Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hare roeping getrouw (1896)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hare roeping getrouw
Afbeelding van Hare roeping getrouwToon afbeelding van titelpagina van Hare roeping getrouw

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.48 MB)

ebook (2.97 MB)

XML (0.59 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hare roeping getrouw

(1896)–Johanna van Woude–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 240]
[p. 240]

XXI.

 
Es sind
 
Nicht alle frei, die ihrer Ketten spotten.
 
 
 
Lessing.

‘En nu blijft Geloof, Hoop en Liefde, deze drie: doch de meeste van deze is de Liefde.’

Dat waren den volgenden dag de laatste woorden van het bijbelhoofdstuk, dat ds. Terhorn gewoon was te lezen, eer hij aan een stukje zijner collega's begon. Het was aan den toon zijner stem merkbaar dat hij niet begreep wat hij las. De liefde, die alle dingen verdraagt, bedekt, gelooft en hoopt was aan zijn hart vreemd.

‘Amen.’

De jongens stoven weg en Betsy begon het ontbijt op te ruimen.

‘Hoe is het met de juf?’ vroeg ds. Terhorn.

‘Nog hetzelfde. papa.’ De verbindende woordjes: ‘vadertje,’ ‘oudje’ en dergelijke hadden sedert lang plaats gemaakt voor het scheidende: ‘papa.’

‘Het is een beroerde geschiedenis,’ zeide ds. Terhorn knorrig. ‘Of zij ziek is of gezond, wij hebben haar altijd tot onzen last. Was zij geen familie van ons, dan lag zij al lang in het ziekenhuis.’

‘Het is mij volstrekt niet te veel haar op te passen,’ gaf Betsy zacht ten antwoord, ‘en heel lang zal zij hier niet meer blijven, want zij is geëngageerd en haar aanstaande is waarschijnlijk reeds op reis hierheen om haar te halen.’

[pagina 241]
[p. 241]

‘Zoo? Dat had zij mij wel eens kunnen zeggen. Dus moet ik naar een andere juf omzien?’

‘Ik weet het niet. Zoudt u niet nog wat wachten? Alles is nog zoo onzeker.’

‘Ja, er een te krijgen is geen kunst. Was de brief, die gisteravond kwam, van dien galant? Nu ik mij goed bezin, heeft zij mij toch wel eens van hem gesproken, maar wie kan al die verhalen onthouden!’

‘Als er vóór het eten visites komen, ben ik niet bijdehand, Jans,’ zeide Betsy tot de meid, die binnenkwam.

‘Waarom niet?’ vroeg ds. Terhorn ontevreden, toen zij weer alleen waren.

‘Ik heb geen tijd, papa. Er moet gestreken worden en u weet wel dat de meiden het niet naar uw zin doen. Daarenboven moeten de bovenkamers gedaan worden en de juf zegt dat de meiden dan geen tijd hebben op het eten te letten.’

‘Dan moet er nog een meid of een juffrouw als noodhulp genomen worden. Dat heb ik al meer gezegd. Jij, die over een paar maanden reeds mevrouw Van Zelheim zijn zult, zou jij gaan staan strijken en koken! Laat de kamers ongedaan blijven en zorg op het visite-uur klaar te zijn.’

‘Ik zal mijn best doen,’ zeide zij met een zucht.

Zij deed haar best ook; maar toen er om twee uur gescheld en Maurits Volkertsma binnengelaten werd, zag hij haar nog ongekleed met een stapel gestreken overhemden op de armen en een kleur van vermoeidheid door de gang gaan.

Vluchtig groetend liep zij voorbij en kwam met een kloppend hart op hare kamer. Zij had plan gehad zich haastig te kleeden, wanneer hare taak volbracht zou zijn, maar nu deden hare handen zeer langzaam haar werk en scheen zij volstrekt geen haast te willen maken. Gedachtig aan de waarschuwing van ds. Terhorn durfde zij toch eindelijk niet langer blijven en ging binnen.

...... ‘en dus is het voor onbepaalden tijd. De man

[pagina 242]
[p. 242]

is ernstig ziek en mevrouw schreef aan mijn patroon, die een oud vriend van hen is, hoe de zaken stonden. Nu, er eenigen tijd het kantoor aan den gang houden, is wel een aardig werk en toen de patroon mij het voorstel deed, had ik er dadelijk zin in. De notaris behoeft dan alleen tegenwoordig te zijn bij het passeeren der akten.’

Dat waren de woorden, die Betsy opving, toen zij binnentrad en rustig voor het venster plaats nam.

‘Is het een mooi dorp?’ vroeg ds. Terhorn.

‘Ik geloof een dorp zooals er honderden zijn, met een kerk, een school, een dokter, een burgemeester en een notaris. Heel ver van uwe vroegere gemeente ligt het niet af; ik meen een paar uur.’

‘Maar wandelen konden wij er toch niet heen, ofschoon.... ik meen mij toch te herinneren dat Clemens het wel eens gedaan heeft, is 't niet, Betsy?’

‘Dikwijls, pa.’

‘Ik denk die wandeling wel eens te doen,’ zeide Maurits, de punt van zijne sigaar beschouwende.

‘Nu, dan moet je eens zien of ze dien kastanjeboom vóór de pastorie hebben laten staan,’ antwoordde ds. Terhorn. ‘Ik heb toen gehoord dat hij omgehakt zou worden. Hij nam wel licht uit de kamers weg, dat is waar, maar het zou toch jammer zijn.’

‘Ik beloof het u,’ zeide Maurits en voegde er lachend bij: ‘Hebt u ook bestellingen, juffrouw Terhorn?’

Zij wilde reeds zeggen: ‘dank u,’ toen haar iets inviel. Het was ook immers niets hem op een vraag te antwoorden; daardoor zou zij haar geheim niet verraden. Zij had strijd gevoerd, tot zij overwonnen had, en in volle wapenrusting was zij hem te gemoet getreden. Zij gevoelde zich sterk.

‘Ik had een tuintje,’ zeide zij, hem rustig aanziende, ‘en korten tijd vóór wij Bloemveld verlieten, heb ik er een witten rozeboom in geplant. Ik zou wel eens willen weten of hij is blijven staan en hoe groot hij nu al is. En dan.... ja, eigenlijk zou ik wel iets willen hooren

[pagina 243]
[p. 243]

van al onze oude boomen en bloemen en ieder hoekje van het huis, doch dat is natuurlijk onmogelijk. Vertel mij later alleen maar eens hoe het met mijn rozeboom ging. Ik vrees evenwel dat hij onbereikbaar zijn zal; hij stond achter in den tuin.’

‘Mijnheer, daar is die vrouw weer om een attestatie,’ zeide de meid, binnenkomende.

‘Ja, aanstonds.’

Aangezien het evenwel 's menschen gewoonte is te zeggen: aanstonds, oogenblikkelijk, onmiddellijk, of eenig ander bijwoord van tijd, dat een dadelijke handeling uitdrukt, juist als hij voornemens is nog eenige minuten te wachten, bleef ds. Terhorn rustig zitten.

‘En wat heb je gisteravond knap gezongen!’ zeide hij. ‘Is het je goed bekomen?’

‘Dank u,’ antwoordde Maurits lachend. ‘Zulk zwaar werk was het niet. - A propos, is het waar dat Van Zelheim den dienst verlaat? Gisteravond hoorde ik zoo iets vertellen.’

‘Ja, met die aanstaande verplaatsing zou hij elders moeten gaan wonen en daar heeft zijne mama, noch ik, noch me dochter zin in. Hij gaat nog een week of wat mee, tot alles in orde is met den Minister en dan vestigt hij zich hier.’

‘Ik zou het hem niet licht aanraden,’ zeide Maurits. ‘Een man, die niets te doen heeft, krijgt aan zichzelf het land.’

Weer stak de meid het hoofd door de deur. ‘Die vrouw vraagt of u haar niet helpen kunt, mijnheer. Zij woont een uur ver en is er gisteren ook al tweemaal geweest. Zij heeft haast.’

Ds. Terhorn stond morrend op en met de woorden: ‘Ik ben dadelijk weer hier,’ verliet hij de kamer.

Betsy voelde een blos van schrik op hare wangen komen, maar zij bedwong zich en wachtte tot Maurits spreken zou.

Hij vroeg of zij een prettigen avond gehad had.

[pagina 244]
[p. 244]

‘Ja, het was recht aardig,’ antwoordde zij, hem aanziende met dien rustigen blik, welke van een onbewogen ziel getuigt. Hij zou haar geheim niet weten! Zij had alles willen dragen om het voor hem te kunnen verbergen.

Hij had allerlei opmerkingen over den zang en de begeleiding; zij over de zaal, de decoraties en de menschen. Wat vonden zij het beiden een aangenaam onderwerp van gesprek! Ja, het was zeer interessant.

Toen er niets meer van te zeggen viel, begon zij over zijn vertrek en vroeg of hij lang zou wegblijven, want zij gevoelde zich nu zeer moedig en zou in staat geweest zijn moeielijker vragen te doen.

Hij moest den volgenden morgen reeds op reis en het zou zeker een paar maanden worden, zeide hij.

‘Als u dan terugkomt, ben ik reeds mevrouw Van Zelheim,’ antwoordde zij met een lachje.

Hij betuigde dat het hem waarlijk speet haar trouwen niet te kunnen bijwonen, wat zij ook jammer vond. Daarop vroeg hij, lachend op haar werk wijzende, of zij al aan haar uitzet bezig was en zij lachte mede.

Het was een zeer vroolijk paartje, zooals zij daar tegenover elkaar zaten, gescheiden door een diepe klove en toch dicht genoeg bijeen om elkaar de hand te kunnen reiken en die klove te dempen. Maar geen van beiden deed het en toen de deur weer openging, was het oogenblik voor altijd voorbij.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken