Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Van de muziek des levens (ca. 1898)

Informatie terzijde

Titelpagina van Van de muziek des levens
Afbeelding van Van de muziek des levensToon afbeelding van titelpagina van Van de muziek des levens

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.86 MB)

ebook (4.34 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Illustrator

L.W.R. Wenckebach



Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Van de muziek des levens

(ca. 1898)–Johanna van Woude–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 29]
[p. 29]

Wij vrouwen!....

[pagina 31]
[p. 31]


illustratie

Wij vrouwen!....

Soms gaan wij vrouwen ter begraving....

Niet met anderen naar den stillen doodenakker, waar velen onzer geliefden rusten. Niet in somberen optocht met geklag en geween, met welsprekenden handdruk en troostend woord.... Maar alleen, gansch alleen!

O, dàt zijn onze dooden niet, die wij hebben gekoesterd en verpleegd, wier oogen wij hebben dichtgedrukt, - nu zacht sluimerend in hunne laatste rustplaats, luisterend naar onzen voetstap, als wij hun bloemen brengen....

Dàt zijn onze dooden niet, van wie het ons nog zoet is te spreken, - wier dierbare namen wij met zachten weemoed herhalen, - op wie wij nòg roemen....

[pagina 32]
[p. 32]

Dàt zijn onze dooden niet, die ons nog aanstaren van den wand met hun ouden, lieven blik, ons zoo welbekend; - tot wie wij nog klagen; - die nog deelen in ons werken en hopen....

 

Maar onze dooden - dat zijn zij, die nog leven gelijk wij, sterk, gezond, trotsch, - die ons voorbijgaan in de straten zonder dat zij òns of wij hèn schijnen te zien; - zij, die eens dicht aan ons hart lagen!....

Onze dooden - dat zijn zij, die eenmaal al ons geluk waren; naar wier oog wij opzagen om goedkeuring; wier lof ons hoogste streven was, wier mond ons teedere namen gaf....

Onze dooden - dat zijn zij, aan wie wij ons gansche hart gaven, dat groote, rijke hart, en van wie wij geloofden dat hunne ziel de schoonheid verstond van onze ziel....

Onze dooden - dat zijn niet zij, die volgens de schoone leer der geloovigen ons aan de poorte van het hemelrijk zullen tegentreden, maar zij, die van verre zullen staan....

 

En wij vrouwen gaan ter begraving....

[pagina 33]
[p. 33]

Geen klokken luiden, geen bidders volgen ons; geen weeklacht paart zich aan de onze. De menschenwereld sluimert.

Hoog hebben wij des daags ons hoofd geheven en onbewogen was ons gelaat.... Maar nu zijn we alleen - in den nacht.

En wij zien dat dierbaar gelaat nog eens aan, voor het laatst; wij herinneren ons de welbekende stem, die ons als muziek was; wij kussen nog ééns dat voorhoofd, - o, zonder verwijt, zonder één woord van verwijt!....

Hij is dood, onze afgod, onze liefde, ons leven.

En wij treden zachtkens uit, zachtkens....

Niemand heeft geweten hoe rijk onze liefde, hoe hoog ons geluk was, niemand ook kenne de zwaarte van het leed, dat ons nu verbrijzelt!

Alleen dragen we hem stil weenende uit, alleen, in den nacht, en bedden hem teeder met onze laatste liefkoozingen. En naast hem leggen wij die vele kleine herinneringen, welke wij bewaarden uit de dagen van onze liefdevreugde. Het moet alles begraven zijn nu, begraven en vergeten....

Nu dekken wij hem toe met zachte hand, en

[pagina 34]
[p. 34]

sluipen heimelijk weg in de duisternis om terug te keeren in het leven. En morgen zullen wij glimlachen, wij vrouwen, als waren wij niet ter begraving geweest!....

En de wereld is één groot ledig voor ons geworden, een ledig, dat nooit meer aan te vullen zal zijn. Onze levenslust, onze hope, onze toekomstdroomen - ze liggen daar alle bij onze doode liefde in het donkere graf.

O, dat leven!.... O, God, dat leven!... Het grijnst ons aan met zijn eindeloos aantal dagen, die komen zullen en gaan, langzaam, langzaam, in doode onbeduidendheid van slapen, eten, drinken, bezig zijn en uit wandelen gaan,.... terwijl diep, diep in ons hart ons geheim verborgen zal liggen en met ons gaan zal, waarheen wij treden, het lange leven door....

Tot eindelijk de dood zijne hand op onzen schouder leggen zal en vertroostend fluisteren: ‘Kom, de strijd is uitgestreden; u wacht de heerlijkheid Gods.’

En wie om onze stervenssponde staan, zullen het niet weten dat daar een laatste stomme kreet van wild verlangen uit onze ziel stijgt naar

[pagina 35]
[p. 35]

dien éénen handdruk, dien éénen afscheidsgroet.... En onze lippen zullen verstijven, zonder dien naam genoemd te hebben......

En op den jongsten dag, als wij voor den troon des Allerhoogsten zullen treden, dan zullen wij van verre zien staan hem, dien wij liefhadden. En tot den Heer zullen wij de handen heffen en spreken: ‘Ik wil uwe heerlijkheid niet, noch uwe eeuwige zaligheid. Maar ik wil gaan met dien éénen, die daar van verre staat...... Ik wil dragen, wat hij zal dragen, en lijden, wat hij zal lijden..... Met hèm wil ik zijn in eeuwigheid!’



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken