijf, en glimmend, hooger recht
 
van uit het baar-gewoel dat, slapper, slenkt en slecht
 
alom den Held die staat en praalt in trots en weerde, -
 
waadt Juli thans de waetren door, met zijne peerden.
 
Zijn beenen stappen, zon-beknied. Waar te elken helft
 
der borst als een rondas de hooge tepel welft,
 
beweegt en schuift een zon bij 't hijgend adem-halen.
 
Waar de oogen draaiën, ziet men draaige zonnen stralen;
 
en in zijn haren hangt een natte zon, al waar 't
 
gedruip van diamant uit lokke' en jongen baard.
 
Hij stapt. De hooge vuist omknelt de kneuzge snoeren.
 
't Gedans der golven, die de onwil'ge beesten voeren,
 
welft telkens schitter-wit van wisslend rug-gedein.
 
En 't zijn de paarden, die den oever naedrend zijn...
 
 
 
- o Lach uit beide diepte', o licht en water, Leven
 
gerond in 't schaetrend beeld dat door mijn leden streven,
 
dat in mijne oogen, op mijn lippen branden komt:
 
- o Juli, die naar ùwen wil mijn onwil kromt...

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken