Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Borgerliicke Huyshouding (1628)

Informatie terzijde

Titelpagina van Borgerliicke Huyshouding
Afbeelding van Borgerliicke HuyshoudingToon afbeelding van titelpagina van Borgerliicke Huyshouding

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.32 MB)

Scans (24.27 MB)

XML (0.08 MB)

tekstbestand






Genre

drama

Subgenre

blijspel / komedie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Borgerliicke Huyshouding

(1628)–Lucas Zasy–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Eerste Handelingh. Vijfde Uytkomst.

Vader des Huys-ghesins.
 
Wat heeft een hert oprecht, een vroom en Trouw-Huys-Vader
 
Te sorghen al, eer hy te recht brenght alle gader
 
Twelck te besorghen is, van dat zijn Vrouw eerst baert,
 
Tot dat sijn laetste Zoon Mannelick is bejaert?
 
’Tis al maer kinder werck soo langh men slechts moet spreijen
 
Tot rust en vrolickheyt een bedde voor hun beyen.
 
Te koopen twee paer Schoen en Hoosen is al niet:
 
Een kint, of twee, oock wel een weynigh verder siet
 
Maer tis dan noch maer eerst ghedobbelt om de steenen.
 
Doch soo wanneermen ’teen om ’tanders wil moet speenen
 
En dat wat menichmael, dan siet het vry wat suer,
 
Wantmen dan rusten mach dagh noch nacht eenigh uer.
 
Ich hebb’ nu menigh Iaer dien seghen wel ghenoten,
 
Maer s heeft my als een vloeck wel menichmael verdroten.
 
Ende ten waer ick was ghesterckt door Godes gheest
 
Langh was ick in cleynmoed, of desperaet gheweest.
 
Wanneer, ghelijckmen seyt, mijn kindren sijn ghekomen
[Folio  B3r]
[fol.  B3r]
 
Door de cluten, heeft Godt haer weer van my ghenomen,
 
Men weet wel hoe’t daer gaet. Al droefheyt en verdriet,
 
Sonder droefheyt en kost sulcks al doch niet gheschiet.
 
Watmen t’saem schrabben kan, by een grijpen en vanghen,
 
Moetmen al, ja noch meer dick, aen den kind’ren hanghen.
 
Van enckel sorghe draegh ick, siet, so grijsen kop
 
Dewijl de sorgh dick heeft ghesteghen inden top.
 
Om niet te segghen al: stel ick noch al ter zijden,
 
Twelckmen van sijn huys-boon menichmael heeft te lijden
 
Waer van, verweckt wanneer tot toorne was yemant,
 
Wenst, dat Huysboden veel mocht houden sijn vyant.
 
In dit deel hebb’ ick noch niet al te seer te claghen,
 
Want onse Roel en May, haer redelicken draghen.
 
Roel drinckt somtijts een Kruyck: de Weerdinn’ luyst sijn tas,
 
En wenst dickwils, datter wat meerder ghelt in was:
 
Maer hy dient trouw, en is vlytigh in gaen en komen
 
Hoe kanmen alle deughd’ in eenen dienaer nomen?
 
May is sowat goet praets, en heeft veel wints int hooft
 
Maer ’tis een trouwe meyt, die als een Muyle flooft.
 
Van all’s en kan’t niet zijn, Reyn, suyvel, schoone Vrouwe:
 
En g’lijckse piepen nu soo songhen oock de ouwe.
 
Maer ’tis dus verr’ God-danck, dat ick den meesten noot
 
Nu overkomen schijn: dewijl mijn Sonen groot
 
Tot mannelick verstant en kennis zijn ghesteghen:
 
God gheef haer wijders nu sijn’ Heyl’gen Geest en zeghen.
 
Drie Sonen hebb’ ick noch in’t leven, van wien d’een
 
Van Ionghs geheylicht is ten dienste Gods alleen.
 
Om sijn kerck en ghemeynt door’t heyl’ge woort te stichten,
 
En met Godsaligheyt deselve voor te lichten.
 
De tweede, hoop ick, sal wesen voor’t Vaderlant,
 
Waer toe van Ieuget aen in hem sijn ingeplant.
 
De Previlegien out, en politijcke Wetten
 
Daer s’Lants Inwoonders haer schreden moeten na setten.
 
De derde die is jongh, en onervaren doch
 
Ick hoop hy sal mijn woort en Wet bewaren noch.
 
De Ionghste, meyn ick, sal by my in huyse blijven,
 
Om als hy jarigh is den Coophandel te drijven.
 
Den Tweeden wacht ick thuys sijnde ghepromoveert
[Folio  B3v]
[fol.  B3v]
 
En in de Rechten gantsch volcomen ghestileert.
 
Den Outsten heb ick nu door brieven thuys ontboden:
 
Dewijl ick hebb’ verstaen, dat hy in allen noden
 
Machtigh te stoppen is, aller Godloosen mont
 
Die niet en snijden recht Gods woort alleen ghesont.
 
Soo ga ick dan naer huys, en wil haer daer verbeyden,
 
God bidden, dat hy haer ghesont wil thuys gheleyden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken