Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Proeve over de opvoeding (1977)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.76 MB)

XML (0.16 MB)

tekstbestand






Editeur

H.C. de Wolf



Genre

proza

Subgenre

traktaat


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Proeve over de opvoeding

(1977)–Betje Wolff–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige
[pagina 113]
[p. 113]

Bericht voor den tweeden Druk

Heusche Vrouwen!

Dat uwe goedkeuring myner PROEVE my aangenaam is, behoeft geen het minste bewys: alle te leurstellingen zyn altoos ongevallig, om dat zy ons beletten in het bereiken van een voorgesteld Oogmerk. Myn Oogmerk was, U deeze PROEVE te doen leezen; en, ware het mooglyk, uwe goedkeuring, immers over het algemeen, te verwerven. De Tweede Uitgaaf die ik thans bezorg, heeft my doen zien, dat zy gelezen wordt; en uwe personeele betuigingen my, in meer dan eene Stad onzer Provintie gedaan, gevoegt by de schriftelyke blyken uwer agting, door my ontfangen, verzekeren my, dat gy goedgekeurt hebt; ja dat eenigen uwer al reeds overtuigd zyn, door eene oplettende ondervinding, dat myn PLAN niet in het ryk der Harssenschimmen behoort. Deeze uwe heusche behandeling te mywaards, verrukt my! om meer dan eene rede; ook om deeze: ik heb dan wél geoordeeld over de groote meerderheid myner Sex.

Zoude ik de gelegenheid, die eene tweede Uit-

[pagina 114]
[p. 114]

gave deezer PROEVE my aan de hand geeft, nu nog wel mogen gebruiken, om eene onoplettenheid door my, in de eerste Uitgave begaan, te verbeteren? Gy, waarde Vrouwen, hebt er belang by, dat ik U dit verzoek: Weest dan nog eens geduldig omtrent my.

Ik heb U geen woord gezegd over het gebrek van het geen men overdragen, aanbrengen, klikken, of hoe al meer, noemt. En dit verzuim is niet zeer verschoonlyk, in iemand die zich de vryheid heeft toegeëigend om over de OPVOEDING met U te spreken. Ik zal dat verzuim zo aanstonds verbeteren; want ik twyffel niet of gy my wilt hooren.

De zucht tot aanbrengen noem ik eene drabbige Bron, waar uit, vroeg of laat, zo wel voor het Kind die er uitschept, als voor de huishouding, zeer veele onaangenaame gevolgen vloeijen.

Laat U toch, brave Moeders, niet weg voeren door het vermaak dat er voor U, natuurlyk, ligt, in te zien, dat uw stamelend Kind reeds opmerkt; het opgemerkte reeds schilderagtig mede deelt. Dat er iets onuitdruklyk aartigs ligt in de Vertelling van een geestig Kind; wie weet dat beter dan wy? Aan zo een Kind beweegt, leeft, spreekt alles: wy zien het geen het zag: het schildert sterk; de Natuur doet hier wonderen!

Verwondert U over de vroege ontwikkeling eener snedige geestgesteltheid, die reeds met oordeel ziet: bewondert de opluiking zyner verstandige vermogens; maar laten wy deeze edele be-

[pagina 115]
[p. 115]

gaaftheden leiden, zo als welige ranken van een' jongen boom geleidt moeten worden: Uwe zagte, uwe tedere handen, liefhebbende Moeders, zullen dit alles best kunnen doen.

Indien gy merkt dat uw Kind eene neiging heeft om alles aan te brengen wat het ziet, moet gy die neiging geen voedzel geven: hoort zulke vertellingen, hoe aartig ook, met koele bedaartheid; en neemt de gelegentheid waar om er iets by te voegen, dat wel aantoont hoe weinig gy met zulke aandragingen gediend zyt. Mag ik U bidden, lagt er niet om; beloont, of pryst het Kind daar niet om. Het kleintje, niet geliefkoosd noch beloond wordende, zal, ten minsten, geen by-oogmerk hebben, om deeze en zoortgelyke neigingen in te volgen.

In 't eerst brengt een Kind, in zyne onnozelheid alles aan dat het vreemd voorkomt; 't kan niet schelen wat ook: en nu is het nog maar een Snappertje. Maar! er valt iets in uwe afwezigheid voor; 't zy onder de andere Kinderen; 't zy onder de bedienden; 't zy op eene andere plaats; uw Kind komt by U; de vertelling raakt iets waar in gy belang stelt dat gy het weet: gy luistert, gy keurt goed, gy noemt het een zoet Kind; gy zegt: ‘dat het altoos zo doen moet,’ en gy overlaadt het met kusjes, en Kindergeschenken. Het Kind bevat nog niets van het geen hier uit moet volgen; het doet weêr zo; en het wordt weêr beloont.

Laten wy nu eens een weinig stil staan! Ja, waarlyk, 't is verkeert van U eene neiging die

[pagina 116]
[p. 116]

zo zorgelyk is, in te volgen. Hoe! moet eene verstandige Vrouw, eene Vrouw die de tweede plaats in het Huiselyk bestier heeft, dan Verklikkers hebben, die haar het geen anderen der haren doen, overbrieven? Met wat oogmerk? Is uwe eigen oplettenheid niet in staat, om die lage, en haatlyke bediening nodeloos te maken? Uw goed, uw uitgebreidt hart, beschouwt immers uw geheel Huisgezin met gunstige oogen; gy leeft immers in 't midden uwer Vrienden: en indien er onwaardige persoonen zyn ingeslopen, zo kan uw schrander doorzicht hen wel uitvinden: ten minsten uw Kind is te goed om de Spion hunner slegte bedryven te zyn.

Een Kind van zodanig eene geestneiging, is doorgaans schrander; en het vernuft bemoeit zich zo gaarn met de snapperyen! De Waarheid raakt zo ligt uit het oog! Is deeze neiging dan niet zeer gevaarlyk in een gevorderder leeftyd? Hebben wy niet wel zulke Kinderen tot mannen en vrouwen zien opgroeijen, die daar, dermate, aan verslaaft waren, dat zy, inderdaad, gevaarlyk geagt moesten worden voor elk daar zy mede verkeerden? en wat was alsdan hun loon? veragting!

Wordt het Kind ouder, en is het nu in staat om uwe redenen te bezeffen? dan zyn wy den ergsten hoek te boven! Hoort eerst met aandagt, en eene minzame deftige houding, wat het te zeggen heeft: is het iets ten nadeele der Bedienden, of van de kleine Gemeinte, vraagt dan: ‘Wel nu, Kind, wat is nu toch de reden dat gy my dit vertelt; en

[pagina 117]
[p. 117]

dat wel nu ik alleen ben? Gy denkt, mooglyk, my een dienst te doen; dat oogmerk is braaf: maar wees gerust dat uwe Moeder geen behagen vindt in aanbrengingen. Indien ik denk, dat ik my moet informeren naar soortgelyke dingen, dan zal ik daar toe wel beter middelen gebruiken.’ Breek dan kort af, en toon een statig ongenoegen. Deeze handelwys heeft meermaal gelukkige uitwerkzels; en zo het hier mislukte, dan zal uw goed hart, en gezond oordeel, U wel iets aan de hand geven, 't welk hier beter aan voldoet; doch zulks hangt grootlyks af van de Omstandigheden, en den aart des Kinds.

Nu zoude ik kunnen eindigen, indien my niet meermalen gezegd was, dat vele Vaders juist niet al te wel met my in hunnen schik zyn; om dat ik hen, naar hun gedagten, niet in aanmerking genomen had, even als of zy geen deel behoorden te hebben in de OPVOEDING HUNNER KINDEREN. De beschuldiging is groot; indien zy op de waarheid rustte, dan was er voor my geen redden aan; doch het is hier, zo als in veel gevallen: schyn vermag veel, tot dat hy onderzogt word.

Dat ik niets van de Vaders gezegt hebbe is zeer zeker, 't was myn oogmerk niet; ik sprak tot de Moeders, alleen tot de Moeders; en mogt ik dat niet? Hebben Vrouwen dan geene vryheid langer om onder elkander, en op eene Kinderkamer, haar gesprek zo in te richten als het haar best voorkomt, indien het oogmerk maar goed, en verstandig is? Doch! het geen ik in de vroege Opvoe-

[pagina 118]
[p. 118]

ding verg, is, en kan, naar myn inzien, alléén het Werk der Moeder zyn. Geen Man, die het zyn pligt wel degelyk blyft ‘win in 't zweet uws aanschyns uw brood,’ heeft de behoorlyke tyd, om dat geen aan zyne Kinderen te doen, dat ik van de huiselyke Vrouw verg. Kan men een Vader vergen, dat hy zyne Kinderen genoegzaam nooit verlaat? Moet hy zyn Beroep, zyne studiën, of waar hy dan ook het bestaan door heeft, ter zyden zetten, om de Opvoeding der Kinderen over te nemen? Neen: de Vader is teffens de Verzorger des Huisgezins. Dit is zyn voorname zaak, en gevolglyk keert de Opvoeding eigenaartig weder onder de Vrouwlyke ondergeschikte Regeering.

Ontfangt een man niet al de genoegens? Is die bekwame, die verstandige, die tedere Moeder niet zyne Vrouw? doet zyne keuze des geen eer aan zyn hart, en aan zyn Verstand? is het zyne Vrouw niet? O welke aandoeningen moeten zynen boezem dóórstroomen, wanneer hy ondervindt, dat hy zyne dierbare Kinderen gelukkig ziet met eene Moeder, die hy boven alles wat er op de aarde is, agt, en bemint!

En nu hoop ik dat alle gefronste voorhoofden glad gestreken, en alle donkere gezichten opgehelderd zullen zyn.

Ik zal de Boekverkopers verzoeken om dit byvoegzel ook afzonderlyk te geeven aan elk die het by den eersten druk zoude gelieven te hebben; de billykheid eischt dit, en dat is my genoeg.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken