Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld dichtwerk. Deel 1. Lyrische poëzie (2007)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verzameld dichtwerk. Deel 1. Lyrische poëzie
Afbeelding van Verzameld dichtwerk. Deel 1. Lyrische poëzieToon afbeelding van titelpagina van Verzameld dichtwerk. Deel 1. Lyrische poëzie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.34 MB)

Scans (10.04 MB)

ebook (4.20 MB)

XML (0.58 MB)

tekstbestand






Editeur

Anne Marie Musschoot



Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld dichtwerk. Deel 1. Lyrische poëzie

(2007)–Karel van de Woestijne–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 195]
[p. 195]

Het huis van den dichter

[pagina 197]
[p. 197]

I
Het huis op de vlakte aan de rivier

[pagina 199]
[p. 199]

I De terug-keer

 
o Vroomheid, dat het weêr mocht zijn;
 
dat weder, als weleer het was,
 
gelijk een geule gouden wijn
 
in 't brooze en donkre glas;
 
- dat weêr dit rijzen is geschied;
 
en, als ten poele een water-bel,
 
uit zwoele ziekte, uit zwart verdriet,
 
mijn hoop, van nieuwe glanzen hel,
 
heur-zelve welven ziet...
 
 
 
- Nog op de sponde 't holle hoofd
 
van alle veerend leven leêg;
 
het oog van genster-glans beroofd;
 
de droge lippe veeg:
 
zoo ligge ik, trage ontwakend, waar
 
me een trouwe ziekte waakt, in 't bed
 
van bleeken morgen aarzel-klaar,
 
daar 'k de ooge-schalen, licht-gebet,
 
ontsluite, en, druilend, staar.
 
 
 
En alle leed, en elke pijn
 
die gulden door het droomen priemt,
 
uit broeîgen slaap tot nieuw geschrijn
 
ten nieuwen dage ontkiemd:
 
daar veegt me weêr, en lijze ligt,
 
opbleekend uit doorzwoelden nacht,
 
effen en rechte in 't rijzend licht,
 
mijn schoon Geduld, dat hooploos wacht
 
om 't valer aangezicht;
 
 
 
terwijl, ontwaakt, opnieuw de tijd
 
gaat haemren aan de wijzer-plaat,
 
gelijk de worm, in arren nijd,
 
de houten sponde slaat;
 
en - waar 'k den donker-schoonen schoot
 
ontrees van dezen vromen slaap
 
die 't heul me van zijn zwijgen bood, -
 
weêr timmert aan gelaten slaap
 
de wrok van leve' en dood...
 
 
[pagina 200]
[p. 200]
 
Zoo lig 'k, in naauw-ontloken dag,
 
van al mijn lijde' onaangedaan,
 
en lache van den glimmelach
 
die kranke' alleen verstaan;
 
- - als plots geschoten, voor het eerst
 
na lange tijde', een zonne-straal
 
de laauwe, graauwe kamer dweerscht,
 
en, als een jongen zegepraal,
 
mijn wezen over-speerst.
 
 
 
Plots, door het dralend licht-gedruil,
 
van jammrende ure egaal doorkreund:
 
een straal, gelijk een schuine zuil
 
waar heel de dag aan leunt;
 
- een spake van het naarstig wiel
 
waarop de zonne een gouden voet
 
gereed houdt, tot 't den dag geviel
 
te draaiën, en hem draaiën doet
 
met daverenden hiel;
 
 
 
- een spille licht die ruste en houdt
 
noch duur; die, waar ze in 't wachten drilt
 
met priemen paars-doorpulverd goud,
 
van gulden scheuten rilt;
 
- een speer van drift-doorreden staal
 
in ijver-beevge vuist gereed;
 
- en speerzlend, peerlen, kraal aan kraal
 
ten danse ontsnoerd om 't bedde-kleed:
 
- o spetterende straal...
 
 
 
En zie: nog voor 'k bevroede, hoe
 
dit zoet geweld mijn ziel bezocht,
 
daar keert mijn moeheid, en 'k ben moê
 
'lijk van een blijden tocht.
 
Een frissche zoelte klopt, aldaar
 
de harde wrok aan 't haemren was;
 
en wijd wordt ooge en oore, als 't waar'
 
dat zong aan 't zonnig venster-glas
 
een zinder-zieke snaar.
 
 
[pagina 201]
[p. 201]
 
En 't brooze brein, dat gemelijk
 
in zwachtlen zwoelde, slap en zwaar,
 
gaat zoet me aan 't glanzen nu, gelijk
 
een halle, stil en klaar.
 
'k Bewege; en - o, door peze aan pees
 
daar pijnt me een blijde stijfte en vliemt
 
door elke spier die roerde en rees;
 
en 'k voel, hoe léven door me priemt,
 
en dat ik nú genees.
 
 
 
En 'k zitte recht, de nek door-wrocht
 
van wriemlen, 't voor-hoofd klokke-hol;
 
maar 't oog, dat de oude verten zocht,
 
mijn oog van verte vol...
 
- o Luië dag, die toe me kruipt
 
uit hoek aan hoek naar 't lamme bed;
 
slink licht, dat slink me tegen-gluipt,
 
'n ziet ge?: 'k zitte recht gezet
 
waar heel de zon me omdruipt.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken