Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verjaardag-album (1907)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verjaardag-album
Afbeelding van Verjaardag-albumToon afbeelding van titelpagina van Verjaardag-album

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.43 MB)

ebook (2.79 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

aforismen
bloemlezing


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verjaardag-album

(1907)–Johanna van Woude–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige
[pagina 199]
[p. 199]

December

[pagina 201]
[p. 201]

1 december.

 
Zij sluipen in vale, grijze,
 
Lang sleepende gewaden
 
Op mistige, tristige paden
 
Zoo moede, traag en lijze
 
Naar 't einde van hun leven....
 
Zonder morren en zonder klagen,
 
- Als weerlooze dieren, ter dood gedreven, -
 
De stille, stokoude dagen.
 
 
 
Zij trekken verder.... verder....
 
Op doodschen, verlaten weg,
 
En niemand weet waarhenen -
 
Nog ritselt hun kleed langs de dorre heg....
 
Dan wijken ze als schimmen in nevelen weg....
 
Ze zijn àllen verdwenen.

W.G. van Nouhuis.

(Decemberdagen).

2 december.

 
Zal men terecht een man u noemen,
 
Treed dan aan 't licht.
 
De waarheid nimmer te verbloemen,
 
Is mannenplicht.
 
 
 
Wil nooit voor valsche grootheid buigen
 
Of ijdlen waan;
 
Laat van zelfstandigheid getuigen
 
Al uwe daan.
 
 
 
Toef gaarn' waar onder welgezinden
 
De wijsheid woont.
 
Maar laat u in den kring niet vinden
 
Waar 't kwade troont.

3 december.

Zeg mij hoe ge uwe avonden slijt en ik zal u zeggen, wie gij zijt en welke toekomst u aangrijnst of tegenlacht. Avonden zijn toetssteenen. Dalen we of rijzen we, als de dagtaak voorbij is? Smeden we onszelf ketenen of - oefenen wij onze vleugelen?

 

Charles Boissevain.

[pagina 203]
[p. 203]

4 december.

La vie est ainsi faite, que les dettes de jeunesse se payent de toute une existence.

 

Jules Claretie.

5 december.

 
Door het luchtruim ruischt hij zachtjes,
 
Voortgedragen door den wind
 
Stil begroet met schaterlachjes,
 
d'Adem van den goeden Sint.
 
 
 
Hoort het rijden langs de daken
 
't Wit en zwart gespikkeld paard;
 
Kinderen, tusschen droom en waken,
 
Zien het tipje van zijn staart!

Johanna.

6 december.

 
't Veld was, na stillen nacht met wit belegen,
 
Wonderbaar vredig wit, wijd uitgespreid:
 
Gelijk een vlekloos hermelijn tapijt
 
Zich over de aarde breidend allerwegen,
 
Een zachte vacht van stille heimlijkheid,
 
Geruischloos van den hemel neergezegen....
 
Teedre formatie van een donzen regen,
 
Liggend in 't lichtend kleed van heiligheid.

Jan Veth.

7 december.

Onze maatschappelijke sfeer is zoo vol wanbegrip, dat het veel woorden en groote inspanning zou kosten de waarheid zóó te verdedigen dat de moderne drogredenen zich gewonnen gaf.

Fred. van Eeden.

[pagina 205]
[p. 205]

8 december.

Het komt er niet op aan wàt ge doen kunt, als er maar iets is, dat ge beter doen kunt dan anderen, dan zult ge altijd werk in overvloed en goed betalende werkgevers vinden.

9 december.

 
Our names are chosen for us,
 
Ah! but stil
 
't Is ours to make them known
 
For good or ill.

Alice Price.

10 december.

 
Hulploos traag, hooploos traag
 
Slijt en gaat de tijd vandaag....
 
Als het slakje kruipen de uren,
 
Duren of zij eeuwig duren,
 
Slaan met zulke loome slagen,
 
Of zij op hun wieken dragen
 
Al het wee van heel een jaar,
 
Slagen, hoor! vol droef misbaar
 
................
 
................
 
Onherroeplijk heengevloden,
 
Met u, kind, is àl mijn vreugd
 
Blos der wangen, fleur der jeugd,
 
Zingenslust en blijde koren,
 
Met u, kind, is 't àl verloren.

Pol de Mont.

11 december.

Nu, wat andere menschen van me denken of zeggen, dat laat me koud, maar om de meening van één man geef ik veel en dat is de meening van James Garfield. Over anderen behoef ik niet te tobben; hen kan ik uit den weg gaan maar James Garfield laat me geen oogenblik alleen. Hij is bij me als ik opsta en als ik naar bed ga, als ik eet en als ik praat, als ik uitga en als ik thuiskom. En dus is het me lang niet onverschillig of hij goed over me denkt of slecht.

President James Garfield.

[pagina 207]
[p. 207]

12 december.

Aan de Smart.
 
Door strijden zijn de grootsten groot gemaakt
 
Door strijden voor een hooger doel op aarde,
 
En dus kunt gij insteê van zaligheid,
 
Kunt gij, o smart, mij echte grootheid geven.
 
Zoo kom! volgaarne daag ik u ten strijd;
 
Zoo kom! al is die strijd om dood en leven.

Henri Lou.

13 december.

 
A mother sang to her child one day
 
A song of the beautiful home above;
 
Sang it as only a woman sings,
 
Whose heart is full of a mother's love.
 
 
 
And many a time in the years that came
 
He heard the sound of that low, sweet song;
 
It took him back to his childhood days;
 
It kept his feet from the paths of wrong,

C. Carter.

14 december.

 
‘Wat wordt uit de aard? Bevriest zij of verbrandt zij?’
 
- ‘'k Geloof dat zij op 't laatst bevriezen zal,
 
Bevriezen zal van al de ijskoude harten,
 
Die op en in haar toeven.’

Petöfi.

15 december.

Wanneer de jongeling in een ure, die hij nooit vergeten zal, gevoel krijgt voor zijn vaderland, deszelfs historie, smarten en grootheid, dan wordt er iets heiligs in hem wakker.

* * *

[pagina 209]
[p. 209]

16 december.

 
Een zee is 't geld, waarin veel groote schepen,
 
Karakter, recht en eer te gronde gaan.

Petöfi.

17 december.

 
Laat dicht de luiken, 't zonlicht dringe
 
Niet in deez' ruimten, waar geen morgen
 
Haar langer wacht.
 
 
 
En laat me alleen met mijne doode,
 
'k Wil mèt haar zijn in de eerste wake
 
Van haren nacht.
 
 
 
Ik wil de teed're woorden spreken.
 
Die 'k nog voor haar in 't hart bewaarde;
 
'k Zei niet genoeg.
 
 
 
Kon met mijn hartbloed ik u 't leven,
 
Hergeven, u de zonnige oogen
 
Weer op doen slaan.
 
 
 
Of in mijn armen door het duister
 
Der stille doodengangen dragen,
 
En mèt u gaan.

Marie Boddaert.

18 december.

 
Van heel veel schreien ben ik moe-geraakt -
 
Toen heeft uit woeste zee zich losgemaakt
 
Een blanke schuimvlok, teeder, schuchter, bevend
 
Mijn blanke Zelf.......

Fr. van Eeden.

[pagina 211]
[p. 211]

19 december.

Er zijn menschen, - en zij behooren tot de edelste, - die met het klimmen der jaren steeds zachter van inborst en beminnelijker worden.

Fruin.

20 december.

Wie zijn tijd verspilt, bestaat slechts; wie zijn tijd gebruikt, leeft.

Young.

21 december.

Wek liefde niet, kunt gij geen liefde geven!

 

Hélène Swarth.

22 december.

Met liefde slechts kan heilig weten stijgen. Met bloed van één dier is te duur gekocht Een paradijs van kennis.

 

Fred. van Eeden.

[pagina 213]
[p. 213]

23 december.

Zonder arbeid is inspiratie niets.

 

William Hunt.

24 december.

 
Holdsel'ge Tage, wundersam erhellt,
 
Ein Glanz des Himmels sinkt auf diese Welt.
 
Es ist alsob den Blick nichts weiter bliebe
 
Als die drei Sterne: Frieden, Heil und Liebe.

25 december.

 
‘Vreed' op aard! In menschen welbehagen’
 
O verrukkend englenlied,
 
Dat, door tal van eeuwen voortgedragen,
 
Ook nog ons vertroosting biedt!
 
Blijf gedurig in ons hart weerklinken,
 
Doe er 't licht van d' open hemel blinken,
 
Wek in ons, bij ieder lot,
 
't Eindloos dankbaar: ‘eer zij God!’

Ph.R. Hugenholtz.

26 december.

 
Over 't wijde, vlakke veld der witbesneeuwde hei,
 
Door ijle boomen heen, 't kristallen water over,
 
Klinkt in de fijne lucht der klokken toongetoover,
 
Helder zilvergalmend, als een hymne, vroom en blij.
 
 
 
Zij luiden onvermoeid, in winterheldre lucht,
 
't Gebod van: ‘Vree op aard! In menschen welbehagen!’
 
De schoone les van liefde, die haat noch boosheid ducht.
 
 
 
Dan sterft de hymne weg, in zachtere, kalme slagen...
 
Een aangehouden toon, die natrilt in een zucht,
 
Ruischt weg van: ‘Vree op aard! In menschen welbehagen!’

Emisario.

[pagina 215]
[p. 215]

27 december.

 
Spreek zachtzinnig. Beter is 't
 
Dat de goedheid zich vergist,
 
Dan door barschheid te verbeuren
 
't Doel te treffen, dat zij mist.
 
Liefde is nooit geheel verkwist;
 
Hardheid sluit zich open deuren.

28 december.

 
Wij dragen hem uit: zijn tijd is daar.
 
Breng aan uw kransen
 
Van schoone gedachten
 
En daden; laat glansen
 
Wat ge onder hem wrocht als hulde op zijn baar;
 
Zacht roeme
 
Uw mond zijn weldaan; elk woord zij een bloeme
 
Voor 't doode Jaar.
 
 
 
De middernacht laat hoog in de lucht
 
Zijn sterren branden
 
Bij de uitvaart des dooden;
 
Onzichtbre handen
 
Breiden zacht het sneeuwen doodenkleed uit,
 
Heur leden
 
Gehuld in de rouwwade, sussen de steden
 
Haar wielgerucht.

Marie Boddaert.

29 december.

 
Maanden, komt, breng bloemen aan,
 
Die lucht is bleek met de laatste maan,
 
En het jaar, het jaar is dood!
 
Het is een koud, dood man in huis,
 
En ik wil het begraven met zang en geruisch
 
Van vallende bloemen......
 
Het jaar, ach, 't jaar is dood!....
 
 
 
Bloemen liggen om 't schoone hoofd,
 
Bloemen over de baar -
 
Maar het licht, ach, het licht is gedoofd
 
In de oogen van 't doode jaar.

Albert Verwey.

[pagina 217]
[p. 217]

30 december.

 
Blijde maanden van 't doode Jaar,
 
Vollegt zachter achter de baar
 
Dan toen gij volgdet na elkaar,
 
Armvollen dragend van blijde bloemen....
 
Eerste en laatste maanden, treedt
 
Langs de baar met sleepend kleed -
 
Uw preevlende lippen noemen
 
Spelend den naam van 't jaar
 
Ach, 't schoone jaar is dood!....

Albert Verwey.

31 december.

 
Nu open uw tasch door 't jaar gevuld,
 
Is 't jaar gekomen
 
Met vele beloften,
 
Maar heeft ontnomen
 
Veel meer dan hij eens u beloofde? .... Durft
 
Gij klagen?
 
Is het aan u of aan hem om te vragen?
 
Aan wien de schuld?
 
 
 
Nu vlei met ons den doode neer,
 
In 't stil Verleden.
 
Een jaar van uw leven
 
Is weggegleden!
 
Zaagt gij er velen gaan? Wacht gij er meer?
 
Hun namen
 
Herdenk! Want zij keeren; getuigen eens saam
 
Van uw Weleer.

Marie Boddaert.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken