Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Historie van mejuffrouw Cornelia Wildschut. Deel 6 (1796)

Informatie terzijde

Titelpagina van Historie van mejuffrouw Cornelia Wildschut. Deel 6
Afbeelding van Historie van mejuffrouw Cornelia Wildschut. Deel 6Toon afbeelding van titelpagina van Historie van mejuffrouw Cornelia Wildschut. Deel 6

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.21 MB)

ebook (2.86 MB)

XML (0.44 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

briefroman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Historie van mejuffrouw Cornelia Wildschut. Deel 6

(1796)–Aagje Deken, Betje Wolff–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 237]
[p. 237]

Vijftiende brief.
Mevrouw francina wildschut, aan haare Dochter.

Wel nu keetje! ik dacht niet dat je nog zo goed een brief kost opstellen, hoewel gij mij handen met geld gekost hebt, en gij een heel befaamd schrijfmeester had: nu kind! wij hebben ons tot water geschreid, dat is even zo veel: dat moest je kostelijke Vader beleefd hebben! wat zou hij hoog gelopen hebben met zijne Dochter! want hij was tog grootsch op u; maar de goede ziel was al te aantrekkelijk, en uw vlugt met den ondeugenden schelm, heeft hem den dood gedaan: ja dat steek ik niet onder stoelen of banken: uw Tante mag dat uitleggen zo als zij wil, zij kan mij dat tog niet beduien, en toen gij hier waart zag hij u bijna nooit als aan tafel, en dan had hij zo veel te bedienen met die hottentotten, dat 'er voor ons geen woord overschoot: hede kind wij moeten eens lagchen! ik hou nog wel van een los grapje dat niemand schaadt: ik ben, God dank, nu bekeerd tot het Hernhutsch Geloof, en tot onzen lieven Heer ook; nu, dat is een en 't zelfde; maar daarom moeten wij niet kijken of wij den azijn gepacht, of pijn in 't lijf hadden, zo als

[pagina 238]
[p. 238]

buurman jordaan dikkels zeid: zijn wij groote zondaars? ô dat komt heel goed: de lieve Heiland neemt de zondaar aan en niet den schijnheiligen: dit is wel te begrijpen, en het staat ook in 't Woord, dat je nu zeker wat naarstiger leest dan sedert uwe braave Gouvernante dood was: en je moet nu maar blijven daar je bent, je bent daar wel, en bezorgd, en ook ik ga nu niet meer in de Opera of in de Comedie, en wij kunnen met alle onze goeje werken niets tot onze zaligheid doen, veel minder met ons te verkniezen en ziek te maaken; want God de Heer alleen geeft de bekeering en 't geloof zo als Hij wil: maar men kan God en den Mammon niet te gelijk dienen, en daarom ga ik niet meer op Bals en speelpartijen; en je weet keetje, Moeder is goed in haar' aart, en als je nu weêr bij mij waart, en ik zo altoos met u op en neêr ging, dan zou mijn hart weêr aan u hangen; zo is tog de mensch, en een moeders hart is teêr; zo dat, God beter' 't, haar hart hangt aan haar eenig kind, hoewel ik u niet met veel smarten gebaard heb, maar een gelukkige kraam had.

Als uw bekeering zo als ik hoop, u recht ernst is, dan moet jij niet altoos bij Tante blijven en haar lastig zijn, neen, dan moet jij als een kind naar Seist gaan woonen, in het Zusterhuis, daar zul je zo veel penitentie kunnen doen als je zelfs maar wilt, en zo veel gemak en gerak niet hebben, als bij Tante, zo als je klaagt; want

[pagina 239]
[p. 239]

het is u nooit wèl; 't is nu niet genoeg en dan weêr te veel, zo waart gij altijd; en dan zou je ook, als de verloren Zoon uit lukas, varkensdraf kunnen eeten; want men schaft daar zwart brood in water gekookt, en 't geen 'er overschiet gaat naar den varkenstrog: dan zou je vroeg op moeten, om naar Gods huis te gaan, om te bidden en te zingen, en braaf werken moeten, en brieventassen naajen, van hard turksch leer, dat het bloed u bij de vingers droop, zo als al de kinderen van den lieven Heiland; en met je Moeder in den Geest vereenigd blijven; want het is toch mooi en natuurlijk als Moeder en Dochter het zelfde Geloof hebben: hoor kind! bij Tante is alles goed en wel, maar daar komen ook tog veele jonge Heeren invliegen, en hoe zeid het spreekwoord: op oud ijs is het goed vriezen: maar te Seist hebben de meisjes en jongens ieder een Bosch om te wandelen; daar valt niet te stoejen en te ginnegappen: nu je moet je zin doen, dat ben je gewend, maar je moet niet denken om bij mij te komen: uw haring zou hier niet braaden; want hoewel ik je alles vergeef, (een Christen-mensch moet vergeven, dat is maar uit,) zo ben ik tog recht boos op je, om dat je me zo bedrogen hebt en in het lange jak hebt laaten loopen: want hoe kon ik denken dat jij, die ik altoos moest bidden als een kreupele, om een' brief aan Tante te schrijven, nu in uw Ouwers huis een brief aan mij zoudt schrijven? ô dit was een

[pagina 240]
[p. 240]

malle kuur; en, ook nu je zo met de pen kunt omgaan en ieder aan 't schreien helpen, tot onzen gewezenen Boekhouder toe, die ik nog nooit een traan heb zien storten, dan toen je arme Vader dood was, nu is je kost gekocht, en je kunt wel een Roman van je zelve schrijven; zo als De jongen Werther, daar wij nog eens uit hoorden voorlezen, weetje, bij Mevrouw valentijn, toen al de Juffrouwen van 'er zelven vielen, behalven wij, want wij begrepen wel dat dat alles leugen en larij van de gallion was: ô hee! de jongens leeven te graag, zij zullen zich niet om een meisje doodschreien, en daar ben ik wèl over: gij kunt ook wel wat anders schrijven, tot nut van vroome menschen, zo als over de dood en de bekeering, en over de zonde en den Duivel, en de wereld die in 't booze leit; dat is ook wel aandoenlijk, zo als ik nu lees in dat lief Schotsch boekje, dat Buurman mij vereerd heeft, en geschreven is door een bekeerd kind van zeven jaar; en zulke boeken geeven groot en grof, dan ben je goed voor je kost, en hoeft uw lieve Nicht betje niet te benadeelen: zo dat, je Moeder heeft u alles vergeven, en uw Vader op zijn doodbed óók, en laat dit nu wèl zijn: maar komt niet hier, het zou zijn, aangescheld en niemand t'huis gevonden: ik heb al schrikken en alteraties genoeg gehad, en je bent evel mijn kind; ik hou niet van al die aandoeningen, en ook Broeder jordaan raad het mij krachtig af, hij weet wel dat

[pagina 241]
[p. 241]

ik zwak op u ben: onze vriendin te Rotterdam wil met geweld dat ik u weêr bij mij neem'; zij heeft goed willen; zij kent een Moeders hart niet, of hoe ligt ik u meer zoude kunnen beminnen dan den goeden Heiland, en de Heiland is meer dan tien Dochters, al waren zij veel beter dan gij zijt; gij hebt tog uwe Moeder bedrogen, om een slechten vent die u wel beloond heeft: nu, ik blijve,

 

Uwe Moeder,

 

francina, Wed. wildschut.

 

P.S. Kusch betje hartlijk voor haare Tante.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken