Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Historie van den heer Willem Leevend. Deel 8 (1785)

Informatie terzijde

Titelpagina van Historie van den heer Willem Leevend. Deel 8
Afbeelding van Historie van den heer Willem Leevend. Deel 8Toon afbeelding van titelpagina van Historie van den heer Willem Leevend. Deel 8

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.29 MB)

ebook (2.88 MB)

XML (0.44 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

briefroman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Historie van den heer Willem Leevend. Deel 8

(1785)–Aagje Deken, Betje Wolff–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 277]
[p. 277]

Bruilofsts-vaers.

 
Is er in het sterkbevolkte,
 
't Groot, het uitgebreid gewest,
 
Van Apol, ook niet één Rymer,
 
Die voor mynen Broeder zingt?
 
Hoe? ziet dan de zilvre Maasstroom,
 
Ziet het Wimpel-waaijend Y,
 
Niet meer Dichteren dan menschen?
 
[Zo men weet wat menschen zyn.]
 
Vind men dan geen Puikpoëeten,
 
Overäl waar huizen staan?
 
Zyn niet steedjes, dorpen, vlekken,
 
Met genien stikkend vol?
 
Vind men thans geen Dichteressen
 
Op dien Vaderlandschen grond,
 
Daar men, slegts voor weinig jaaren,
 
Niets dan hupsche Meisjes zag?
 
 
 
Is er in den wyden omkreits
 
Van 't sentimenteel gevoel,
[pagina 278]
[p. 278]
 
Ook niet een van zyne Dichters,
 
Die nu voor myn Broeder zingt?
 
Voor myn Broeder, die de wetten,
 
Daar geëerbiedigd, hulde deed?
 
Wiens sentimenteele liefde
 
Zo fyn was gesublimeerd?
 
Die sentimenteele Vaerzen,
 
Vol van heil'ge wartaal, schreef.
 
Is er in het stil, het mymrend
 
Ryk der liefde, dat's toch vreemd,
 
Niet een zyner tedre Zangers,
 
Die er voor myn Zuster zingt?
 
Van haar schoonheid, van den luister,
 
Die er uit haar oogen straalt?
 
Van haar ongeveinsde deugden,
 
Vruchten van haar zuiver hart?
 
 
 
Is er in het naauw omwalde,
 
Schraal bewoonde ryk der deugd,
 
Dan ook niet één Dichteresse,
 
Die er voor myn Broeder zingt?
 
 
 
Is het mooglyk, Phebus Zoonen,
 
Dat gy deez' gelegenheid
 
Om met uw vernuft te speelen,
 
Zo onagtzaam gaat voorby?
 
Waar my uwen geest gegeeven,
 
Wat zong ik op deezen dag!
[pagina 279]
[p. 279]
 
'k Deed den ouden wrok herryzen
 
Tusschen Maas en Amstelstroom.
 
Wat zou ik het Y doen raazen,
 
Om dat Amstels Maagden rei,
 
Min beviel aan's Bruigoms oogen
 
Dan des Maasstrooms Maagden rei!
 
'k Deed den Amstel zeer veel zeggen;
 
Hy 's ook in zyn eer geraakt,
 
Wyl men hem dees buit ontroofde,
 
Waarop hy veel aanspraak had;
 
Wyl men hem een knaap ontvoerde,
 
Die in 't welbezeilde jacht
 
Menigmaal zyn stroom zou klieven,
 
Als hy om zyn zielsvoogdes,
 
Mennos zindelyken hemel,
 
Of het Gooiland had bezogt.
 
Om in glad gesnoeide laantjes,
 
[Daar natuur geen schuld aan heeft!]
 
Hulde aan kunst en pragt te bieden,
 
Door te zeggen: ei dat's net!
 
Daar men waarlyk Spaansche matten
 
Leggen moest, zei Pieterbaas;
 
Toen hy al dit keurelyke
 
Niet dan met bevreemding zag.
 
'k Liet de Maasstroom zich verheffen;
 
In myn rymen - [anders niet.]
 
Om dit heerlyk buitenkansje
 
Door de Min hem toegevoegd.
[pagina 280]
[p. 280]
 
Eindlyk liet ik al die stroomen
 
Vreede maaken; ja? - wanneer?
 
Als ik zelf begon te geeuwen:
 
Want my dunkt, dan was het tyd.
 
 
 
Zingt, ô fiere Poëtessen,
 
Op een sterken helden toon;
 
Zingt nu, Dichters van de mode,
 
Wysjes, als fluweel zo zagt!
 
Maar 't was mostert na den maaltyd.
 
Zwygt des; mooglyk is 't ook best.
 
 
 
Dichters, Zangers van de liefde,
 
Die den Echtenstaat waardeert;
 
Dichteressen, die het Huwlyk,
 
Zo wel als de Vriendschap looft!
 
Zingt, ô zingt, gy zyt dit waardig,
 
Van dit heuglyk Echtverbond.
 
Zingt, hoe kuische Huwlyks-liefde
 
Laage uitspoorigheden doodt.
 
En, in dees verwyfde dagen,
 
't Meest nog voor de zeden waakt.
 
Daar zy woeste losse Knaapen
 
Weer tot hun bestemming leid;
 
En van onbedagte Meisjes
 
Lieve braave Vrouwen maakt.
 
Zy, die van een werkzaam leven
 
De allergrootste dryfveer is,
[pagina 281]
[p. 281]
 
Wyl zy 't onverdraaglyk ledig
 
In 't steeds woelend hart vervult.
 
Zy, die 't hoofd van grillen, kuuren,
 
't Hart van dwaaze driften kuischt,
 
Zy, die 't geeuwend zelfverveelen
 
Uit den rei der jeugd verdryft.
 
Zy, die de edelste begaaftheen
 
Daaglyks meer ontwiklen doet;
 
Wyl zy Burgers voor de Waereld,
 
Maar ook voor den Hemel vormt.
 
 
 
U, u voegt het thans te zingen,
 
Wydt gy niet uw kunst aan deugd?
 
Hoe klein uw getal moog weezen;
 
Voor hoe weinigen gy zingt;
 
Schoon uw Vaerzen door Crietieken
 
Nooit met lof gebrandmerkt zyn;
 
Schoon men zegt u niet te kennen,
 
Als men uwe naamen meld;
 
Zingt gy op dit heuglyk Huwlyk
 
Van myn Broeder en zyn Bruid:
 
Hier is pryzen waarheid spreeken;
 
Hier is roem geen vleiery.
 
Huwt thans niet gelasterde onschuld
 
Met de naauwst gezette deugd?
 
Gy kunt van myn Broeder spreeken
 
Op een wys, u zelven waard.
 
Roemt zyn omverzetbre vastheid
 
Aan het geen hy heeft belooft.
[pagina 282]
[p. 282]
 
Steeds zyn hart getrouw gebleeven,
 
Hoe door tedre min bestormd.
 
Roemt zyn hemelreine vriendschap,
 
Zo bestendig, zo vol vuur;
 
Daar hy alles voor deed zwichten,
 
Uitgenomen eer en pligt.
 
Die zyn ziel door edle gramschap
 
Deed ontgloeien ... maar niet meer!
 
Best verbergt men dees tooneelen
 
Agter 't zwygende gordyn,
 
Veels te aandoenlyk in dit tydstip,
 
Voor zyn edelaartig hart.
 
 
 
Zingt voor Helder, voor myn Zuster,
 
Die de Waereld zo wel kent,
 
Dat zy haar niet kan behagen,
 
Evenwel haar niet ontvlugt.
 
Zy, die door de hoogste Wysheid
 
Daar haar plaats vond afgeperkt.
 
[En misschien in wyzer Waereld
 
Wyzer zottigheden ziet.]
 
Die in 't midden onzer Waereld
 
Leeft, maar die haar niet verleid:
 
Maar het voorbeeld van haar Moeder
 
Volgde; ook van haar hartvriendin.
 
Roemt myn Helder, die haar liefde
 
Voor den liefsten Jongeling
 
Liet bestieren door de Rede,
 
Altoos aan de Deugd getrouw.
[pagina 283]
[p. 283]
 
Roemt haar, die geen vuige lafheid,
 
't Zwak der meeste menschen, kent;
 
Die haar Vriend niet op wil geeven,
 
Hoe door laster ook vervolgd;
 
Ja, hoe sterk het hoogwaarschynlyk
 
Telkens in zyn nadeel sprak;
 
Wel verzekerd, dat haar Leevend
 
Al haar liefde waardig was.
 
Roemt haar, die voor 't oog der Waereld
 
Aan dien Jongling zich verbindt,
 
Daar 't: wat zal de Waereld zeggen!
 
Nimmer haar besluit verwrikt.
 
Wensch des Allerhoogsten zegen
 
Hen op hunne liefde toe;
 
Laaten zy gelukkig leven
 
In het volgende geslagt.
 
't Vaderland heeft by dit wenschen
 
Indedaad zeer veel belang.
 
Zo lang nog de stam van Helder
 
En van Leevend welig bloeit,
 
Zal er Godsdienst, deugd en liefde,
 
En geluk op aarde zyn.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken