Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Brieven van Betje Wolff en Aagtje Deken (1904)

Informatie terzijde

Titelpagina van Brieven van Betje Wolff en Aagtje Deken
Afbeelding van Brieven van Betje Wolff en Aagtje DekenToon afbeelding van titelpagina van Brieven van Betje Wolff en Aagtje Deken

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.55 MB)

XML (0.93 MB)

tekstbestand






Editeur

Joh. Dyserinck



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/brieven


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Brieven van Betje Wolff en Aagtje Deken

(1904)–Aagje Deken, Betje Wolff–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

XL. (Aan Mr. H. Vollenhoven, Amsterdam.)

Eindelyk, myn kostelyk kind, kom ik je ereis toespreeken. Hede menheer, wy gemeene burgerluidjes zyn aanstond confuzerig als zulke groote menheeren, als men heer is, ons ereis zo wat willen toezenden. Zo als uwe eedele met uwe Wel Edeles kreeften, daar myn heer van beliefde te spreeken, in zyn Edelens brief aan my wel toegezonden. Ik zei teugens me man: ‘Vader!’ zei ik zo, & men heer ik was puur ontstelt. Wat is het, zei hy zo, is er zwarigheid dat je zo bleek word, is 't ook en briefje van de eene of andere, die en passekwilletje aan je zend? Neen man, zei ik zo, 't is van onze Heintje, kyk menheer zo noem ik je als 't met je believen was, in de wandeling tusschen men man en my. Maar ik ben tog van men stuk. Wel, leid de man zen mevrouw dan inde kraam, of zit het met de zeep negotie op zy? Och neen, vader, zei ik. Maar geef me dan opendatie! zei hy zo; en toen zei ik van dat men heer vroeg of ik wel van kreeften hield; en dat hy er dan ereis een wou stuure in en briefje. & kyk, zei ik, man, daar ben ik zo magtig van aangedaan: want, zo als je weet, de man het an my geen de minste dingstigheid om wat te zenden. Nou, zei ik teugens myn man, wat raâ je me nou, vader, zou ik nou maar zeggen, zo als 't is, als dat jy & ik er wel van houwen, maar dat dat geen kost voor gemeen luidjes is, & dat we men heer hoogelyk bedanken? Zie men Heer, wy zetten onze teering na onze nering; wy springen niet verder als onze stok lang is; wy denken altyd

[pagina 117]
[p. 117]

brood voed ook, want God betert men heer, we hebben het niet te ruim, & we zyn even zo te vrede als of we alle daag kreeften aaten, maar ik beloofje, dat we weten dat het 's winters koud is. Maar om dat men heer tog blieft te zeggen van de kreeften, wel ja menheer, zend er ons eens één; ik zou ze om de aartigheid in stark water zetten, & om te toonen datte wy evel ook nog met de rykkelui in een jaar zyn. Maar men heer moest ze op een maandag of op en woensdag of op en vrydag zenden, omdat 's daags daaraan altoos de man gaat die de boodschippen doet. Zie je wel, ouwe liefde roest niet, zei men man; ik heb dat kind niet zo te vergeefs gejouwd en gesleept. Ja zei ik, zie je nou wel dat ik hem niet tot het kwaad heb opgevoed, al had hy wat veul wil by me, & touwde hy er met de kleine starke vuistjes altemet ereis op, als baker zyn zin niet gaauw genoeg deed.

En men heer, morge worden hier al onze burgemeesters bevestigt, en dan doet onze domine en kostelyke priddekatie, die ouwe man; men zou zeggen waar haalt hy 't van daan; maar ze wille wel zeggen dat de vrouw hem zo wat helpt. Nou, altyd door ben ik daar de heele dag over huis, omdat ik nog zoo wat van de moord van Parys weet, & alle die groote heeren, zo als men heer van der Faljant, dat een van onze burgemeesters is, en nog veel andere, gelyk als de lange Alewyn, en ik ken de jongelui zo niet meer, maar Rendorp (& die houd machtig veel van do & zyn vrouw) is er althans ook by. Maar onze ouwe do is nou weer wat beter. Hy is maar zwak, & hy zeid, zo as 't waar is: Grietje buur, ik heb me tyd gehad, maar hy het nou weer en spikspelder nuwe japon, & ik denk dat hy die nog eerst de glans af wil draagen voor hy gaat, & zen vrouw zeid: blyf jy maar hier men goeye paai, ik heb het goed by jou, en je bent evel men broodwinner, en dan lachen we ereis met malkander onder de roos.

Ja, menheer, die lui krygen wat presenten, als je nog spreekt van presenten! dat is maar van alles, van alles, & ik & men Pieter hebben er menig goeye beet van, want do & zyn vrouw ook zeggen altyd: laaten we buurman en zyn vrouw vraagen, & dan vertelt me man do zo wat van zyn land, & hoe dat hy lange jaaren by der zee gevaaren het, & dan praat ik met de juffr. zo wat over

[pagina 118]
[p. 118]

de kinderkraam, 't is zonde & jammer dat ze geen kinders het, ze zou ze wel doen, want het is een goeye Joris mit kinderen, dat mot ik zeggen; nou wat niet is kan nog komme, niet waar, men heer? Maar hoe neer kom ik je ereis felististeeren met een schoone jonge zeun of dochter? Zie men heer, ik ben in geen 20 jaar verder geweest als in de kerk en weer naar myn huisje; maar as dat gebeurt komt ouwe baker met het veerschip evel vast & voor al over. Maar men heer, je mot me dan vooral niet afhaalen; want kyk, de waereld is kwaadsprekend; & ook men heer, ik ben geen schout of baljuws dogter; ik zal me dan ereis knap aandoen, me zyde kapotjen op, & me bruids jak aan, mit een kerjeust badonne mutsje er by. Maar menheer daar leid onze Kees, weet je de spaanderraper, zen vrouw in de kraam; en kind, en kind menheer as en dyk. Het het wangen als een burgemeester zo dik, & het zuigt dat het een lust is. Nou zei ik teugen men Pieter as dat ik de kosten wel doen wilde en laate onze kleine uitschilderen, want ik denk dat kan men om en appel of en ei wel gedaan krygen, nu er niet veel te verdienen is, en nou heb ik do vrouw wel veul maal hoore spreken van - ei hoe hiet de juffr. nou evel ook - mit die fransche naamen! ja juffr. Costellation, of Consolation, dat weet ik zo niet net; althans ze komt veul by jou, en ze maakt allerliefste kindertjes (kyk menheer, we motten eens een grapje hebben) zeid onze juffrouw; als nou de juffr. een drie f wil verdienen kan ze de kleine meid maar uittekenen. Het adres van me schoonzeun is: Monsieur, monsieur Cornelis Pieterzen van der Kniphuis, in Salomons eerste geregt, op Kattenburg, de tweede straat, het 4de huis, de tweede trap, en kind zal de juffrouw de weg wyzen. 't Is vlak over Prins mouwereis die dood is, & in de kelder worden kokinjes gemaakt. Nou menheer, ik wensch je al wat je je zelf wenscht & dat wensch ik je vrouw ook & je heele permittassie, en ik blyf

 

Uwe liefhebbende baker tot in de dood

 

Grietje Pieters, gebooren van Blydenburg.

 

In men huisje, daags voor dat de burgem. beëedigd werden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken